U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vernietiging beëindiging schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei onder verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling tot de maximale termijn.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak : 3 december 2015

Zaaknummer : 200.179.881/01

Zaaknummer eerste aanleg : C/02/12/877 R

in de zaak in hoger beroep van:

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna te noemen: [appellante] ,

advocaat: mr. D.M. Terpstra.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 oktober 2015.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 6 november 2015, heeft [appellante] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en primair te bepalen dat zij niet tekort is geschoten in de nakoming van een uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichting, althans dat deze haar niet kan worden toegerekend, althans dat deze buiten beschouwing blijft en aan haar alsnog een schone lei te verlenen, subsidiair te bepalen althans te verstaan dat de schuldsaneringsregeling wordt verlengd voor de duur van een door het hof in goede justitie te bepalen periode.

2.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 november 2015. Bij die gelegenheid is [appellante] , bijgestaan door mr. Terpstra, gehoord. Mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder, is, met bericht van verhindering, niet ter zitting in hoger beroep verschenen.

2.3.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 15 oktober 2015;

- de indieningsformulieren met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 18 november 2015, 20 november 2015 en 23 november 2015;

- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 16 november 2015.

3 De beoordeling

3.1.

Bij vonnis van 26 oktober 2012 is ten aanzien van [appellante] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.

3.2.

Bij vonnis waarvan beroep, heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) bij wijze van eindoordeel in verband met het verstrijken van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, geoordeeld dat [appellante] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [appellante] geen “schone lei” is verleend.

3.3.

De rechtbank heeft dit, zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd:

“Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat schuldenares nieuwe schulden heeft laten ontstaan voor een totaalbedrag van € 2.658,10 en haar sollicitatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. Schuldenares heeft immers vanaf juli 2015 slechts één bewijsstuk van sollicitatie opgestuurd naar de bewindvoerder. Feiten of omstandigheden die meebrengen dat deze tekortkoming in de nakoming van de verplichting schuldenares niet kan worden toegerekend, zijn niet gebleken.”

3.4.

[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellante] heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Met betrekking tot haar nieuwe schuld aan het incassobureau [incassobureau] merkt [appellante] op dat het hier om een vordering van KPN gaat. Het deel van deze vordering dat ziet op de huur van de digitenne ontvanger is volgens [appellante] ten onrechte in rekening gebracht en het deel dat ziet op het “Alles in 1” abonnement betreft een tweetal facturen die nimmer door haar zouden zijn ontvangen. De nieuwe schuld aan [schuldeiser] zou volgens [appellante] reeds door een derde voor haar zijn voldaan. Met betrekking tot de nieuwe schuld aan Zilveren Kruis merkt [appellante] op dat er ten onrechte betalingen die op haar betrekking hebben door Zilveren Kruis zijn afgeboekt op de rekening van haar partner met wie zij samenwoont. Daarnaast zou er nog een bedrag open staan ter zake het in rekening gebrachte eigen risico over 2014 en 2015. Met betrekking tot het niet naar behoren nakomen van de sollicitatieverplichting merkt [appellante] op dat, na lange tijd in de veronderstelling te hebben verkeerd dat zij zou worden herbeoordeeld, het niet solliciteren gelet op de omstandigheden van het geval niet als tekortschieten in de verplichting van de regeling, althans toerekenbaar tekortschieten, kan worden aangemerkt. Dat ook de bewindvoerder dit zo heeft gezien blijkt volgens [appellante] ook uit de adviezen van de bewindvoerder. In het eindverslag van 6 oktober 2015 heeft de bewindvoerder immers geadviseerd om de schuldsaneringsregeling met maximaal twee jaar te verlengen. Daaraan voorafgaand is bij het verzoek tot beëindiging van de regeling na verloop termijn op 29 juli 2015 eveneens verzocht (nog) geen schone lei toe te kennen, maar wel te verlengen.

3.5.

Hieraan is door en namens [appellante] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. [appellante] geeft aan dat zij met zowel Zilveren Kruis als [incassobureau] inmiddels een betalingsregeling heeft weten te treffen van € 96,00 respectievelijk € 25,00 per maand, welke regelingen door haar zonder problemen worden nagekomen; zij kan naast deze betalingsregelingen nog immer haar vaste lasten als huurpenningen, energiekosten en verzekeringspremies voldoen. [appellante] merkt hierbij op dat zij vanwege de hoogte van de inkomsten van haar partner bij de gemeente geen beroep kan doen op bijzondere bijstand terwijl zij wel hoge incidentele kosten heeft, bijvoorbeeld met betrekking tot de verplichte aanschaf van een tweetal iPads 64 GB voor de opleiding van twee van haar kinderen. [appellante] ontvangt wel kinderbijslag, maar de kinderbijslag wendt zij nagenoeg geheel aan waarvoor die is bedoeld, namelijk voor het levensonderhoud van haar drie kinderen. Met betrekking tot de nakoming van haar sollicitatieplicht stelt [appellante] het navolgende. Bij aanvang van de schuldsaneringsregeling was [appellante] vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Er zou op enig moment een herkeuring plaatsvinden, maar hiervoor ontving [appellante] nimmer een uitnodiging. [appellante] stelt in de veronderstelling te zijn geweest dat haar bewindvoerder een dergelijke herkeuring in gang zou zetten en dat zij, in afwachting van deze herkeuring, van de sollicitatieverplichting vrijgesteld zou blijven. Eerst in mei 2014 ontving [appellante] van haar bewindvoerder een brief waarin deze informeerde naar de sollicitatiebewijzen. [appellante] maakte hieruit op dat zij dus wel had dienen te solliciteren en daarmee is zij na ontvangst van voornoemde brief dan ook begonnen. Ook heeft zij zelf een herkeuring aangevraagd. [appellante] is van mening dat de bewindvoerder hier de nodige steken heeft laten vallen, zeker nu zij wist dat [appellante] al die tijd onder behandeling van een psycholoog was en derhalve niet, of althans verminderd, arbeidsgeschikt. Daarbij stelt [appellante] zich de vraag of een eerdere herkeuring en meer sollicitaties geleid zouden hebben tot een hogere boedelstand; zelf denkt zij van niet. Tot slot merkt [appellante] op dat zij totaal verrast was door de vordering van de Belastingdienst van € 151,00 die door de bewindvoerder bij gelegenheid van de eindzitting zonder vooraankondiging te berde werd gebracht. [appellante] heeft evenwel contact opgenomen met de Belastingdienst en zij heeft ten aanzien van deze vordering inmiddels ook al een deelbetaling verricht.

3.6.

De bewindvoerder heeft in haar brief van 16 november 2015 - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [appellante] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. In het eindverslag van 6 oktober 2015 en het formulier “verzoek tot beëindiging regeling na verloop termijn” van 29 juli 2015 heeft de bewindvoerder de rechtbank geadviseerd de schuldsaneringsregeling te verlengen onder de voorwaarde dat er duidelijke en haalbare betalingsregelingen worden getroffen en de sollicitatiebewijzen alsnog worden aangeleverd. Hierbij dient volgends de bewindvoerder in ogenschouw te worden genomen dat [appellante] samenwonend is en dat op haar partner eveneens de schuldsaneringsregeling van toepassing is. Het inkomen van het gezin bestaat uit het salaris van de partner van [appellante] en de toeslagen. [appellante] heeft gedurende het gehele verloop van de schuldsaneringsregeling niet over eigen inkomsten beschikt en het saldo op de boedelrekening is vrijwel nihil, € 4,65. Een eventuele verlenging is volgens de bewindvoerder dan ook alleen maar zinvol en haalbaar wanneer aangetoond kan worden dat de nieuwe schulden in een eventuele verlenging volledig kunnen worden voldaan.

3.7.

Het hof komt tot de volgende beoordeling.

3.7.1.

Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.

3.7.2.

Vast staat, temeer nu zij zulks bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nadrukkelijk en bij herhaling heeft erkend, dat [appellante] gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan en de voor haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. Daarbij is het hof bovendien van oordeel dat gelet op het procesdossier mede zoals toegelicht tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep niet is gebleken dat de geconstateerde tekortkomingen [appellante] niet kunnen worden toegerekend althans niet kunnen worden verweten. Evenmin is gebleken van (- voldoende - relevante) feiten en omstandigheden die nopen tot toepassing van het bepaalde in artikel 354 lid 2 Fw .

3.7.3.

Met betrekking tot de nieuwe schulden heeft [appellante] evenwel met alle schuldeisers een betalingsregeling overeen weten te komen waarvan zij bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep nadrukkelijk heeft verklaard dat zij deze probleemloos weet na te komen in die zin, dat zij in staat is de overeengekomen termijnaflossingen steeds tijdig en volledig te verrichten zonder dat er hierbij nieuwe schulden of betalingsachterstanden ontstaan. Daarbij heeft [appellante] tevens nadrukkelijk gesteld dat zij in staat zal zijn om deze schulden ook volledig binnen de looptijd van een (maximaal) verlengde schuldsaneringsregeling in te lopen.

3.7.4.

Ten aanzien van het niet naar behoren nakomen van de sollicitatieverplichting merkt het hof op dat er thans gebleken is van een kentering in die zin dat [appellante] , sinds zij weet dat voornoemde verplichting ook in afwachting van een herkeuring onverkort voor haar van kracht is, aantoonbaar is gaan solliciteren. Het hof merkt hierbij echter wel op dat het nadrukkelijk op de weg van [appellante] heeft gelegen om na afloop van haar vrijstelling van de sollicitatieverplichting, zes maanden na de aanvang van haar schuldsaneringsregeling, bij haar bewindvoerder te informeren of deze verplichtingen al dan niet voor haar was gaan herleven. [appellante] heeft hierin naar het oordeel van het hof een te afwachtende houding aangenomen en door niet te solliciteren ook onterecht gespeculeerd op een door haar zelf verwachte uitkomst van een herkeuring die nog plaats diende te vinden. Daar staat tegenover dat de bewindvoerder bij het uitblijven van sollicitatiebewijzen [appellante] ook op een eerder tijdstip dan thans is gebleken op de nakoming van voornoemde verplichtingen had kunnen, feitelijk dienen, te wijzen.

3.7.5.

Het hof acht in dit specifieke geval waar thans aantoonbaar sprake is van een kentering ten goede in die zin dat [appellante] betalingsregelingen heeft getroffen die zij ook nakomt en waar [appellante] , na dit langere tijd onvoldoende te hebben gedaan, thans aantoonbaar solliciteert dan ook termen aanwezig om de schuldsaneringsregeling te verlengen, teneinde [appellante] daarmee een allerlaatste kans te geven gedurende deze verlenging alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen, waaronder met name ook de sollicitatieverplichting, naar behoren na te komen en haar nieuwe schulden geheel af te lossen. Het hof wijst [appellante] er nogmaals op dat zij zich hierbij stipt dient te houden aan de Recofa richtlijnen, inhoudende dat zij aantoonbaar (schriftelijk) minimaal vier keer per maand aantoonbaar (schriftelijk) en gericht dient te solliciteren op openstaande vacatures. Daarnaast dient [appellante] , voor zover zij dit heeft nagelaten, verificatoire bescheiden aan de bewindvoerder over te leggen dat zij staat ingeschreven bij vier uitzendbureaus en het UWV werkplein. Daarbij dient [appellante] steeds kopieën van haar sollicitatiebewijzen- en formulieren e.d. te maken en aan de bewindvoerder toe te sturen.

3.7.6.

Wat betreft de duur van de verlenging overweegt het hof het volgende. De Hoge Raad heeft beslist dat de verplichtingen die op grond van de tweede afdeling van titel III Fw voor de schuldenaar voortvloeien uit de toepassing van de schuldsaneringsregeling, niet gelden in de periode die is gelegen tussen het moment waarom de termijn van artikel 349a lid 1 Fw afloopt en het moment waarom onherroepelijk is beslist omtrent de verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling. Het hof zal derhalve beslissen dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, en de duur van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden verlengd tot 10 december 2017, waarbij alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, meer in het bijzonder doch niet uitsluitend de sollicitatieplicht, door [appellante] onverkort en tijdig en in voorkomend geval spontaan dienen te worden nagekomen.

4 De uitspraak

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep;

bepaalt dat de duur van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden verlengd tot 10 december 2017;

bepaalt dat de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen tijdens de verlenging onverminderd zullen doorlopen;

wijst af het meer of anders verzochte.

Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, A.P. Zweers-van Vollenhoven en A.J. Coster en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature