Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Art. 225 Sr. Belastingfraude. Valsheid in geschrift. Verdachte heeft een autobedrijf in Spanje. De inkoop vindt plaats via Spaanse (rechts)personen. Verdachte gaat namens deze Spaanse (rechts)personen naar een Nederlands autobedrijf om auto’s in te kopen en over te brengen naar Spanje. Verdachte overlegt aan het Nederlandse autobedrijf volmachten van de Spaanse (rechts)personen. Het Nederlandse autobedrijf levert de auto’s aan de Spaanse (rechts)personen tegen het tarief van nihil voor de omzetbelasting (ECLI:NL:GHSHE:2012:BX0077). Bestuurders van het Nederlandse autobedrijf zijn strafrechtelijk vervolgd voor het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting, omdat zij ten onrechte het tarief van nihil zouden hebben toegepast. Deze bestuurders zijn vrijgesproken (ECLI:NL:GHSHE:2013:4472). De Spaanse (rechts)personen voldoen in Spanje geen invoerrechten ter zake van de invoer en geen omzetbelasting ter zake van de intra-unie verwerving. Uit onderzoek blijkt dat verdachte bij deze Spaanse (rechts)personen niet bekend is en dat zij de volmachten niet hebben gegeven. Verdachte wordt veroordeeld voor valsheid in geschrift.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-000314-12

Uitspraak : 27 oktober 2015

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 april 2011 in de strafzaak met parketnummer 01-996043-05 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,

doch wonende te [adres] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte – na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep – zal vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde, het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte deswege zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar.

Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde. Subsidiair, in het geval het hof tot een bewezenverklaring mocht komen, is de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging bepleit.

Ten aanzien van de strafoplegging heeft de verdediging zich geschaard achter de door de advocaat-generaal gevorderde straf.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Blijkens de akte rechtsmiddel richt het hoger beroep van de verdachte zich mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste werd gelegd. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.

Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Nederlandse onderneming 1] en/of [Nederlandse onderneming 2] , hierna te noemen [de BV] , in of omstreeks de periode van 01 november 2003 tot 01 februari 2007 te Best en/of Eindhoven, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans met [verdachte] , verdachte, (telkens) (een deel van) de bedrijfsadministratie van [de BV] - zijnde (dat deel van) die bedrijfsadministratie (telkens) (een) (samenstel van) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben [de BV] en/of verdachte en/of een of meer van hun mededader(s) toen aldaar (telkens) valselijk of in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven, in (dat deel van) die bedrijfsadministratie opgenomen, althans doen of laten opnemen

- een volmacht van [buitenlandse onderneming 1] aan [verdachte] (D/002) en/of een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [de BV] , en (telkens) gericht aan [buitenlandse onderneming 1] (D/003, D/005, D/006, D/008, D/009 en D/011) en/of een of meer CMR('s) (D/004, D/007, D/010) en/of een vervoersverklaring (D/013) en/of

- een of meer CMR('s) (D/012, D/017, D/020, D/024, D/026, D/030, D/033, D/036, D/040, D/042, D/045, D/047, D/049, D/052, D/059, D/061) en/of een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [de BV] , en (telkens) gericht aan [buitenlandse onderneming 2] (D/014 t/m D/016, D/018, D/019, D/021 t/m D/023, D/025, D/027 t/m D/029, D/031, D/032, D/034, D/035, D/037 t/m D/039, D/041, D/043, D/044, D/046, D/048, D/050, D/051, D/053 t/m D/058, D060) en/of een vervoersverklaring (D/062) en/of

- een volmacht van [buitenlandse onderneming 3] aan [verdachte] (D/065) en/of een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [de BV] en (telkens) gericht aan [buitenlandse onderneming 3] (D/066, D/067, D/069 t/m D/071, D/073 t/m D/075, D/077 t/m D/079, D/081 t/m D/084, D/086 t/m D/089, D/091, D/093 t/m D/095, D/097 t/m D/099, D/101 t/m D/105, D/107 t/m D/110, D/112 t/m 117, D/119 t/m D/124, D/126 t/m D/130, D/132 t/m D/137) en/of een of meer CMR('s) (D/068, D/072, D/076, D/080, D/085, D/090, D/092, D/096, D/100, D/106, D/111, D/118, D/125, D/131, D/138) en/of een afname/ontvangstverklaring van [verdachte] (D/139) en/of

- een volmacht van [buitenlandse onderneming 4] aan [verdachte] (D/143) en/of een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [de BV] en (telkens) gericht aan [buitenlandse onderneming 4] (D/144 t/m D/146, D/148, D/150 t/m D/155, D/157 t/m D/162, D/164, D/166, D/168 t/m D/172, D/174, D/176 t/m D/181, D/183, D/185 t/m D/188, D/190, D/191, D/193 t/m D/196, D/198 t/m D/200, D/202 t/m D/209, D/211, D/213 t/m D/217, D/219, D/220) en/of een of meer CMR('s) (D/147, D/149, D/156, D/163, D/165, D/167, D/173, D/175, D/182, D/184, D/189, D/192, D/197, D/201, D/210, D/212, D/218, D/221) en/of een afname/ontvangstverklaring van [verdachte] (D/222) en/of

- een volmacht van [buitenlandse onderneming 5] aan [verdachte] (D/227) en/of een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [de BV] en (telkens) gericht aan [buitenlandse onderneming 5] (D/228, D/230, D/232, D/233, D/235 t/m D/240) en/of een of meer CMR('s) (D/229, D/231, D/234, D/241) en/of een afname/ontvangstverklaring van [verdachte] (D/242) en/of

- een volmacht van [buitenlandse onderneming 6] aan [verdachte] (D/246) en/of een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [de BV] en (telkens) gericht aan [buitenlandse onderneming 6] (D/247, D/248, D/250 t/m D/255, D/257 t/m D/259, D/261 t/m D/264, D/266, D/268, D/270 t/m D/272, D/274, D/275, D/277, D/278, D/280, D/282, D/284, D/286 t/m D/289) en/of een of meer CMR('s) (D/249, D/256, D/260, D/265, D/267, D/269, D/273, D/276, D/279, D/281, D/283, D/285, D/290) en/of een afname/ontvangstverklaring van [verdachte] (D/291) en/of

- een volmacht van [buitenlandse onderneming 7] aan [verdachte] (D/295) en/of een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [de BV] en (telkens) gericht aan [buitenlandse onderneming 7] (D/297, D/298, D/300 t/m D/303, D/305 t/m D/308, D/310 t/m D/314, D/316 t/m D/322, D/324, D/326, D/327, D/330 t/m D/332, D/334) en/of een of meer CMR('s) (D/299, D/304, D/309, D/315, D/323, D/325, D/328, D/333, D/335) en/of - een volmacht van [buitenlandse onderneming 8] aan [verdachte] (D/338) en/of een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [de BV] en (telkens) gericht aan [buitenlandse onderneming 8] (D/339, D/341 t/m 343, D/345 t/m D/349, D/351 t/m D/356, D/358 t/m D/364, D/366, D/367, D/369, D/371 t/m D/376, D/378, D/380) en/of een of meer CMR('s) (D/340, D/344, D/350, D/357, D/365, D/368, D/370, D/377, D/379, D/381) en/of

- een volmacht van [buitenlandse onderneming 9] aan [verdachte] (D/388) en/of een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [de BV] en/of van [de BV] en (telkens) gericht aan [buitenlandse onderneming 9] (D/389 t/m D/393, D/395 t/m D/397, D/399 t/m D/402, D/404 t/m D/409, D/411, D/413, D/415 t/m D/419, D/421, D/423, D/424, D/426 t/m D/429, D/431, D/433, D/435 t/m D/439, D/441 t/m D/445, D/447, D/448, D/450, D/457 t/m D/460, D/461, D/462) en/of een of meer CMR('s) (D/394, D/398, D/403, D/410, D/412, D/414, D/420, D/422, D/425, D/430, D/432, D/434, D/440, D/446, D/449, D/451) en/of

- een volmacht van [buitenlandse onderneming 10] aan [verdachte] (D/464) en/of een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [de BV] en/of van [de BV] en (telkens) gericht aan [buitenlandse onderneming 10] (D/465 t/m D/474, D/480 t/m D/485),

(telkens) terzake verkoop en/of levering van (een) auto('s) aan de op die volmacht(en) en/of factu(u)r(en) en/of CMR('s) en/of vervoersverklaring(en) en/of afname/ontvangst-verklaring(en) vermelde onderneming(en), zulks terwijl de verkoop en levering van die auto('s) in werkelijkheid (telkens) heeft plaatsgevonden aan [buitenlandse onderneming verdachte] (gevestigd te [vestigingsplaats] ), zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen of laten gebruiken;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

dat hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 01 november 2003 tot 01 februari 2007 in Madrid, althans in Spanje en/of in Best en/of in Eindhoven, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad (een) vals(e) of vervalst(e) volmacht(en) van

- [buitenlandse onderneming 1] aan [verdachte] (D/002) en/of

- [buitenlandse onderneming 3] aan [verdachte] (D/065) en/of

- [buitenlandse onderneming 4] aan [verdachte] (D/143) en/of

- [buitenlandse onderneming 5] aan [verdachte] (D/227) en/of

- [buitenlandse onderneming 6] aan [verdachte] (D/246) en/of

- [buitenlandse onderneming 7] aan [verdachte] (D/295) en/of

- [buitenlandse onderneming 8] aan [verdachte] (D/338) en/of

- [buitenlandse onderneming 9] aan [verdachte] (D/388) en/of

- [buitenlandse onderneming 10] aan [verdachte] (D/464) en/of

(telkens) terzake aankoop/verkoop en/of levering van (een) auto('s) aan de op die volmacht(en) vermelde onderneming(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware(n) het/zij (telkens) echt en onvervalst, immers werd(en) dat/die geschrift(en) (telkens) - in verband met de aankoop/verkoop en/of levering van auto('s) - overhandigd aan, althans ter beschikking gesteld van (een medewerker van) [de BV] (te Best en/of/althans te Eindhoven) teneinde deze op te (laten) nemen in de bedrijfsadministratie van [de BV] .

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet tot strafvervolging ter zake van het ten laste gelegde had mogen overgaan omdat de verdachte thans in Spanje wordt vervolgd voor dezelfde feiten (procedure nummer [[nummer]] ). De tenlastelegging in Spanje betreft naast strafbare feiten tegen de Spaanse fiscus met betrekking tot de BTW die [buitenlandse onderneming verdachte] verschuldigd was over de boekjaren 2005, 2006 en 2007 ook voortgezette valsheid in geschrift ten aanzien van handelsdocumenten, zoals volmachten, aldus de raadsman. Gelet op de daarbij in Spanje betrokken rechtspersonen, verdachten en voertuigen in de periode 2005-2007 is sprake van hetzelfde feitencomplex. Voorts is de vervolging van de verdachte in Spanje eerder gestart, te weten op 12 september 2007.

Het hof overweegt als volgt.

Artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht belichaamt het beginsel dat dezelfde persoon niet meermalen voor hetzelfde feit mag worden vervolgd en houdt een garantie in tegen een dubbele vervolging wegens hetzelfde feitelijk gebeuren als waarvoor men reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld, vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging (onderstreping hof).

Nu het in de onderhavige zaak gaat om omzetbelasting (Hof van Justitie EU 26 februari 2013, C-617/10, ECLI:EU:C:2013:105) is tevens artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van belang, welk artikel luid t:

Niemand wordt opnieuw berecht of gestraft in een strafrechtelijke procedure voor een strafbaar feit waarvoor hij in de Unie reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig de wet.

Uitgaande van vorenstaande bepalingen is het hof van oordeel dat eerst kan worden gesproken van een dubbele vervolging wanneer er sprake is van een in kracht van gewijsde gegane uitspraak, hetgeen impliceert dat wiens zaak eenmaal definitief is afgedaan, ter zake van hetzelfde feit niet opnieuw in rechte mag worden betrokken. Het hof is van oordeel dat in casu aan dit vereiste niet is voldaan. Voor zover het hof al op basis van de overgelegde stukken uit het Spaanse onderzoek zou kunnen vaststellen dat sprake is van het zelfde feitencomplex, is in elk geval duidelijk dat de zaak nog niet is afgedaan met een onherroepelijke einduitspraak.

De stelling van de raadsman dat het onderzoek in Spanje eerder een aanvang heeft genomen, en dat het openbaar ministerie het onderzoek derhalve aan Spanje had moeten overlaten, mist feitelijke grondslag. Immers, de vervolging heeft in Nederland reeds in 2006 een aanvang genomen.

Het hof verwerpt mitsdien het verweer en acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.

Vrijspraak

Het hof acht – gelijk het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging – niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Het hof betrekt daarbij dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als feitelijk leidinggevers van de rechtspersoon [de BV] , door dit hof bij arresten van 24 september 2013 (ECLI:NL:GHSHE:2013:4472, respectievelijk parketnummer: 20-001841-11 (niet gepubliceerd)) zijn vrijgesproken ter zake van hetzelfde feit als thans aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd. Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken nu het hof niet tot een bewezenverklaring kan komen van medeplegen met de rechtspersoon [de BV] als ten laste gelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

dat hij, verdachte, in de periode van 01 november 2003 tot 01 februari 2007 in Best of in Eindhoven, meermalen, telkens opzettelijk, heeft afgeleverd een valse volmacht van

- [buitenlandse onderneming 1] aan [verdachte] en

- [buitenlandse onderneming 5] aan [verdachte] en

- [buitenlandse onderneming 6] aan [verdachte] en

- [buitenlandse onderneming 7] aan [verdachte] en

- [buitenlandse onderneming 8] aan [verdachte] en

- [buitenlandse onderneming 9] aan [verdachte] en

- [buitenlandse onderneming 10] aan [verdachte] ,

telkens terzake aankoop en levering van auto's aan de op die volmachten vermelde ondernemingen, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren zij echt en onvervalst, immers werden die geschriften telkens - in verband met de aankoop en levering van auto's - overhandigd aan (een medewerker van) [de BV] te Best of [de BV] International BV te Eindhoven teneinde deze op te (laten) nemen in de bedrijfsadministratie van [de BV] .

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Door het hof gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.

Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in [vestigingsplaats] , een autohandel had genaamd [buitenlandse onderneming verdachte] .

In de ten laste gelegde periode heeft hij gehandeld met de onderneming [de BV] te Best/Eindhoven en daar, op naam van Spaanse rechtspersonen, auto’s van duurdere merken gekocht, bestemd voor de Spaanse markt. Verdachte heeft verklaard dat hij dat deed voor deze rechtspersonen omdat hij de Nederlandse taal beheerst.

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat alle door hem bij [de BV] op naam van andere Spaanse ondernemingen aangeschafte auto’s bij zijn bedrijf, [buitenlandse onderneming verdachte] in [vestigingsplaats] , zijn afgeleverd. Verdachte heeft verklaard dat hij, in het kader van aankoop van auto’s de ten laste gelegde volmachten, samen met andere stukken zoals uittreksels uit de Spaanse Kamer van Koophandel, heeft afgegeven aan [de BV] te Best/Eindhoven, alwaar deze volmachten in de administratie zijn opgenomen.

De verdachte heeft in hoger beroep echter aangevoerd dat hij nimmer wetenschap heeft gehad van de valsheid van de papieren, waaronder de volmachten, van de Spaanse rechtspersonen als ten laste gelegd. De verdachte stelt dat hij de volmachten telkens in goed vertrouwen van [betrokkene 1] heeft ontvangen, samen met de andere papieren die benodigd waren voor de aankoop van de auto’s in Nederland.

Uit het dossier blijkt het volgende.

A. [buitenlandse onderneming 1]

Deze onderneming te [vestigingsplaats] is opgericht op 23 juli 2002 en uitgeschreven op 15 januari 2004. De onderneming stond ingeschreven als verzekeringskantoor/effectenmakelaardij. Door [de BV]

[de BV] zijn 6 auto's gefactureerd aan deze onderneming tussen 7 november 2003 en 5 december 2003. De manager van het bedrijf is [betrokkene 2] .

In de in beslag genomen administratie van [de BV] is een machtiging aangetroffen

waaruit naar voren komt dat [verdachte] gemachtigd is door [betrokkene 2]

om namens hem op te treden en auto's te kopen (D/002). Deze machtiging is ongedateerd. De machtiging zou zijn ondertekend door [betrokkene 2] , maar de handtekening op de volmacht D/002 komt niet overeen met de handtekening welke door [betrokkene 2] is gezet onder aan het proces-verbaal van zijn verhoor in Spanje (gevoegd achter de vertaling G 02-01).

Uit de Spaanse systemen komt naar voren dat er door [buitenlandse onderneming 1] geen aangiften BTW gedurende 2003 zijn opgemaakt en ingediend en dat het bedrijf gedurende 2003 in Spanje geen verwervingen van auto's uit Nederland heeft aangegeven.

Er is een controle uitgevoerd op het vestigingsadres van de onderneming. Aldaar is geen onderneming aangetroffen maar de woning van de moeder van [betrokkene 2] . Het bedrijf is vervolgens door de Spaanse fiscus uitgeschreven aangezien de onderneming bij een controle door de Spaanse fiscus niet op het opgegeven adres is aangetroffen.

De door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 1] verkochte auto's zijn allemaal door [verdachte] ingekocht. Uit de door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 1] uitgeschreven facturen komt naar voren dat de 6 auto's door [verdachte] contant betaald zijn.

In Spanje is [betrokkene 2] gehoord (G 02-01). Hij heeft verklaard dat hij geregistreerd stond als bestuurslid van deze onderneming, dat het bedrijf te maken had met de import van voertuigen maar dat hij geen enkel document had, dat hij niet weet wie de leveranciers van de onderneming waren, dat hij het bedrijf [de BV] in Nederland niet kent en evenmin het Spaanse bedrijf [buitenlandse onderneming verdachte] en dat hij niet weet waar de voertuigen in Spanje werden opgeslagen. [verdachte] kent hij niet en deze naam heeft hij ook nog nooit gehoord.

[buitenlandse onderneming 3]

Deze onderneming te [vestigingsplaats] is opgericht 16 april 2004 en uitgeschreven 25 mei 2005. Door [de BV] zijn 54 auto’s gefactureerd aan deze onderneming tussen 17 mei 2004 en 1 november 2004. De bestuurder van het bedrijf betreft [betrokkene 2] . Hiervoor was [betrokkene 2] ook bestuurder van [buitenlandse onderneming 1] (hiervoor onder A). In de in beslag genomen administratie van [de BV] is een machtiging aangetroffen waaruit naar voren komt dat [verdachte] gemachtigd is door [betrokkene 2] om namens hem op te treden en auto's te kopen (D/065).

Deze machtiging is niet voorzien van een datum en is ondertekend door [betrokkene 2] . De door [de BV] op factuur aan [buitenlandse onderneming 3] verkochte auto's zijn allemaal door [verdachte] ingekocht. Uit de door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 3] uitgeschreven facturen komt naar voren dat de 54 auto's door [verdachte] contant betaald zijn.

De Spaanse autoriteiten hebben een onderzoek ingesteld naar de activiteiten van genoemde

rechtspersoon. Het vennootschappelijk doel was de koop en verkoop en bemiddeling van allerlei percelen zowel in landelijk gebied als in stedelijk gebied en de projectontwikkeling en de bouw daarop van allerlei bouwwerken. Als enige bestuurder stond ingeschreven [betrokkene 2] . Op het vestigingsadres van de rechtspersoon is echter geen onderneming aangetroffen maar een particuliere eengezinswoning, waarin men een overvloed aan correspondentie ontving, gericht aan talrijke vennootschappen die op genoemd adres waren gevestigd. Het gaat echter niet om een zakencentrum of om domiciliëring van bedrijven en op het adres wordt geen enkele activiteit ontplooid.

In Spanje is [betrokkene 2] gehoord (G 02-01). Hij heeft verklaard dat hij geregistreerd stond als bestuurslid van deze onderneming, dat het bedrijf te maken had met de import van voertuigen maar dat hij geen enkel document had, dat hij niet weet wie de leveranciers van de onderneming waren, dat hij het bedrijf [de BV] in Nederland niet kent en evenmin het Spaanse bedrijf [buitenlandse onderneming verdachte] en dat hij niet weet waar de voertuigen in Spanje werden opgeslagen. [verdachte] kent hij niet en deze naam heeft hij ook nog nooit gehoord.

[buitenlandse onderneming 4]

Deze onderneming te [vestigingsplaats] is opgericht 23 april 2003 en uitgeschreven 15 februari 2005. Door [de BV] zijn 58 auto's gefactureerd tussen 12 november 2004 en 14 februari 2005. De manager van het bedrijf betreft [betrokkene 3]

In de in beslag genomen administratie van [de BV] is een machtiging aangetroffen

waaruit naar voren komt dat [verdachte] gemachtigd is door [betrokkene 3]

om namens haar op te treden en auto's te kopen. De machtiging is ondertekend door

[betrokkene 3] (D/143). De Spaanse autoriteiten hebben een onderzoek ingesteld naar de onderneming. Hieruit komt naar voren dat [buitenlandse onderneming 4] gedurende het jaar 2004 geen verwerving heeft aangegeven van auto's welke in Nederland zouden zijn ingekocht. Door de Spaanse fiscus is vervolgens op 11 februari 2005 een onderzoek ter plaatse ingesteld om na te gaan of het op het opgegeven adres gevestigd is en wat de activiteiten van de onderneming zijn. Het bedrijf [buitenlandse onderneming 4] is echter op het opgegeven adres niet aangetroffen waarna de onderneming door de Spaanse fiscus is afgevoerd.

De door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 4] verkochte auto's zijn allemaal door [verdachte] gekocht. Uit de door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 4] uitgeschreven facturen komt naar voren dat de 58 auto's door [verdachte] contant betaald zijn.

In Spanje is [betrokkene 3] omtrent [buitenlandse onderneming 4] gehoord (G 01-01). Zij heeft verklaard dat zij in 2003 via een bemiddelingskantoor is aangeboden om enig bestuurster van deze onderneming te worden, dat zij echter bij het bedrijf niets deed, dat ze geen bureau of kantoor had en dat de vennootschap geen enkele activiteit verrichtte. Voorts heeft ze verklaard dat ze [naam bedrijf] in Nederland (het hof begrijpt: [de BV] ) niet kent en dat ze ook het bedrijf [buitenlandse onderneming verdachte] niet kent.

[buitenlandse onderneming 5]

Deze onderneming te [vestigingsplaats] is opgericht op 21 oktober 2004 en uitgeschreven op 31 maart 2005. Door [de BV] zijn 10 auto's gefactureerd tussen 28 februari 2005 en 21 maart 2005. De manager van het bedrijf betreft [betrokkene 4] De onderneming stond

ingeschreven als onderwijsinstelling.

In de bij [de BV] in beslag genomen bescheiden is een machtiging aangetroffen waarbij [buitenlandse onderneming 5] , [verdachte] machtigt om namens [buitenlandse onderneming 5] auto's te kopen (D/227). Deze machtiging is afgegeven door [betrokkene 1] . Uit het onderzoek komt naar voren dat [betrokkene 1] niets te maken heeft met [buitenlandse onderneming 5] . Uit het onderzoek komt naar voren dat [betrokkene 1] directeur is geweest van [buitenlandse onderneming 6] (hierna onder E).

De Spaanse autoriteiten hebben een onderzoek ingesteld naar de onderneming [buitenlandse onderneming 5] . Hieruit komt naar voren dat deze onderneming gedurende de jaren 2004 en 2005 geen Intra Communautaire verwervingen heeft aangegeven. Door de Spaanse Belastingdienst is een onderzoek ingesteld naar de activiteiten van [buitenlandse onderneming 5] . Het bedrijf is echter op het opgegeven adres niet aangetroffen. Hierop is de onderneming op 31 maart 2005 uitgeschreven bij de Spaanse Belastingdienst. Door de Spaanse Belastingdienst wordt [buitenlandse onderneming 5] aangemerkt als Missing Trader, met andere woorden een plofbedrijf.

De door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 5] verkochte auto's zijn allemaal door [verdachte] ingekocht. Uit de door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 5] uitgeschreven facturen komt naar voren dat de 10 auto's door [verdachte] contant betaald zijn.

Bij de doorzoeking van het bedrijfspand van [buitenlandse onderneming verdachte] te [vestigingsplaats] is onder meer een stempel aangetroffen ten name van [buitenlandse onderneming 5] . Dergelijke stempels worden gebruikt voor onder meer het afstempelen van de CMR vervoersverklaringen.

In Spanje zijn [betrokkene 4] en [betrokkene 1] omtrent [buitenlandse onderneming 5] gehoord. [betrokkene 4] (G 03-01) heeft verklaard dat hij wist dat hij als enig bestuurslid van [buitenlandse onderneming 5] was geregistreerd maar dat het bedrijf nooit in werking is gesteld en nooit handelsactiviteiten heeft gehad. Het bedrijf hield zich bezig met autohandel en niet met onderwijs, maar de onderneming [de BV] kent hij niet en dit bedrijf heeft nooit voertuigen aan hem geleverd. Het bedrijf [buitenlandse onderneming verdachte] kent hij ook niet, evenmin als het bestuurslid van die onderneming, [verdachte] .

[betrokkene 1] heeft op 16 september 2008 verklaard (bijlage 3, map 3) dat hij [verdachte] kent van zijn autobedrijf in [vestigingsplaats] , dat hij met [verdachte] contact had om een paar autofacturen te maken, dat hij facturen heeft uitgeschreven voor een vennootschap en dat de andere facturen direct door [verdachte] werden gemaakt omdat hij de stempels had en dat hij facturen gaf aan [verdachte] en daarvoor € 300,-- per factuur ontving van [verdachte] . Op 18 november 2009 is [betrokkene 1] opnieuw gehoord (bijlage 8, map 3). Daarbij heeft hij zijn eerder afgelegde verklaring bevestigd en heeft voorts verklaard dat [verdachte] aangaf hoe hij wilde dat hij de verkoopfacturen opmaakte, op naam van welk bedrijf en het bedrag, dat [verdachte] verschillende modellen facturen had en dat hij op zijn kantoor talrijke stempels had met betrekking tot verschillende vennootschappen. [betrokkene 1] kent [de BV] niet, kent [betrokkene 4] en de firma [buitenlandse onderneming 5] niet en is niet op de hoogte van het bestaan van een volmacht die is aangetroffen in de administratie van [de BV] en op grond waarvan hij volmacht verleent aan [verdachte] om auto's te kopen in naam van [buitenlandse onderneming 5] . Hij herkent de handtekening op de hem getoonde volmacht niet als zijn handtekening.

[buitenlandse onderneming 6]

Deze onderneming te [vestigingsplaats] is opgericht 8 april 2004 en uitgeschreven 28 september 2005. Door [de BV] zijn 30 auto's gefactureerd tussen 21 april 2005 en 23 september 2005. De manager van het bedrijf betreft [betrokkene 1] . De onderneming stond ingeschreven als autohandel. De door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 6] verkochte auto's zijn allemaal door [verdachte] ingekocht. Uit de door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 6] uitgeschreven facturen komt naar voren dat de 30 auto's door [verdachte] contant betaald zijn.

In de in beslag genomen administratie van [de BV] is een machtiging aangetroffen

waarbij [betrokkene 1] een machtiging afgeeft aan [verdachte] om auto's

te kopen op naam van [buitenlandse onderneming 6] . Deze machtiging is op blanco

briefpapier afgedrukt en niet voorzien van een dagtekening (D/246).

Door de Spaanse autoriteiten is onderzoek verricht naar het vestigingsadres van [buitenlandse onderneming 6] en naar de activiteiten van genoemde rechtspersoon. Het vennootschappelijk doel is de uitvoer, de invoer en het in de handel brengen van allerlei soorten goederen en in het bijzonder allerlei types voertuigen. Als enige bestuurder staat ingeschreven [betrokkene 1] . Gebleken is dat op het vestigingsadres een bedrijvencentrum is gevestigd maar dat genoemde rechtspersoon in het hele gebouw niet bekend is.

In Spanje is [betrokkene 1] omtrent [buitenlandse onderneming 6] gehoord.

Hij heeft op 16 september 2008 verklaard (bijlage 3, map 3) dat hij [verdachte] kent van zijn autobedrijf in [vestigingsplaats] , dat hij met [verdachte] contact had om een paar autofacturen te maken, dat hij facturen heeft uitgeschreven voor een vennootschap en dat de andere facturen direct door [verdachte] werden gemaakt omdat hij de stempels had en dat hij facturen gaf aan [verdachte] en daarvoor € 300,-- per factuur ontving van [verdachte] . Op 18 november 2009 is [betrokkene 1] opnieuw gehoord (bijlage 8, map 3). Daarbij heeft hij zijn eerder afgelegde verklaring bevestigd en heeft voorts verklaard dat [verdachte] aangaf hoe hij wilde dat hij de verkoopfacturen opmaakte, op naam van welk bedrijf en het bedrag, dat [verdachte] verschillende modellen facturen had en dat hij op zijn kantoor talrijke stempels had met betrekking tot verschillende vennootschappen. [betrokkene 1] kent [de BV] niet en is niet op de hoogte van het bestaan van een volmacht die is aangetroffen in de administratie van [de BV] en op grond waarvan hij volmacht verleent aan [verdachte] om auto’s te kopen in naam van [buitenlandse onderneming 6] . Hij herkent de handtekening op de hem getoonde volmacht niet als zijn handtekening.

[buitenlandse onderneming 7]

Deze onderneming te [vestigingsplaats] is opgericht 01 oktober 2002 en uitgeschreven 25 januari 2006. Door [de BV] zijn 28 auto’s gefactureerd aan deze onderneming tussen 17 oktober 2005 en 20 januari 2006. De manager van het bedrijf betreft [betrokkene 4] Deze persoon was voorheen ook manager van [buitenlandse onderneming 5] (zie onder D).

De Spaanse autoriteiten hebben een onderzoek ingesteld naar de onderneming. Het bedrijf [buitenlandse onderneming 7] is echter op het vestigingsadres niet aangetroffen. Hierop is de onderneming op 16 januari 2006 uitgeschreven bij de Spaanse Belastingdienst. De door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 7] verkochte auto's zijn allemaal door [verdachte] ingekocht en allemaal contant betaald.

In de in beslag genomen administratie van [de BV] is een machtiging aangetroffen

waarbij [buitenlandse onderneming 7] , [verdachte] machtigt om namens

[buitenlandse onderneming 7] auto's te kopen (D/295). Deze machtiging is afgegeven door [betrokkene 1] . Uit nader onderzoek komt naar voren dat [betrokkene 1] niets te maken heeft met [buitenlandse onderneming 7] . Deze machtiging is op blanco briefpapier afgedrukt en niet voorzien van een dagtekening.

In Spanje zijn [betrokkene 4] en [betrokkene 1] omtrent [buitenlandse onderneming 7] gehoord. [betrokkene 4] (G 03-01) heeft verklaard dat hij het bedrijf [buitenlandse onderneming 7] helemaal niet kent en dat hij niet de directeur is van dat bedrijf. De onderneming [de BV] kent hij niet en dit bedrijf heeft nooit voertuigen aan hem geleverd. Het bedrijf [buitenlandse onderneming verdachte] kent hij ook niet, evenmin als het bestuurslid van die onderneming, [verdachte] .

[betrokkene 1] heeft op 16 september 2008 verklaard (bijlage 3, map 3) dat hij [verdachte] kent van zijn autobedrijf in [vestigingsplaats] , dat hij met [verdachte] contact had om een paar autofacturen te maken, dat hij facturen heeft uitgeschreven voor een vennootschap en dat de andere facturen direct door [verdachte] werden gemaakt omdat hij de stempels had en dat hij facturen gaf aan [verdachte] en daarvoor € 300,-- per factuur ontving van [verdachte] . Op 18 november 2009 is [betrokkene 1] opnieuw gehoord (bijlage 8, map 3). Daarbij heeft hij zijn eerder afgelegde verklaring bevestigd en heeft voorts verklaard dat [verdachte] aangaf hoe hij wilde dat hij de verkoopfacturen opmaakte, op naam van welk bedrijf en het bedrag, dat [verdachte] verschillende modellen facturen had en dat hij op zijn kantoor talrijke stempels had met betrekking tot verschillende vennootschappen. [betrokkene 1] kent [de BV] niet, kent [betrokkene 4] en de vennootschap [buitenlandse onderneming 7] niet en is niet op de hoogte van het bestaan van een volmacht die is aangetroffen in de administratie van [de BV] en op grond waarvan hij volmacht verleent aan [verdachte] om auto’s te kopen in naam van van [buitenlandse onderneming 7] . Hij herkent de handtekening op de hem getoonde volmacht niet als zijn handtekening.

[buitenlandse onderneming 8]

Deze onderneming te [vestigingsplaats] is opgericht op 26 oktober 1994 en uitgeschreven op 23 mei 2006. Door [de BV] zijn 32 auto's gefactureerd tussen 13 december 2005 en 20 april 2006. De manager van het bedrijf betreft [betrokkene 5] . De onderneming stond ingeschreven als productiebedrijf van kurken producten. De Spaanse autoriteiten hebben een onderzoek ingesteld naar de onderneming. Het bedrijf [buitenlandse onderneming 8] is echter op het vestigingsadres niet aangetroffen. Hierop is de onderneming op 23 mei 2006 uitgeschreven bij de Spaanse Belastingdienst. De door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 8] verkochte auto's zijn allemaal door [verdachte] ingekocht en allemaal contant betaald.

In de in beslag genomen administratie van [de BV] is een machtiging aangetroffen

waarbij [buitenlandse onderneming 8] , [verdachte] machtigt om namens [buitenlandse onderneming 8]

auto's te kopen (D/338). Deze machtiging is op blanco briefpapier afgedrukt en niet voorzien van een dagtekening.

Bij de doorzoeking van het bedrijfspand van [buitenlandse onderneming verdachte] te [vestigingsplaats]

is onder meer een stempel aangetroffen ten name van [buitenlandse onderneming 8] . Dergelijke stempels worden gebruikt voor onder meer het afstempelen van de CMR vervoersverklaringen.

In Spanje is [betrokkene 5] gehoord omtrent [buitenlandse onderneming 8] (bijlage 9, map 3). Hij heeft verklaard dat hij enig bestuurder is van [buitenlandse onderneming 8] , dat deze vennootschap wel eens een aankoop in Nederland heeft gedaan maar dat hij zich niet kan herinneren of een van de leveranciers [de BV] is. Verder heeft hij verklaard dat hij [verdachte] kent van een autoshow in Madrid in 2006 maar dat hij niet op de hoogte is van het bestaan van een volmacht die is aangetroffen in de administratie van [de BV] en op grond waarvan hij volmacht verleent aan [verdachte] om auto’s te kopen in naam van [buitenlandse onderneming 8] . Hij herkent de handtekening op de hem getoonde volmacht niet als zijn handtekening. Tevens heeft hij verklaard dat het stempel op de volmacht niet gelijk is aan de stempel die in gebruik is bij de vennootschap [buitenlandse onderneming 8] en dat hij niet weet hoe het kan dat bij de doorzoeking van het bedrijfspand van [buitenlandse onderneming verdachte] te [vestigingsplaats] een bedrijfsstempel van [buitenlandse onderneming 8] is aangetroffen.

[buitenlandse onderneming 9]

Deze onderneming te [vestigingsplaats] is opgericht 16 november 2000 en uitgeschreven 10 november 2006. Door [de BV] zijn auto’s gefactureerd aan deze onderneming tussen 25 april 2006 en 6 november 2006. De manager van het bedrijf betreft [betrokkene 6] . De onderneming stond ingeschreven als autohandel.

De Spaanse fiscus heeft een onderzoek ingesteld naar de onderneming. De onderneming is bij de Spaanse fiscus bekend als ploffer. Volgens de Spaanse fiscus is [betrokkene 7] de directeur van [buitenlandse onderneming 9] . Het bedrijf [buitenlandse onderneming 9] is op het opgegeven adres niet aangetroffen. Hierop is de onderneming op 10 november 2006 uitgeschreven bij de Spaanse Belastingdienst. De 47 door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 9] verkochte auto's zijn allemaal door [verdachte] ingekocht en allemaal contant betaald.

In de in beslag genomen administratie van [de BV] is een machtiging aangetroffen

waarbij [buitenlandse onderneming 9] , [verdachte] machtigt “to buy, pay and collect”, echter staat niet in de tekst wat er op naam van het bedrijf gekocht en betaald mag worden (D/388). Deze machtiging is op blanco briefpapier afgedrukt en ondertekend door [betrokkene 6] .

Bij de doorzoeking van het bedrijfspand van [buitenlandse onderneming verdachte] te [vestigingsplaats] is onder meer een stempel aangetroffen ten name van [buitenlandse onderneming 9] . Dergelijke stempels worden gebruikt voor onder meer het afstempelen van de CMR vervoersverklaringen.

In Spanje is gehoord de directeur van [buitenlandse onderneming 9] , [betrokkene 7] (bijlage 5, map 3). Hij heeft onder meer verklaard dat hij de vennootschap in 2005 heeft verkocht aan [betrokkene 6] . Voorts heeft hij verklaard dat hij het bedrijf [buitenlandse onderneming verdachte] niet kent en dat hij niet bekend is met de aankoop van 47 personenauto's door [buitenlandse onderneming 9] gedurende de periode 25 april 2006 tot en met 6 november 2006. [verdachte] kent hij ook niet en evenmin is hij op de hoogte van een volmacht, aangetroffen in de administratie van [de BV] , op grond waarvan [buitenlandse onderneming 9] volmacht verleent aan [verdachte] om personenauto's in te kopen op naam van [buitenlandse onderneming 9] . De hem getoonde volmacht staat op naam van [betrokkene 6] maar de gehoorde stelt dat de handtekening van deze persoon niet overeenkomt met de handtekening welke op de documenten van de verkooptransactie van de onderneming staat. De gehoorde kent de onderneming [buitenlandse onderneming verdachte] niet en kan niet verklaren waarom er bij de doorzoeking bij [buitenlandse onderneming verdachte] een stempel van [buitenlandse onderneming 9] is aangetroffen. Voorts herkent hij de stempelafdruk niet en was de stempel die hij gebruikte van [buitenlandse onderneming 9] anders (bijlage 6, map 3).

[buitenlandse onderneming 10] (D/464)

Deze onderneming te [vestigingsplaats] is opgericht 11 april 2002 en uitgeschreven 24 januari 2007. Door [de BV] zijn auto’s gefactureerd aan deze onderneming tussen 2 januari 2007 en 23 januari 2007. De manager van het bedrijf betreft [betrokkene 8] . De door [de BV] aan [buitenlandse onderneming 10] verkochte auto's zijn allemaal door [verdachte] ingekocht en allemaal contant betaald.

In de in beslag genomen administratie van [de BV] is een machtiging aangetroffen

waarbij [buitenlandse onderneming 10] , [verdachte] machtigt om namens [buitenlandse onderneming 10]

“to buy, pay and collect”, echter staat niet opgenomen in de tekst om welke goederen het zou gaan. Deze machtiging is op blanco briefpapier afgedrukt en ondertekend door

[betrokkene 8] .

Bij de doorzoeking van het bedrijfspand van [buitenlandse onderneming verdachte] te [vestigingsplaats]

is onder meer een stempel aangetroffen ten name van [buitenlandse onderneming 10] . Dergelijke stempels worden gebruikt voor onder meer het afstempelen van de CMR vervoersverklaringen.

In Spanje is gehoord de manager van [buitenlandse onderneming 10] , [betrokkene 8] (bijlage 5, map 3). Hij heeft onder meer verklaard dat hij enig bestuurder is geweest van [buitenlandse onderneming 10] , dat hij deze onderneming heeft gekocht op aanwijzingen van ene [betrokkene 9] en dat hij vervolgens alle papieren aan deze [betrokkene 9] heeft afgegeven. Hij heeft gewerkt vanuit zijn eigen woning. Gedurende de periode 2 januari 2007 tot en met 23 januari 2007 heeft hij waarschijnlijk auto's gekocht op naam van [buitenlandse onderneming 10] omdat dat zijn taak was, het opstellen van facturen, maar hij kan zich niet herinneren gedurende die periode auto's te hebben gekocht in Nederland of met [de BV] te hebben gewerkt. Hij is niet bekend met de aankoop van 10 personenauto's door [buitenlandse onderneming 10] gedurende de periode 2 januari 2007 tot en met 23 januari 2007 ten bedrage van

€ 624.290,=. De gehoorde heeft voorts verklaard dat hij [verdachte] niet kent en dat hij niet bekend is met het bestaan van een volmacht aangetroffen in de administratie van [de BV] op grond waarvan [buitenlandse onderneming 10] volmacht verleent aan [verdachte] om personenauto's te kopen in naam van [buitenlandse onderneming 10] . Evenmin herkent hij op de hem getoonde volmacht de stempel als de stempel die hij gebruikte, en hoewel onder

de handtekening zijn naam staat vermeld, herkent hij ook niet de paraaf die op de stempel is gezet als de zijne. Het bedrijf [buitenlandse onderneming verdachte] kent hij niet en hij weet niet waarom tijdens de doorzoeking bij [buitenlandse onderneming verdachte] een stempel van [buitenlandse onderneming 10] is aangetroffen.

Beoordeling

Met betrekking tot de hierboven beschreven onderzoeksresultaten constateert het hof dat ten aanzien van de volmachten op naam van de Spaanse ondernemingen [buitenlandse onderneming 3] en [buitenlandse onderneming 4] het bewijs ervoor te kort schiet dat de volmachten als vals aangemerkt kunnen worden, nu de volmachten niet zijn getoond aan de betreffende vertegenwoordigers van de rechtspersonen en de overige bewijsmiddelen te weinig specifiek van aard zijn om die conclusie in voldoende mate te ondersteunen. Van deze twee onderdelen van de tenlastelegging zal het hof de verdachte vrijspreken.

Het hof is van oordeel dat ten aanzien van de volmachten op naam van de andere ondernemingen de zijdens verdachte bepleite vrijspraak van de ten laste gelegde feiten wordt weerlegd door de bewijsmiddelen en dat de volmachten als vals bestempeld kunnen worden.

Immers blijkt uit het dossier het volgende:

- ten aanzien van de volmacht door de onderneming [buitenlandse onderneming 1] is gebleken dat de handtekening van de volmachtgever niet overeenkomt met de handtekening zoals geplaatst onder zijn verhoor, dat de volmachtgever de verdachte niet kent, dat de volmacht ongedateerd is en niet is gebleken dat de onderneming verwervingen van auto's heeft opgegeven en de onderneming niet is aangetroffen op het vestigingsadres;

- ten aanzien van de volmacht door de onderneming [buitenlandse onderneming 5] is gebleken dat de volmachtgever geen betrekkingen had met het bedrijf, geen verwervingen van auto's zijn aangegeven en de Spaanse Belastingdienst het bedrijf als een plofbedrijf heeft aangemerkt, een stempel is aangetroffen bij [buitenlandse onderneming verdachte] in [vestigingsplaats] en de volmachtgever zijn handtekening niet herkent op de getoonde volmacht;

- met betrekking tot de volmacht door de onderneming [buitenlandse onderneming 6] heeft de volmachtgever zijn handtekening niet herkend op de getoonde volmacht en is hem het bestaan van een volmacht niet bekend;

- met betrekking tot de volmacht door [buitenlandse onderneming 7] is sprake van een volmachtgever die niets te maken heeft met het bedrijf, niet van het bestaan van een volmacht afweet en zijn handtekening niet herkent;

- ten aanzien van de volmacht door [buitenlandse onderneming 8] is gebleken dat de onderneming op het vestigingsadres niet is aangetroffen, dat de volmachtgever zijn handtekening niet herkent op de volmacht en tevens de stempel niet herkent als stempel van het bedrijf, terwijl een soortgelijk stempel is aangetroffen op het bedrijf van verdachte;

- de volmachten van de ondernemingen [buitenlandse onderneming 9] en [buitenlandse onderneming 10] zijn identiek en bevatten dezelfde gemankeerde tekst. Stempels zijn aangetroffen op het bedrijf van verdachte en de handtekeningen op de volmachten worden niet herkend door de bestuurders van de bedrijven terwijl zij verdachte niet kennen.

Het hof heeft, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de, van de lezing van de verdediging afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.

Dat alle papieren en stempels zijn aangeleverd door [betrokkene 1] acht het hof niet aannemelijk geworden.

[betrokkene 1] is gehoord in Spanje en heeft de verklaring van de verdachte, dat hij verantwoordelijk zou zijn voor de vervalste papieren, betwist en heeft daar tegenover gesteld dat juist hij, [betrokkene 1] , telkens van de verdachte een bedrag van

€ 300,-- ontving voor het opmaken van een factuur ten behoeve van de aanschaf van auto's. Met deze verklaring heeft hij niet alleen belastend jegens de verdachte verklaard, maar ook zichzelf belast.

Bij dit oordeel neemt het hof nog in aanmerking dat het belang van gebruikmaking van de litigieuze aankoopconstructie juist bij de verdachte heeft gelegen. Hij kon op deze wijze dure en exclusieve auto's goedkoper aanschaffen dan wanneer hij deze op eigen naam of op naam van zijn bedrijf, [buitenlandse onderneming verdachte] in [vestigingsplaats] , zou verwerven vanuit Nederland. Immers, dan zou hij of zijn bedrijf in Spanje invoerrechten en BTW verschuldigd zijn bij de invoer van de auto's. Echter, door middel van de gebezigde constructie werden op papier de verschuldigde invoerrechten en BTW bij de Spaanse ondernemingen gelegd. Deze ondernemingen hebben geen of nauwelijks activiteiten (verricht) in de ten laste gelegde periode dan wel hebben geen bedrijfsactiviteiten op het vestigingsadres (verricht), en waren in werkelijkheid niet diegenen die de auto's vanuit Nederland hebben verworven, zodat de in Spanje verschuldigde invoerrechten en BTW niet werden voldaan. Op deze wijze was het de verdachte die meermalen de in Spanje verschuldigde invoerrechten en BTW heeft ontdoken ten koste van de Spaanse fiscus respectievelijk de Europese Unie. Dat ook [betrokkene 1] binnen deze constructie enig voordeel, buiten de door hem gestelde € 300,- per factuur, zou hebben genoten is niet gebleken. Het was de verdachte die beschikkingsmacht kreeg over de auto's, deze doorverkocht en aldus de in Spanje verschuldigde invoerrechten en BTW bespaarde.

Het hof komt derhalve, op grond van al hetgeen hier boven is overwogen, tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zelf betrokken is geweest bij de valse volmachten en derhalve wetenschap had van de valsheid daarvan.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Op te leggen straf of maatregel

Het hof komt tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie dan de rechtbank en derhalve ook tot een andere strafoplegging.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft daarbij in aanmerking genomen het lange tijdsverloop sinds de ten laste gelegde feiten, alsmede de omstandigheid dat de verdachte in Spanje gedurende een lange periode in detentie heeft verbleven. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de advocaat-generaal niet langer passend.

De verdediging heeft zich primair geschaard achter de vordering van de advocaat-generaal. De verdachte heeft voorts aangegeven dat, in het geval in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf mocht worden opgelegd door het hof, hij bereid is om – met toestemming van de Spaanse autoriteiten – naar Nederland te komen voor het uitvoeren van de taakstraf. De verdachte verwacht op dat gebied geen probleem, ook niet met betrekking tot zijn werk. Op 28 februari 2018 is de in Spanje wegens andersoortige delicten opgelegde straf voorbij, doch thans mag hij zich buiten de inrichting begeven om te werken als vertegenwoordiger en ook voor het bijwonen van de strafprocedure in Nederland heeft hij verlof gekregen, aldus de verdachte.

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Het hof komt tot een hogere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof is van oordeel dat met de door de advocaat-generaal gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking wordt uitgebracht.

Met name heeft het hof bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Voorts heeft het hof in aanmerking genomen de omstandigheid dat de handelwijze van verdachte de betrouwbaarheid van schriftelijke stukken als de onderhavige, die veelal de basis vormen voor het handelen in het (internationaal) economisch verkeer, ernstig ondermijnt. Verdachte heeft misbruik gemaakt van een zwakke plek in het Unierechtelijke omzetbelastingstelsel, waarbij de verdachte zelf buiten beeld bleef door gebruik te maken van inactieve -of zogeheten plofbedrijven. Feiten als deze brengen de Europese Unie en de samenleving ernstige schade toe, niet alleen door het ontstane financiële en fiscale nadeel, maar ook doordat zij de belastingmoraal en het vertrouwen in zakelijke geschriften ondermijnen. Het hof rekent dit de verdachte aan.

Het hof houdt bij de strafoplegging echter tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan in hoger beroep is gebleken, alsmede met een door het hof geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. Het hof is van oordeel dat deze termijn in eerste aanleg is overschreden. Tussen het eerste verhoor van de verdachte op 19 april 2006 en het wijzen van het vonnis door de rechtbank (13 april 2011) is een periode van nagenoeg vijf jaren verstreken. Dit is een overschrijding van de redelijke termijn met drie jaren.

Ook sinds het instellen van het hoger beroep is inmiddels meer dan drie jaren en negen maanden verstreken. De rechtbank heeft verdachte op 13 april 2011 bij verstek veroordeeld en op 25 januari 2012 heeft de verdachte hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld. Op 27 oktober 2015 wordt arrest gewezen.

Het hof neemt de volgende omstandigheden in aanmerking:

in hoger beroep heeft de eerste (rol)zitting plaatsgevonden op 26 februari 2013,

een nadere regiezitting is bepaald op 14 mei 2013 in verband met de samenhang met de strafzaken tegen de medeverdachten;

de inhoudelijke behandeling is bepaald op 10 september 2013;

op verzoek van de verdediging is de behandeling aangehouden in verband met ziekte van de raadsman van de verdachte, evenals de daarop volgende zitting van 28 januari 2014 in verband met een operatie van de raadsman van de verdachte;

de daarop volgende terechtzitting van 22 april 2014 is aangehouden in verband met de detentie van de verdachte in Spanje, terwijl hij gebruik wil maken van zijn aanwezigheidsrecht en omdat het voor de raadsman lastig is om met de verdachte in contact te treden. Het hof heeft de advocaat-generaal vervolgens verzocht om bij de Spaanse autoriteiten informatie in te winnen over de datum waarop de verdachte in vrijheid zal worden gesteld;

op 4 juli 2014 is de zaak aangehouden tot een terechtzitting in januari 2015 omdat nog onvoldoende duidelijkheid was verkregen over een mogelijke datum van invrijheidstelling;

ter terechtzitting van 27 januari 2015 is gebleken dat de datum van invrijheidstelling van de verdachte 24 februari 2018 is. Door het hof is vervolgens bepaald dat de advocaat-generaal zou onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een verlof van de verdachte naar Nederland;

op 23 juni 2015 is de verdachte met toestemming van de Spaanse autoriteiten ter terechtzitting aanwezig. De verdediging heeft stukken in het geding gebracht in de Spaanse taal om aan te tonen dat de verdachte in Spanje wordt vervolgd voor dezelfde feiten, welke stukken vertaald dienen te worden;

op 28 augustus 2015 heeft nog een regiezitting plaatsgevonden en is de inhoudelijke behandeling bepaald op 13 oktober 2015;

op 2 oktober 2015 zijn de vertaalde stukken bij het hof binnengekomen en aan het dossier toegevoegd.

Weliswaar is het tijdsverloop mede veroorzaakt door de omstandigheid dat de verdachte een lange gevangenisstraf in Spanje uitzit, maar niet alle voornoemde omstandigheden dienen naar het oordeel van het hof geheel voor rekening van verdachte te komen.

Immers, ook het hof heeft van de advocaat-generaal gevergd dat via internationale kanalen nader onderzoek moest worden verricht, een procedure via het IRC waar veel tijd overheen is gegaan.

In lijn met de bestendige rechtspraak van de Hoge Raad is het hof van oordeel dat naar bevind van zaken dient te worden gehandeld in zaken waarin, zoals in het onderhavige geval, de redelijke termijn met meer dan 12 maanden is overschreden.

Zonder schending van de redelijke termijn zou naar het oordeel van het hof, in het bijzonder gelet op de ernst van de feiten en de straffen die door dit hof doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend zijn geweest. In de ernstige termijnoverschrijding ziet het hof echter aanleiding een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan het hof zonder deze verdragsschending zou hebben opgelegd, te weten een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar.

Met oplegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Aldus gewezen door

mr. J. Platschorre, voorzitter,

mr. drs. P. Fortuin en mr. P.J. Hödl, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,

en op 27 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. drs. P. Fortuin is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature