Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Aanvang verzet termijn. Daad van bekendheid in de zin van artikel 143 lid 2 Rv . In het onderhavige geval kan het door de gedaagde partij met de deurwaarder van de eisende partij gevoerde telefoongesprek niet worden aangemerkt als een daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis aan de gedaagde partij bekend is.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.161.846/01

arrest van 8 december 2015

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. H.G.M. Hilkens te Echt,

tegen

Stichting Wonen Limburg,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als SWL,

advocaat: mr. J.M.G.A. Sengers te Best,

op het bij exploot van dagvaarding van 15 december 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 22 oktober 2014, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] als opposant en SWL als geopposeerde.

1 Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 2908795 CV EXPL 14-3535)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding in hoger beroep met vijf grieven;

de memorie van antwoord met drie producties.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling

3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

Bij huurovereenkomst van 27 december 2007 heeft SWL aan [appellant] een woning in [plaats] verhuurd.

Vanaf 1 juli 2013 heeft [appellant] een huurachterstand laten ontstaan. De huurprijs bedroeg met ingang van 1 juli 2013 € 467,97 per maand.

SWL heeft een deurwaarderskantoor ingeschakeld om de achterstallige huur te innen. Bij brief van 25 oktober 2013 heeft dat deurwaarderskantoor [appellant] gesommeerd tot betaling binnen 14 dagen van de op dat moment bestaande huurachterstand van € 1.871,88 (hof: vier maanden huur) vermeerderd met de huur over de maand november 2013. In de brief is aangekondigd dat bij gebreke van tijdige betaling ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal worden gevorderd.

Begin november 2013 was de huurachterstand opgelopen tot € 2.339,85 (vijf maanden).

3.2.1.

Het beroepen vonnis van 22 oktober 2014 is gewezen in een verzetprocedure. Aan die procedure is een verstekprocedure vooraf gegaan. In die verstekprocedure vorderde SWL, kort gezegd:

 ontbinding van de huurovereenkomst;

 veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde;

 veroordeling van [appellant] tot betaling van € 2.339,85 aan achterstallige huur berekend tot en met november 2013, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de inleidende dagvaarding en vermeerderd met € 339,74 incl. btw aan buitengerechtelijke incassokosten;

 veroordeling van [appellant] tot betaling van de lopende huur ad € 467,97 per maand over de periode ingaande 1 december 2013 tot aan de dag van de ontbinding van de huurovereenkomst;

 veroordeling van [appellant] tot betaling van een schadevergoeding ad € 467,97 per maand over de periode vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot aan het eind van de maand waarin de ontruiming van de woning plaatsvindt;

met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.

Aan deze vordering heeft SWL ten grondslag gelegd dat [appellant] een aanzienlijke huurachterstand heeft laten ontstaan en dat gelet daarop van SWL niet te vergen is de huurovereenkomst nog te laten voortduren.

3.2.2.

Bij onder zaaknummer 2566372 CV EXPL 13-12526 gewezen verstekvonnis van 27 november 2013 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, de vorderingen toegewezen.

3.2.3.

Bij exploot van dagvaarding van 18 februari 2014 heeft [appellant] verzet ingesteld tegen het vonnis van 27 november 2013.

3.2.4.

Na wisseling van stukken in de verzetprocedure, heeft de kantonrechter in het nu beroepen vonnis van 22 oktober 2014 geoordeeld dat de verzettermijn al was verstreken toen [appellant] verzet instelde. Op grond van dat oordeel heeft de kantonrechter [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet.

3.2.5.

SWL heeft de woning vervolgens op 13 november 2014 op basis van het vonnis van 27 november 2013 laten ontruimen.

3.3.1.

[appellant] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd tegen het vonnis van 22 oktober 2014. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en tot:

 het ontvankelijk verklaren van [appellant] in zijn verzet;

 ontheffing van [appellant] van de bij het vonnis van 27 november 2013 tegen hem uitgesproken veroordelingen;

 afwijzing alsnog van de vorderingen van SWL;

 veroordeling van SWL om de huurwoning opnieuw aan [appellant] ter beschikking te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;

met veroordeling van SWL in de proceskosten.

3.3.2.

Het hof stelt voor de goede orde voorop dat het feit dat de woning inmiddels ontruimd is, aan [appellant] niet het belang bij het onderhavige hoger beroep ontneemt (zie in dezelfde zin onder meer HR 18 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1079).

Naar aanleiding van de grieven I, II en III

3.4.1.

Het hof zal eerst de grieven I, II en III gezamenlijk behandelen. Deze grieven zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] het verzet heeft ingesteld na afloop van de verzettermijn.

3.4.2.

Tussen partijen staat vast dat het verstekvonnis op 5 december 2013 aan [appellant] is betekend door achterlating van het vonnis en het betekeningsexploot in een gesloten envelop bij de woning van [appellant] , omdat de deurwaarder ter plaatse niemand aantrof. De betekening heeft dus niet aan [appellant] in persoon plaatsgevonden. Dit brengt mee dat het verzet volgens artikel 143 lid 2 Rv diende te worden ingesteld bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.

3.4.3.

SWL heeft zich in de verzetprocedure op het standpunt gesteld dat [appellant] op 16 januari 2014 een daad van bekendheid in de hiervoor bedoelde zin heeft gepleegd. SWL heeft daartoe verwezen naar een overzicht van notities van het door haar ingeschakelde deurwaarderskantoor. Volgens dat overzicht heeft een medewerkster van dat kantoor, genaamd [medewerkster van het deurswaarderskantoor] , op 16 januari 2014 omstreeks kwart over vier ’s-middags de volgende notitie gemaakt:

“debi belt is pas uit detentie gekomen vraagt of hij nog in de woning mag blijven. Hij heeft 21 januari a.s. een intake gesprek met een kliniek voor opname hij zal dan ongeveer een jaar worden opgenomen. Heb hem gezegd dat alles betaald moet worden dan kan hij blijven wonen maar dat wij wel zeggen dat hij ook al zit hij in een kliniek elke maand de huur moet betalen.”

Naar het hof begrijpt, wordt in deze notitie met “debi” de debiteur, te weten [appellant] , bedoeld.

3.4.4.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat uit de telefoonnotitie blijkt dat [appellant] heeft gevraagd of hij in de woning mag blijven. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat die vraag samenhangt met de aangezegde ontruiming. De kantonrechter heeft op grond daarvan geconcludeerd dat het stellen van de genoemde vraag door [appellant] in het telefoongesprek moet worden gekwalificeerd als een daad van [appellant] waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis aan hem bekend is, zodat de verzettermijn op 16 januari 2014 is gaan lopen en de verzetdagvaarding van 18 februari 2014 niet binnen vier weken na die daad is uitgebracht.

3.4.5.

Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] dit oordeel terecht bestreden in de toelichting op grief III. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat van een “daad van bekendheid” alleen sprake is als de veroordeelde door die daad blijk geeft van bekendheid met de hoofdinhoud van het vonnis (zie onder meer HR 23 september 2005, NJ 2005/487). Het moet gaan om een daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging de veroordeelde bekend is. Dit houdt in dat de veroordeelde een handeling moet hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat hij over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling beschikt om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten (HR 9 oktober 2009, NJ 2009/491). Bij twijfel neemt de verzettermijn derhalve geen aanvang. In het onderhavige geval kan niet worden uitgesloten dat de vraag die [appellant] op 16 januari 2014 – kort na zijn vrijlating uit detentie – heeft gesteld, een reactie vormde op de brief van 25 oktober 2013 waarin het deurwaarderskantoor [appellant] heeft gesommeerd tot betaling van de op dat moment bestaande huurachterstand en waarin het deurwaarderskantoor heeft aangekondigd dat bij gebreke van tijdige betaling ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal worden gevorderd. Dat een schuldenaar die na een periode van detentie een dergelijke brief aantreft, telefonisch contact opneemt met het deurwaarderskantoor met vragen zoals in de gespreksnotitie genoemd, kan niet onlogisch of onwaarschijnlijk worden geacht. Het hof concludeert daarom dat uit de genoemde telefonisch gestelde vraag niet ondubbelzinnig valt op te maken dat [appellant] met het inmiddels al gewezen vonnis bekend was. Grief III is dus terecht voorgedragen. Dit brengt mee dat de verzettermijn niet al op 16 januari 2014 is gaan lopen. Dit brengt tevens mee dat het verzet op 18 februari 2014 tijdig is ingesteld. Het verzetvonnis moet daarom vernietigd worden voor zover [appellant] bij dat vonnis niet-ontvankelijk is verklaard in het verzet. Op de gevolgen daarvan zal het hof ingaan in de rechtsoverwegingen 3.7.1 en verder van dit arrest.

3.4.6.

De grieven I en II betreffen de vraag of [appellant] op 16 januari 2014 daadwerkelijk telefonisch contact met het deurwaarderskantoor heeft gehad en de vraag of [appellant] in dat telefoongesprek de hiervoor in rov. 3.4.3 weergegeven vraag heeft gesteld. [appellant] heeft dat ontkend. Omdat grief III doel heeft getroffen, hoeven deze twee grieven niet meer behandeld te worden.

Naar aanleiding van grief V

3.5.

[appellant] is met grief V opgekomen tegen de beslissing van de kantonrechter om [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzet. Deze grief heeft geen zelfstandige betekenis naast de grieven I, II en III. Omdat grief III doel heeft getroffen, is ook grief V terecht voorgedragen.

Naar aanleiding van grief IV

3.6.1.

Volledigheidshalve zal het hof ook grief IV behandelen. [appellant] betoogt met die grief dat de kantonrechter het verstekvonnis van 27 november 2013 ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard en dat de kantonrechter die uitvoerbaar bij voorraadverklaring ten onrechte in stand heeft gelaten in het verzetvonnis van 22 oktober 2014. In de toelichting op de grief voert [appellant] aan dat uit artikel 7:6295 BW (hof: bedoeld is kennelijk artikel 7:295 BW) voortvloeit dat een rechter een vonnis als het onderhavige alleen uitvoerbaar bij voorraad mag verklaren als het verweer van de huurder hem kennelijk ongegrond voorkomt.

3.6.2.

Deze grief moet worden verworpen. Artikel 7:295 BW heeft betrekking op een vordering tot be ëindiging van een huurovereenkomst ter zake bedrijfsruimte na opzegging daarvan op bepaalde in de wet genoemde gronden. Artikel 7:272 bevat een vergelijkbare regeling met betrekking tot een vordering tot beëindiging van een huurovereenkomst ter zake woonruimte na opzegging daarvan op bepaalde in de wet genoemde gronden. Van dergelijke opzeggingen is in dit geval geen sprake. De onderhavige door SWL ingestelde vordering strekt tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens een tekortkoming van [appellant] in de nakoming daarvan. Op deze procedure zijn de artikelen 7:295 of 7:272 niet van toepassing.

Devolutieve werking van het hoger beroep

3.7.1.

Omdat de grieven III en V terecht zijn voorgedragen en het verzetvonnis niet in stand kan blijven, moet het hof nader oordelen over het verzet dat [appellant] tegen het verstekvonnis van 27 november 2013 heeft ingesteld. Terugverwijzing van de onderhavige zaak naar de kantonrechter is niet mogelijk , omdat het te vernietigen vonnis van 22 oktober 2014 een eindvonnis betreft. De partijen hebben moeten voorzien dat het hof bij het gegrond bevinden van een of meer grieven tot een inhoudelijke behandeling van de zaak zou overgaan. Eventuele nadere argumenten die zij met het oog daarop naar voren hadden willen brengen, hadden zij dus uiterlijk in de appeldagvaarding/memorie van grieven of in de memorie van antwoord naar voren moeten brengen.

3.7.2.

[appellant] heeft in de verzetprocedure niet betwist dat hij in de nakoming van de huurovereenkomst tekort geschoten is door een huurachterstand te laten ontstaan. Toch meent [appellant] dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde achterwege hadden moeten blijven. Hij heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd:

 De huurovereenkomst bestond al meerdere jaren. Van relevante betalingsachterstanden is vóór juli 2013 geen sprake geweest.

 De arbeidsovereenkomst van [appellant] is beëindigd en hij is in het voorjaar van 2013 gedetineerd geraakt. In verband met die detentie ontving [appellant] geen uitkering. Daardoor was hij vanaf eind juni 2013 niet meer in staat de lopende huur te betalen;

 [appellant] heeft na zijn detentie met ingang van februari 2014 de huurbetalingen hervat. Hij zal proberen de ontstane achterstand zo snel mogelijk in te lopen.

3.7.3.

SWL heeft in de verzetprocedure aangevoerd, kort gezegd:

 Dat het gedurende zeven maanden betalen van de huur niet berust op betalingsonwil maar op betalingsonmacht als gevolg van detentie, neemt de ernst van de tekortkoming jegens SWL niet weg.

 [appellant] heeft zich tijdens zijn detentie nimmer tot SWL gewend om SWL op de hoogte te stellen van zijn detentie.

 [appellant] heeft tijdens de detentie de woning niet bewoond en niet beheerd. Ook dat vormt een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.

 [appellant] geeft geen inzicht in de inkomsten die hij na de detentie geniet en biedt geen enkele garantie voor de nakoming van de huurbetalingsverplichtingen in de toekomst.

3.7.4.

Het hof stelt voorop dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 BW). Naar het oordeel van het hof kan in het onderhavige geval niet gezegd worden dat de tekortkomingen van [appellant] van een zodanig bijzondere aard of geringe betekenis zijn, dat zij de ontbinding niet rechtvaardigen. Het hof tekent daarbij aan dat de verbintenis tot huurbetaling een van de meest fundamentele verplichtingen van een huurder is. Ook de verbintenis om zich als een goed huurder te gedragen, waaronder in dit geval mede begrepen moet worden geacht de verplichting om de woning daadwerkelijk te bewonen en daarop toezicht uit te oefenen, is een belangrijke verbintenis. Uit het gestelde in de appeldagvaarding blijkt niet dat [appellant] de huurachterstand die begin 2014 bestond, op het moment van de ontruiming van de woning (in november 2014) al had verkleind. Er is derhalve een huurachterstand opgebouwd van zeven maanden, die ook langere tijd is blijven bestaan terwijl klaarblijkelijk geen concreet uitzicht bestond op het inlopen van die achterstand.

3.7.5.

Ook als het woonbelang van [appellant] in de beoordeling wordt betrokken, voert dat niet tot een andere uitkomst. Het hof neemt zonder meer aan dat het verlies van de woonruimte voor [appellant] ingrijpend is geweest. Dat de ontbinding en ontruiming zijn uitgesproken, is echter een gevolg van een tekortkoming waarvoor [appellant] in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is.

3.7.6.

Het voorgaande voert tot de slotsom dat het hof, doende wat de kantonrechter in de verzetprocedure had moeten doen, het verstekvonnis van 27 november 2013 zal bekrachtigen.

3.7.7.

Gelet op deze uitkomst, heeft [appellant] uiteindelijk toch te gelden als de in het ongelijk gestelde partij. Het hof zal het verzetvonnis daarom bekrachtigen, voor zover [appellant] bij dat vonnis in de kosten van de verzetprocedure is veroordeeld.

3.7.8.

Gelet op deze uitkomst van de procedure, is [appellant] uiteindelijk ook in hoger beroep de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Het hof zal [appellant] daarom veroordelen in de kosten van het hoger beroep.

3.7.9.

Het hof zal de kostenveroordelingen, zoals door SWL gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4 De uitspraak

Het hof:

vernietigt het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 2908795 CV EXPL 14-3535 tussen partijen gewezen verzetvonnis van 22 oktober 2014, voor zover [appellant] bij dat vonnis niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzet;

in zoverre opnieuw rechtdoende: verklaart het verzet ongegrond en bekrachtigt het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 2566372 CV EXPL 13-12526 tussen partijen gewezen verstekvonnis van 27 november 2013;

bekrachtigt het genoemde verzetvonnis van 22 oktober 2014 voor zover [appellant] bij dat vonnis in de kosten van de verzetprocedure is veroordeeld;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van SWL tot op heden op € 894,-- aan salaris advocaat;

verklaart de hierboven gegeven kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en Th.J.A. Kleijngeld en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 december 2015.

griffier rolraadsheer


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature