Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:
Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



22 augustus 2000

Strafkamer

nr. 323-99-V

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen de

beslissing van de Kantonrechter te Amsterdam van 7

januari 1999 betreffende:

[betrokkene], wonende te [woonplaats].

1. De beslissing van de Kantonrechter

De Kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard.

De beslissing van de Kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2. Geding in cassatie

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. Het beroep-schrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing, de beslissing van de Officier van Justitie en de inleidende beschikking en tot restitutie van hetgeen door de betrokkene tot zekerheid is gesteld.

3. Beoordeling van de bestreden beslissing

3.1. Bij inleidende beschikking is aan de betrokkene met toepassing van art. 5 WAHV een administratieve sanctie opgelegd terzake van “Overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (verkeersbord A1); meer dan 35 t/m 40 km per uur” op 28 maart 1998 te 16.00 uur op de A10 noord te Amsterdam met het motorvoertuig met het kenteken [..].

3.2. De in het zaakoverzicht van het CJIB opgenomen toelichting van de verbalisant houdt onder meer in:

“De gereden snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting getest en op de voorgeschreven wijze gebruikt verkeersmeetmiddel.

De gemeten snelheid: 141 km per uur

Geconstateerde/gecorrigeerde snelheid : 136 km per uur

Toegestane snelheid: 100 km per uur

Merk/ soort meetmiddel: pro laser

(…)

De geconstateerde snelheid is het resultaat van een uitgevoerde correctie op de gemeten lasersnelheid, overeenkomstig de richtlijn van de Vecom”.

3.3. De Officier van Justitie heeft het door de betrokkene tegen de oplegging van de sanctie ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen diens beslissing heeft de betrokkene beroep ingesteld bij het Kantongerecht.

Het desbetreffende beroepschrift houdt onder meer in:

“Ik ben het niet eens met uw beslissing omdat (volgens mijn informatie) op de “pleegdatum” van genoemde overtreding het gebruik door de politie van laserapparatuur niet officieel was toegestaan voor het vaststellen van snelheidsovertredingen”.

3.4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Kantongerecht waarop het beroep is behandeld houdt onder meer in:

“Betrokkene licht ter terechtzitting het beroepschrift als volgt toe:

De laser is volgens mij een nog niet bij de wet toegestaan meetmiddel. Dit meetmiddel was ten tijde van de constatering van de gedraging niet in de wet opgenomen. De laser ontbeert derhalve wettelijke basis. Er wordt kennelijk aan gewerkt, maar het is nog niet zover.

Verweerder licht zijn opvatting als volgt toe:

Sedert 2 oktober 1997 is de laser-gun geijkt en

vanaf die datum een toegelaten meetmiddel”.

3.5. In cassatie klaagt de betrokkene allereerst dat hij bij de behandeling van het beroep door de Kantonrechter in zijn verdediging is beknot. Voor hetgeen de betrokkene dienaangaande aanvoert kan echter geen steun worden gevonden in het proces-verbaal van de terechtzitting van het Kantongerecht, zodat, nu dat proces-verbaal voor de Hoge Raad de enige kenbron is van hetgeen op die terechtzitting is voorgevallen, die klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie kan leiden.

3.6. Voorts klaagt de betrokkene over de verwerping door de Kantonrechter van zijn hiervoor onder 3.3 en 3.4 weergegeven verweer.

3.7. Ingevolge art. 1, aanhef en onder a, van de Regeling meetmiddelen politie van 7 juli 1997/Nrs EA97/U2194 en 638828/597/GBJ, Stcrt 1997, 129, (hierna: de Regeling) moet voor het gebruik van snelheidscontrolemeters, met uitzondering van de standaardsnelheidsmeter in politievoertuigen, een verklaring van onderzoek zijn afgegeven door het Nederlands Meetinstituut NMi N.V. waaruit blijkt dat deze voldoen aan de eisen als vermeld in de bijlage behorend bij die Regeling.

In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat de onderhavige snelheidsovertreding is geconstateerd met behulp van een zogenoemde Lasersnelheids(controle)me-ter. De bijlage bij de Regeling houdt omtrent de aan een zodanige snelheidscontrolemeter te stellen eisen niets in. Het onderhavige meetmiddel valt dus buiten het bereik van de Regeling, aangezien de daarin gestelde eis van een verklaring van onderzoek van het NMi N.V. is gerelateerd aan de in de bijlage bij de Regeling genoemde meetmiddelen en het onderhavige meetmiddel daarin niet wordt genoemd.

3.8. Geen rechtsregel brengt mee dat ter constatering van een snelheidsoverschrijding als de onderhavige slechts gebruik mag worden gemaakt van bij of krachtens de wet uitdrukkelijk voorziene meetmiddelen. Uit de enkele omstandigheid dat bij een dergelijke constatering een meetmiddel is toegepast, voor het gebruik waarvan geen wettelijke regeling voorhanden is volgt dus op zichzelf niet dat de rechter het resultaat van de verrichte meting niet zou mogen betrekken bij zijn oordeel dat de gedraging is verricht (vgl. HR 24 maart 1998, NJ 1998, 536 en

HR 26 januari 1999, NJ 1999,511). Dat neemt niet weg dat de rechter, indien in een dergelijk geval de betrouwbaarheid van de desbetreffende meting wordt aangevochten, zal moeten doen blijken van een onderzoek naar de vraag of het meetmiddel voldoet aan en is gebruikt met inachtneming van de daaraan uit een oogpunt van betrouwbaarheid te stellen eisen.

3.9. Het verweer en de daarop voortbouwende in cassatie opgeworpen klacht stoelen onmiskenbaar op de opvatting dat de enkele omstandigheid dat het onderhavige meetmiddel niet wordt vermeld in de bijlage bij de Regeling en evenmin bij enige andere wettelijke regeling is voorzien, meebrengt dat het resultaat van de meting niet mag bijdragen tot het oordeel dat de gedraging is verricht. Die opvatting is, naar uit het vorenoverwogene volgt, onjuist, zodat de Kantonrechter het verweer terecht heeft verworpen, wat er zij van hetgeen zij dienaangaande heeft overwogen. De tegen die verwerping gerichte klacht treft dus geen doel.

3.10. Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beslissing ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep

Dit arrest is gewezen door de vice-president

W.J.M. Davids als voorzitter, en de vice-president

C.J.G. Bleichrodt, en de raadsheren G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, F.H. Koster en H.A.M. Aaftink, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 22 augustus 2000.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature