Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Erfrecht.

Procesrecht.

Hoger beroep tegen gedeeltelijke afwijzing verzoek om inlichtingen niet appellabel.

Geen belang bij hoger beroep nu inlichtingen zijn verstrekt vóór het indienen van het beroepschrift.

Verdeling onroerende zaken in Frankrijk naar Frans recht? Frans legaat om testamentaire verdeling naar Nederlands recht te corrigeren.

Lichte c.q. eenvoudige vereffening als middel om weigerachtige erfgenaam

(die zwart geld vermoed) tot medewerking te dwingen?

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 13 april 2017

Zaaknummer: 200.196.089/01

Zaaknummer eerste aanleg: 3314821/14-5023 en 4628681/15-9445

in de zaak in hoger beroep van:

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna te noemen: [appellante] ,

advocaat: mr. S.J. Dijkstra te Den Haag,

tegen

[verweerder 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

[verweerster 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

[verweerster 3] ,

wonende te [woonplaats] ,

[verweerder 4] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerders,

hierna te noemen: [verweerders c.s.] ,

advocaat: mr. G.H.G. Reitsma-van Riel te Hoofddorp.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 7 april 2016.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 5 juli 2016, heeft [appellante] verzocht voormelde beschikking te vernietigen, naar het hof begrijpt, alleen voor zover daarin afwijzend is beslist op het eerste gedeelte van haar (tegen)verzoek gedaan bij ‘Antwoord op het aanvullend verzoekschrift sinds de zitting op 3 november 2014’ van 13 januari 2016 en opnieuw recht doende het verzoek alsnog toe te wijzen, althans te beslissen zoals het hof passend acht, kosten rechtens. Het beroepschrift houdt tevens een vermeerdering van verzoek in, namelijk om de beslissing te versterken met een dwangsom.

2.2.

Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 27 september 2016, hebben [verweerders c.s.] verzocht [appellante] in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2017. Bij die gelegenheid zijn partijen en hun advocaat gehoord.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen in eerste aanleg op 3 november 2014 en 17 maart 2016.

3 De beoordeling

3.1.

Het hof gaat uit van de volgende feiten.

3.1.1.

[appellante] en [verweerster 3] zijn de dochters van mevrouw [erflaatster] (hierna te noemen: erflaatster), geboren op [geboortedatum] 1940 te [geboorteplaats] , Nederlands-Indië, en overleden op 4 februari 2014 in de gemeente Borsele. Het laatste woonadres van erflaatster was in Nederland.

[verweerder 1] , [verweerster 2] en [verweerder 4] zijn de kinderen van [erflater] (hierna te noemen: erflater), die op 16 maart 2009 is overleden.

Erflaatster en erflater waren met elkaar in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, voor beiden in tweede echt.

3.1.2.

In het testament van erflaatster van 8 juni 1995 staat onder II. Algemene bepalingen en A.:

Het is mijn wens dat de kinderen geboren uit het eerste huwelijk van mijn echtgenoot en mijn kinderen, per persoon uit mijn nalatenschap een gelijk bedrag of waarde zullen genieten. Ik verzoek mijn eigen kinderen deze wens te respecteren en zich niet met een beroep op hun legitieme portie of op andere wijze tegen de vervulling van deze wens te verzetten.

Onder II. C. staat:

Voor het geval een van mijn kinderen zich tegen enige bepaling van dit testament verzet, of (…) stel ik dat kind uitdrukkelijk in de legitieme. (…)

Onder V. Gelijktijdig/ na elkaar overlijden, staat:

Voor het geval dat ik gelijktijdig met of na mijn voornoemde echtgenoot mocht komen te overlijden, benoem ik tot de enige erfgenamen van mijn nalatenschap, tezamen en voor gelijke delen mijn kinderen en de kinderen geboren uit het eerste huwelijk van mijn echtgenoot (…).

De erfgenamen hebben haar nalatenschap beneficiair aanvaard.

3.1.3.

Overgelegd is een met de hand opgemaakte stuk, opgemaakt te [plaats] , Frankrijk, op 28 oktober 1996, waarvan de vertaling luidt:

Ondergetekende, mevrouw [erflaatster] , echtgenote van de heer [erflater] , woonachtig [adres] te [postcode] [woonplaats] , Nederland,

legateert gemeenschappelijk aan: [hof: lègue conjointement à]

[verweerder 4] , geboren op [geboortedatum] 1968,

[verweerster 2] , geboren op [geboortedatum] 1969,

[verweerder 1] , geboren op [geboortedatum] 1971,

elk [hof: chacun] twee zestigste onverdeeld aandeel in de onroerende zaken, deel uitmakende van een onroerende zaak gelegen te [plaats] (Var), aangeduid als (…),

alsmede in de onroerende zaken in een onroerende zaak gelegen in dezelfde gemeente,

aangeduid als (…).

Dit legaat wordt gemaakt onverminderd het recht van vruchtgebruik verleend aan de heer [erflater] .

Het hof merkt hierbij op dat in de handgeschreven Franse tekst vóór het woordje chacun (vertaald met: elk) staat chaque of chaqun (de laatste letter is niet goed leesbaar) met twee strepen erdoorheen, kennelijk bedoeld als doorhaling.

Voorts bevindt zich in het dossier een brief van een Franse notaris gedateerd 6 november 1986 waarin aan erflater en erflaatster kopieën van de hierna te noemen Donations entre époux worden toegezonden, in welke brief onderaan met de handgeschreven bijgeschreven staat dat ook een kopie van het testament van erflaatster wordt toegezonden (PS: je vous jouis également copie du testament de Madame [erflaatster]), waarmee kennelijk wordt gedoeld op het legaat van 28 oktober 1996.

3.1.4.

Voorts zijn overgelegd twee door een notaris opgemaakte stukken aangeduid als Donations entre époux, waarvan de vertaling betreffende de schenking van erflater aan erflaatster (die van erflaatster aan erflater is inhoudelijk gelijkluidend, maar is vanwege de voorwaarde niet van toepassing) luidt (voor zover van belang):

is verschenen

de heer [erflater] , woonachtig [adres] , [postcode] [woonplaats] (Nederland),

die bij dezen een schenking heeft gedaan tussen levenden aan de mevrouw [erflaatster] , zijn echtgenote, met hem samenwonend, voor het geval dat zij hem mocht overleven en dat ten tijde van zijn overlijden geen beslissing tot scheiding van tafel en bed in kracht van gewijsde mocht zijn gegaan,

alhier aanwezig, die uitdrukkelijk aanvaardt:

het vruchtgebruik van alle roerende en onroerende zaken, rechten en rechtsvorderingen betreffende roerende en onroerende zaken welke ten tijde van zijn overlijden aan schenker toebehoren en deel uitmaken van zijn nalatenschap, zonder enige uitzondering of voorbehoud, teneinde er gedurende haar leven, vanaf de dag van overlijden van schenker het genot van te hebben.

3.1.5.

Het vermogen van erflaatster was per 23 april 2009 onder (beschermings)bewind gesteld, met [verweerder 1] en [verweerster 3] als bewindvoerders. Na het overlijden van erflaatster is de eindrekening en verantwoording aan de kantonrechter overgelegd.

3.1.6.

De onroerende zaken in Frankrijk zijn ten tijde van het geding in eerste aanleg verkocht en getransporteerd. Bij een (Nederlandse) notaris staat de opbrengst in depot. In dat depot zijn tevens de banktegoeden van erflaatster gestort. Een concept boedelbeschrijving is door [verweerder 1] overgelegd bij e-mail aan de kantonrechter van 18 maart 2016. Dit depot vormt daarmee (vrijwel) de gehele boedel (wellicht dat er nog foto’s en sieraden van erflaatster zijn te verdelen) en afgezien van het ‘zwarte’ geld waarvan [appellante] vermoedt dat bestaat (bijvoorbeeld bij een buitenlandse bank of in een kluis).

3.2.

De verdeling

3.2.1.

Tussen partijen is de verdeling van de nalatenschappen van erflater en erflaatster in geschil. [verweerders c.s.] stellen zich op het standpunt dat er geen zwart geld (meer) is, dat de boedel bestaat uit het vermogen dat bij de notaris in depot staat en dat elk van partijen gerechtigd is op éénvijfde deel, overeenkomstig de wens van erflater en erflaatster, althans als alleen Nederlands (erf)recht van toepassing is.

Naar het hof begrijpt is het volgende gebeurd. De door erflaters ingeschakelde Franse notaris was van mening dat op de verdeling van de Franse onroerende zaken Frans recht van toepassing en ( mogelijk ) dat daardoor geen gevolg kon worden gegeven aan de testamentaire wens van erflaatster om aan elk van de vijf kinderen 20% toe te delen. Voor dat geval is het legaat opgemaakt, namelijk om te bewerkstelligen dat er weer een gelijke verdeling zou komen.

[verweerders c.s.] berekenen dit als volgt: [verweerder 1] , [verweerster 2] en [verweerder 4] zijn, als erfgenamen van erflater, samen gerechtigd voor de helft krachtens verdeling van de huwelijksgemeenschap. Voorts hebben zij krachtens de Franse notariële akte van 28 oktober 1996 elk recht op 2/60ste deel van de andere helft, derhalve in totaal 6/60ste deel, ofwel 10%, zodat zij in totaal recht hebben op 60%, elk op 20%. [appellante] en [verweerster 3] hebben dan recht op 40%. Ofwel ieder ook op 20%.

3.2.2.

[appellante] heeft nog geen concreet voorstel voor een verdeling gedaan (zij heeft ook geen percentage genoemd van het depot waarop zij aanspraak maakt). Zij stemt niet in met de boedelbeschrijving omdat zij meent dat er nog zwart geld op buitenlandse bankrekeningen staat of in een kluis ligt.

Voorts stelt zij de verhouding tussen het testament en het legaat aan de orde. Zo stelt zij, onder verwijzing naar artikel 4:112 BW (hoewel zij ook stelt dat Frans recht van toepassing is), dat het testament van 8 juni 1995 is achterhaald door de Franse akte van 28 oktober 1996 (punt 5 verweerschrift). Hoe de verdeling in dat geval komt te luiden, wordt niet uiteengezet.

Daarentegen stelt [appellante] vraagtekens bij de geplaatste handtekening onder de met de handgeschreven wilsbeschikking van 28 oktober 1996 (die zou afwijken van die onder haar Donation entre époux) en meent dat die een nader onderzoek verdient (punten 12 en 13 verweerschrift eerste aanleg). Een stellige betwisting als bedoeld in artikel 159 lid 2 Rv valt in dit verweer evenwel niet te lezen (zoal niet Frans recht van toepassing is). Niet duidelijk is dan wat beoogd wordt met deze stellingen en wat de gevolgen zijn voor de verdeling. Een toereikende onderbouwing wordt niet gegeven.

Ten slotte werpt [appellante] de vraag op of erflaatster in de akte van 28 oktober 1996 heeft bedoeld om twee/zestigste van haar aandeel aan de drie kinderen [de kinderen van erflater] gezamenlijk te willen nalaten dan wel dat zij heeft bedoeld om het twee/zestigste deel aan ieder van hen na te laten (13 verweerschrift). Dit verweer strookt naar het oordeel van het hof voorshands niet met het gebruik van het woord ‘chacun’. De bedoeling van het legaat, zoals [verweerders c.s.] stellen, wordt overigens niet, althans niet gemotiveerd betwist.

Wat er ook zij van al deze stellingnames, zij moeten kennelijk leiden tot een voor haar groter deel van de nalatenschap, dan voor de anderen, en doet daarmee geweld aan aan de wens van erflater en erflaatster om elk van de vijf kinderen een gelijk deel te laten toekomen. Een rechtvaardiging daarvoor wordt door [appellante] niet gegeven.

3.2.3.

Uit vorenstaande en het behandelde ter zitting is gebleken dat partijen verdeeld zijn over de verdeling van het depot dat onder de notaris rust en hen nog een lange en kostbare weg van procederen voor de boeg staat. Schikkingsonderhandelingen tussen partijen tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben niet tot overeenstemming geleid.

In rechtsoverweging 2.6 heeft de kantonrechter geoordeeld dat in het onderhavige geding geen plaats is voor een rechterlijke beslissing aangaande de verdeling. Een dagvaardingsprocedure tot verdeling zal uitkomst moeten bieden. Tegen dit oordeel is geen grief gericht zodat deze kwestie buiten de rechtsstrijd in hoger beroep ligt. Het hof kan evenmin een beslissing geven.

3.2.4.

Het staat partijen wel vrij om in onderling overleg, eventueel met bemiddeling van de boedelnotaris, een gehele of partiële verdeling overeen te komen.

Het hof geeft partijen in overweging gezamenlijk de notaris in te schakelen om te adviseren en vooral ook zelf berekeningen te maken van de financiële consequenties opdat niet wordt geprocedeerd over een belang dat naar achteraf blijkt, van geringe omvang is.

3.3.

De ontvankelijkheid

3.3.1.

In dit geding hebben [verweerders c.s.] , kennelijk met de bedoeling om uit de impasse te geraken, een verzoekschrift ingediend met het ‘verzoek tot toestemming voor eenvoudige vereffening en bepaling van de bevoegdheden van de gezamenlijke vereffenaars, subsidiair verzoek tot benoeming van een of meer vereffenaar(s)’. Het verzoek om toestemming te verlenen voor de verkoop en levering van de onroerende zaken in Frankrijk is komen te vervallen. Deze zaken zijn inmiddels verkocht en geleverd.

Verzocht wordt (primair):

1. te bepalen dat de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] op lichte c.q. eenvoudige wijze kan worden vereffend;

2. aan verzoekers op grond van artikel 4:198 BW de bevoegdheid toe te kennen als gezamenlijk vereffenaar op te treden, met uitzondering van mevrouw [hof: [appellante] .

3.3.2.

[verweerders c.s.] stellen zich op het standpunt dat de vereffening reeds is voltooid. Is dat het geval dan hoeft niet meer beslist te worden op de verzoeken (rov. 2.4 van de bestreden beschikking). Het verzoek ziet op het verkrijgen van een beslissing met die strekking omdat [appellante] anders van mening is.

[appellante] stelt dat de vereffeningsprocedure nog niet formeel kan worden afgerond omdat er geen inzicht bestaat in het vermogen in het buitenland. Volgens haar kan niet worden uitgesloten dat aan dit vermogen schulden zijn verbonden (zij doelt dan op fiscale naheffingen).

3.3.3.

[appellante] verlangt, naar het hof begrijpt om dit verweer nader te kunnen onderbouwen, over de volledige en complete administratie te beschikken, zodat zij een volledige en gelijkwaardige positie zal verkrijgen met [verweerders c.s.] Zij heeft daartoe het hiervoor (rov. 2.1) genoemde (tegen)verzoek gedaan.

3.3.4.

De kantonrechter heeft in het dictum van de beschikking van 7 april 2016 het tegenverzoek afgewezen, met dien verstande dat wel is bepaald dat [verweerder 1] en [verweerster 3] (de bewindvoerders) aan haar inzage zullen geven in het bewindsdossier met het oog op onderzoek naar buitenlands vermogen. Iedere verdere beslissing is aangehouden. Daartegen keert zich het hoger beroep.

3.3.5.

Het hof neemt eerst de ontvankelijkheid van dit hoger beroep in overweging.

De beschikking waarvan beroep is immers een tussenbeschikking waartegen alleen hoger beroep openstaat tegelijk met dat van de eindbeschikking, tenzij de rechter anders heeft bepaald, artikel 358 lid 4 Rv . De kantonrechter heeft niet anders bepaald.

Deze regel is niet van toepassing als sprake is van een zogenaamde deelbeschikking, dat is een beschikking waarin in het dictum definitief wordt beslist op enig deel van het verzochte, en die overigens een interlocutoir is.

In het onderhavige geval heeft de kantonrechter in het dictum beslist op het tegenverzoek en in zoverre lijkt de beschikking op een deelbeschikking.

De regel voor appellabiliteit van een deelbeschikking geldt evenwel niet voor die beschikkingen waarin weliswaar op enig deel van het verzochte in het dictum (definitief) wordt beslist, maar welke beslissing alleen dient voor de voortgang en instructie van de zaak, HR 22 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK1639, rov. 3.3.2. Daarvan is hier sprake.

Het verzoek van [appellante] om informatie is immers niet de inzet van het geding, het is geen zelfstandig verzoek, maar dient om het verweer tegen het verzoek van [verweerders c.s.] te onderbouwen en derhalve ter beantwoording van de vraag of de vereffening is voltooid. Of, zoals de kantonrechter het uitdrukte (slotzin van rov. 3.8): ‘Verweerster kan in het bewindsdossier speuren naar buitenlands vermogen’.

Het betreffende verzoek is evenmin aan te merken als een verzoek om een provisionele voorziening te treffen.

Er staat mitsdien geen hoger beroep open van deze tussenbeschikking.

Het hoger beroep is mitsdien niet-ontvankelijk.

3.4.

Het hoger beroep

3.4.1.

Het hof is zich ervan bewust dat met deze beslissing de voortgang van de afwikkeling van de nalatenschappen niet is gediend. Het overweegt daarom, en ter voorkoming van appel na de eindbeschikking in eerste aanleg op dezelfde gronden, en vanwege de proceskostenbeslissing, nog het volgende.

3.4.2.

[verweerders c.s.] hebben - na de bestreden beschikking en vóór de indiening van het beroepschrift - alsnog de gehele administratie aan [appellante] in digitale vorm, pdf’jes, per e-mail ter beschikking gesteld, dus niet alleen beperkt tot het bewindsdossier. Dit bestand omvat 2.724 pagina’s en betreft scans van administratie uit een flink aantal ordners. In dit licht komt de vraag op wat het belang van [appellante] is bij het hoger beroep.

In grief 1 wordt opgekomen tegen de afwijzing van het tegenverzoek. Dat is afgewezen voor zover het betreft het voorstel de relevante informatie naar een financieel rechercheur en de belastingdienst te sturen. Blijkens de grief, en ook overigens in het beroepschrift, wordt niet opgekomen tegen deze afwijzing. Voor zover grief 1 zich keert tegen de afwijzing van het overleggen van de administratie, anders dan uit het bewindsdossier, heeft de grief naast grief 2 geen zelfstandige betekenis.

In grief 2 wordt opgekomen tegen de beperkte toewijzing van het verzoek. Bij die grief heeft [appellante] geen belang want zij beschikt thans over de hele administratie althans heeft zij onvoldoende onderbouwd dat het standpunt van [verweerders c.s.] dat er niet meer administratie is, onjuist is. Het hof verwijst naar hetgeen wordt overwogen onder r.o. 3.4.4.

3.4.3.

Ter zitting van het hof heeft [appellante] zich beklaagd over de toegankelijkheid van aangeleverde stukken, zij wil de beschikking krijgen over de volledige administratie, althans de originele stukken kunnen doornemen.

Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] bij dit verzoek onvoldoende belang. Zij kan het doen met de digitale versie. Zij kan niet van [verweerders c.s.] verlangen dat zij de administratie ordenen, labelen, onderzoeken, enz. ten behoeve van het door haar te voeren verweer. In de onderhavige tijd volstaat een digitale versie. Niet valt in te zien dat [appellante] daarin niet kan vinden wat uit het originele stuk wel blijkt. Overigens hebben [verweerders c.s.] zich bereid verklaard de ordners bij de notaris te deponeren, zodat specifieke stukken door [appellante] kunnen worden geraadpleegd. [appellante] moet derhalve thans in voldoende mate in staat te zijn om haar verweer nader te kunnen onderbouwen. Dat het doorspitten van 2.724 pagina’s tijdrovend is moge zo zijn, maar dit is een gevolg van haar wens om de volledige administratie ter beschikking te krijgen.

3.4.4.

[appellante] stelt vervolgens dat de geleverde stukken niet compleet zijn. Een overzicht van ontbrekende stukken wordt evenwel niet gegeven. Overigens bestaan er geen aanwijzingen dat ontbrekende stukken wel bij [verweerders c.s.] aanwezig zijn. In dit verband hebben zij opgemerkt dat erflater en erflaatster de administratie zelf hebben opgeschoond en dat zij niet meer kunnen tonen dan gedaan, dat geldt in het bijzonder ook voor de dagboeken van erflaatster.

3.4.5.

Ter zitting van het hof is gebleken dat niet zijn gescand de stukken van de 24-uurszorg die erflaatster ontving (zij was Alzheimerpatiënte). Niet gebleken is van enige relevantie van deze stukken voor het onderzoek naar zwart geld.

Tot de niet overgelegde stukken behoren ook de fotoboeken. [appellante] heeft ter zitting aangegeven ook daarover de beschikking te willen krijgen zodat zij kan nagaan wanneer erflater en erflaatster in het buitenland zijn geweest en waar. Naar het oordeel van het hof staat dit verzoek in te ver verband met het doel, het achterhalen van zwart geld. [verweerders c.s.] hebben evenwel aangegeven de fotoboeken bij de boedelnotaris te willen brengen. [appellante] kan dan foto’s van de foto’s en eventuele bijgeschreven teksten maken of de fotopagina’s zelf inscannen. Daarmee kan worden volstaan.

3.4.6.

In grief 3, een vermeerdering van verzoek, vraagt [appellante] de veroordeling om inzage te geven te versterken met een dwangsom. Het hof acht daarvoor geen plaats nu in het geheel niet is gebleken, dat [verweerders c.s.] relevante informatie hebben achtergehouden. Ook niet is geconcretiseerd welke specifieke, relevante informatie wordt achtergehouden.

3.4.7.

De conclusie is dan dat de grieven, ware het ontvankelijk, niet tot een andere beslissing over het tegenverzoek kan leiden.

3.5.

Het hof is van oordeel dat [appellante] in de proceskosten als bedoeld in artikel 289 Rv in hoger beroep moet worden veroordeeld. Niet alleen is dit hoger beroep nodeloos ingesteld vanwege de niet-ontvankelijkheid, dat is het ook vanwege het ontvangen van de volledige administratie voorafgaande aan het instellen van het appel, als gevolg waarvan het belang is komen te ontvallen.

3.6.

In rechtsoverweging 3.7 van de bestreden beschikking heeft de kantonrechter overwogen dat [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat er toch nog ander zwart vermogen in het buitenland moet zijn. De kantonrechter heeft inzage in het bewindsdossier gelast opdat [appellante] in dat dossier kan speuren naar buitenlands vermogen (rov. 3.8).

De zaak wordt daartoe terugverwezen naar de kantonrechter voor verdere behandeling van de resultaten van de speurtocht.

4 De beslissing

Het hof:

verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in hoger beroep;

veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [verweerders c.s.] gevallen tot op heden begroot op nihil voor griffierecht en op € 1.788,- voor salaris advocaat (2 punten tarief II) en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

verwijst de zaak naar de kantonrechter voor verdere afdoening.

Deze beschikking is gegeven door mrs. mr. W.H.B. den Hartog Jager, mr. Y.L.L.A.M. Delfos-Roy, mr. A.R. Autar en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature