U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

uithuisplaatsing

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak : 3 december 2015

Zaaknummer : 200.176.909/01

Zaaknummer 1e aanleg : C/03/205473 / JE RK 15-972

C/03/205579 / JE RK 15-995

C/03/205472 / JE RK 15-971

C/03/205578 / JE RK 15-994

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder],

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. M.E. Bischoff-Derks,

tegen

Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,

gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,

verweerster,

hierna te noemen: de GI.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

- de heer [de vader] (hierna te noemen: de vader).

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio: Zuid-Limburg,

hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 16 juni 2015.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 september 2015, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, naar het hof begrijpt voor zover het betreft de aan de GI verleende machtiging tot uithuisplaatsing van de hierna nader te noemen kinderen.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 november 2015, heeft de GI verzocht, naar het hof begrijpt, het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de moeder, bijgestaan door mr. Bischoff-Derks.

- de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de stichting] .

2.3.1.

De vader en de raad zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.3.2.

Het hof heeft de hierna nader te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.

Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 juni 2015.

3 De beoordeling

3.1.

Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn – voor zover hier van belang – geboren:

[minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 1999, te [geboorteplaats] ;

[minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2000, te [geboorteplaats] .

3.2.

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 25 juni 2013 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 25 juni 2016

3.3.

De rechtbank heeft bij eerdere beschikkingen aan de GI machtigingen verleend dan wel verlengd om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een zorgaanbieder voor geïndiceerde jeugdzorg tot 25 december 2014. In die periode verbleven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een behandelgroep van Gastenhof te [vestigingsplaats] . Vanaf 25 december 2014 woonden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer bij de moeder.

3.4.

Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, machtiging verleend aan de GI om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 25 juni 2015 tot uiterlijk 25 juni 2016 uit huis te plaatsen bij Gastenhof.

[minderjarige 1] is op 23 september 2015 geplaatst bij Gastenhof. [minderjarige 2] is niet binnen de geldigheidsduur van de afgegeven machtiging geplaatst.

3.5.

De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Ter zitting heeft zij het hoger beroep aangaande [minderjarige 2] ingetrokken, nu de ten aanzien van haar verstrekte machtiging door het verstrijken van de drie maanden termijn is komen te vervallen.

3.6.

De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – aan dat sprake was van opstartproblemen toen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] thuis kwamen wonen, omdat zij weer aan de thuissituatie moesten wennen. Gastenhof heeft in de evaluatie van de behandeling ITB aangegeven dat er grote verbetering is in de thuissituatie van beide kinderen en dat een uithuisplaatsing niet noodzakelijk is.

De moeder stelt dat er geen zorgen meer zijn rondom huisvesting en hygiëne. Daarbij is er geen drugsproblematiek volgens [minderjarige 1] , hetgeen wordt bevestigd door de controles.

Wat betreft het schoolverzuim stelt de moeder dat er problemen waren, omdat [minderjarige 1] stress gerelateerde klachten had die op school werden versterkt, omdat zij werd gepest. Inmiddels gaat [minderjarige 1] echter naar een andere school en is het schoolverzuim onder controle. [minderjarige 1] verblijft elk weekend bij de moeder en verblijft door de week op Gastenhof. Wanneer [minderjarige 1] toch ook eens door de week bij de moeder verblijft, gaat zij ook naar school.

De moeder vindt het bij Gastenhof niet veilig voor [minderjarige 1] , nu er een incident heeft plaatsgevonden waarbij iemand is bedreigd en er een ploertendoder is gevonden. Daarbij komt dat [minderjarige 1] niet in Gastenhof thuis hoort.

3.7.

De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – aan dat het beter gaat met [minderjarige 1] sinds zij bij Gastenhof verblijft. Zij is gemotiveerd, zelfstandig wat betreft school- en stagebezoek en zij doet het goed onder de aangeboden structuur. Er heeft nog geen verzuim plaatsgevonden. [minderjarige 1] heeft een gedachtenswitch gemaakt en wil een diploma behalen.

Verder geeft de GI aan dat bij het gezin van de moeder verschillende hulpverlenende instanties betrokken zijn, maar dat de ervaring van deze instanties is dat hulpverlening met enige regelmaat wordt afgezegd. De GI stelt dat de moeder haar verantwoordelijkheid had moeten nemen en in de toekomst ook moet nemen. [minderjarige 1] heeft een duidelijke structuur en aansturing nodig van een daadkrachtige moeder en dient respect te hebben voor de moeder. In de periode dat [minderjarige 1] thuis was, is het niet goed gegaan en is door haar, anders dan nu tijdens het verblijf in Gastenhof, niet voldoende ingezet om tot een verandering te komen. Ten tijde van de aanvraag en het verlenen van de onderhavige machtiging tot uithuisplaatsing kon al geruime tijd niet meer worden gesproken van opstartproblemen. De problemen rond het schoolverzuim waren al bij herhaling besproken, ook met de leerplichtambtenaar en de afspraken en toezeggingen die zijdens de moeder en [minderjarige 1] zijn gedaan werden niet nagekomen. De uithuisplaatsing van [minderjarige 1] is noodzakelijk.

De GI deelt de mening van de moeder dat Gastenhof niet veilig zou zijn niet. Incidenten kunnen zich ook binnen Gastenhof voordoen, maar Gastenhof heeft laten zien adequaat te reageren.

3.8.

Het hof overweegt het volgende.

3.8.1.

Op grond van artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een machtiging verlenen om een onder toezicht gestelde minderjarige uit huis te plaatsen, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.

3.8.2.

Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:261 BW . Ter aanvulling overweegt het hof dat ten tijde van de aanvraag en verlening van de onderhavige machtiging in alle redelijkheid niet meer kon worden gesproken van gewenningsproblematiek zoals de moeder stelt. Het schoolverzuim heeft vanaf het begin gespeeld en bleef ondanks inzet van derden en gemaakte afspraken en gedane toezeggingen gedurende de gehele periode vanaf de thuisplaatsing voortduren. Dat er geen sprake zou hoeven zijn van schoolverzuim volgt reeds uit het gegeven dat gedurende de plaatsing bij Gastenhof voorafgaande aan de thuisplaatsing geen sprake was van schoolverzuim. Daarbij heeft de GI onweersproken gesteld dat de moeder in de periode dat [minderjarige 1] thuis woonde meermalen is aangesproken en gewezen op haar verantwoordelijkheid, onder meer door een schriftelijke aanwijzing, maar niet in staat leek te zijn om deze verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Naar het oordeel van het hof zou door handhaving van de thuisplaatsing de schoolontwikkeling van [minderjarige 1] ernstig zijn verstoord. Ook het perspectief voor [minderjarige 1] op een toekomst, waarbij ze zich voldoende vaardigheden eigen heeft kunnen maken om als volwassene verantwoordelijkheid voor haar eigen leven te kunnen nemen, zou daardoor verder in gevaar zijn gekomen.

3.8.3.

Het hof verheugt zich over de positieve wijze waarop [minderjarige 1] zich momenteel inzet op school en op stage. Het hof overweegt daarbij dat [minderjarige 1] onder de geboden structuur en duidelijkheid van Gastenhof goed lijkt te functioneren; [minderjarige 1] is gemotiveerd en zelfstandig wat betreft school en stage. Deze houding weet [minderjarige 1] thans vast te houden wanneer zij vanuit de thuissituatie van de moeder naar school en/of stage gaat. Het hof acht continuering van de structuur en duidelijkheid die [minderjarige 1] op Gastenhof ervaart dan ook van wezenlijk belang om de positieve ontwikkeling van [minderjarige 1] te bewaken en te bestendigen. Het hof acht een uithuisplaatsing gedurende langere tijd daartoe noodzakelijk en ziet geen aanleiding de duur van de door de rechtbank verleende machtiging in tijd te bekorten.

Het hof betreurt dat [minderjarige 1] zich een paar dagen voor de zitting kennelijk onveilig heeft gevoeld op Gastenhof, maar overweegt dat niet gebleken is dat er van meer sprake is geweest dan van een incident waarop Gastenhof adequaat heeft gereageerd.

3.9.

Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden bekrachtigd.

4 De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 juni 2015, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, H. van Winkel en C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature