Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte steekt met een nagelvijl in de hals van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op de dood.

Vordering benadeelde partij: verdachte verzoekt om niet-ontvankelijkverklaring in verband met een beroep op eigen schuld van het slachtoffer. Het hof verwerpt dit verweer.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-000030-15

Uitspraak : 8 februari 2016

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 december 2014 in de strafzaak met parketnummer 02-800665-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] 1966,

wonende te [woonplaats] , [adres] .

Hoger beroep

De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de verdachte ter zake van ‘poging tot doodslag’ veroordeeld tot een gevangenisstraf van 107 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, proeftijd twee jaren, alsmede tot een taakstraf van 150 uren. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 1.600,- terwijl voor datzelfde bedrag de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd.

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, en opnieuw rechtdoende de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 750,00 ter zake van immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.

Door de verdediging is een strafmaatverweer gevoerd en verzocht om de vordering van de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk te verklaren.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 21 juli 2013 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een nagelvijl/nagelschaar, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals(streek) en/of het gezicht van [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

zij op 21 juli 2013 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een nagelvijl in de hals(streek) en het gezicht van [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Door het hof gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.

Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de

feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Uit de bewijsmiddelen is het hof gebleken dat verdachte met een nagelvijl meermalen in het gezicht en - met name - de hals(streek) van aangever heeft gestoken. Gelet op het geconstateerd letsel bij aangever - twee steekwonden in het gezicht en één boven het sleutelbeen; de medische verklaring spreekt onder meer van een steekwond boven sleutelbeen links (p. 71) en aangever spreekt in dit verband over een snee in de hals met twee hechtingen (p. 44) - is de kans dat verdachte daarbij vitale delen, met name de halsslagader, in het lichaam zou raken en dat aangever hierdoor zou komen te overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Het hof is gelet op de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht (stekende bewegingen met een nagelvijl in de richting van en in de halsstreek van het slachtoffer) van oordeel dat verdachte met haar gedragingen willens en wetens deze aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Het ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

poging tot doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Op te leggen straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Het hof overweegt daarbij dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf, dat veel slechter had kunnen aflopen met het slachtoffer. Bovendien is het feit gepleegd op een openbaar terras ten overstaan van publiek, terwijl verdachte, naar eigen zeggen (p. 56), “strontbezopen” was.

Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt voor de duur als door de advocaat-generaal gevorderd en door de rechtbank opgelegd. Dit houdt in een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, zodat verdachte niet terug hoeft in detentie.

Daarnaast is de gevorderde taakstraf passend en geboden. Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding om de taakstraf te matigen.

Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.073,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.600,00.

De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.

Door de verdediging is aan de orde gesteld dat er aan de zijde van de benadeelde partij sprake is van eigen schuld en dat de vordering om die reden geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

Naar het oordeel van het hof is in dit strafgeding de vraag naar de eigen schuld van de benadeelde partij voldoende kunnen worden onderzocht en is uit het onderzoek ter terechtzitting geen zodanige eigen schuld van de benadeelde in de zin van artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek aannemelijk geworden dat daarmee bij de bepaling van de schadevergoeding rekening dient te worden gehouden. Het verweer wordt derhalve verworpen.

Het hof is van oordeel dat de schadepost ter zake het eigen risico onvoldoende is onderbouwd terwijl nader onderzoek hiernaar het strafgeding onevenredig zou belasten, zodat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

De schade ter zake verlies van arbeidsvermogen acht het hof, anders dan de advocaat-generaal en de raadsman, wel voldoende onderbouwd, zodat deze post zal worden toegewezen.

Met betrekking tot het gevorderde smartengeld ad € 1.600,- overweegt het hof dat de benadeelde partij op het moment dat hij vechtenden uit elkaar aan het halen was, door verdachte is gestoken. Verdachte heeft daaraan het gevoel overgehouden dat hij geluk heeft gehad het er levend vanaf te hebben gebracht. Daarnaast heeft de benadeelde partij van het incident veel pijn ondervonden en heeft hij daarvan, blijkens zijn verklaring bij de rechter-commissaris, onder zijn rechteroor een litteken overgehouden. Die plaats is gehecht blijkens de bij de vordering overgelegde foto van die verwonding. Een en ander levert immateriële schade op die door het hof naar billijkheid ten minste op een bedrag van € 1.000,00 wordt vastgesteld. Nader onderzoek naar het meer gevorderde zou het strafgeding onevenredig belasten, zodat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting derhalve voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.

Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, nu verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 107 (honderdzeven) dagen.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.123,75 (duizend honderddrieëntwintig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit € 123,75 (honderddrieëntwintig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.123,75 (duizend honderddrieëntwintig euro en vijfenzeventig cent) bestaande uit

€ 123,75 (honderddrieëntwintig euro en vijfenzeventig cent) materiële schade en

€ 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 (eenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Aldus gewezen door

mr. C.M. Hilverda, voorzitter,

mr. J.C.A.M. Claassens en mr. A.M.G. Smit, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,

en op 8 februari 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature