U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Ontslag wegens alcoholgebruik merkbaar op werkvloer/bewijslast werkgever/getuigenverhoor oud-collega’s/bewijs geleverd/nalaten onderzoek bedrijfsarts of huisarts?/risico werknemer.

Uitspraak



GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.034.655

arrest van de achtste kamer van 15 mei 2012

in de zaak van

[X.],

wonende te [woonplaats],

appellant,

advocaat: mr. A.H.M. van den Broek,

tegen:

MERCEDES BENZ CUSTOMER ASSISTANCE CENTER N.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

geïntimeerde,

advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 24 mei 2011 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht onder zaak-/rolnr. 301292 / 08-3018 gewezen vonnis van 21 januari 2009.

6. Het tussenarrest van 24 mei 2011.

Bij genoemd arrest is Mercedes Benz CAC toegelaten te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [appellant] op 25 april 2006 - het tussenarrest vermeldt abusievelijk 2005, zoals Mercedes Benz CAC terecht heeft opgemerkt - zich op zodanige wijze onder invloed van alcohol bevond dat sprake was van alcoholmisbruik in de in rechtsoverweging 4.7. van het tussenarrest omschreven zin, en is iedere verdere beslissing aangehouden.

7. Het verdere verloop van de procedure

7.1. In het kader van de hierboven genoemde bewijsopdracht heeft Mercedes Benz CAC 5 getuigen, te weten de heren [getuige A.], [getuige B.], [getuige C.], [getuige D.] en [getuige E.] doen horen in enquête op respectievelijk 6 juli 2011 en 2 november 2011.

[appellant] heeft op 22 november 2011 afgezien van contra-enquête.

7.2. Mercedes Benz CAC heeft een memorie na enquête genomen. [appellant] heeft hierop geen antwoordmemorie na enquête ingediend.

7.3. Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

8. De verdere beoordeling

8.1. Thans zal eerst worden bezien of Mercedes Benz CAC geslaagd is in de haar gegeven bewijsopdracht.

8.2. De heer [getuige A.], medewerker van Mercedes Benz CAC van maart 1998 tot juni 2010, heeft als getuige onder meer verklaard:

“(…) U houdt mij voor productie 2B als gehecht aan memorie van antwoord. Ik herken deze verklaring. Ik heb hem opgesteld en ik houd vast aan de inhoud ervan.

U vraagt mij waarom de heer [appellant] op mij een beschonken indruk maakte op 25 april 2006. Zoals ik in mijn verklaring heb aangegeven was sprake van onduidelijk spreken en agressief gedrag naar directe collega’s. Ik herinner mij het in mijn verklaring genoemde incident met de muis nog heel goed. De heer [appellant] schreeuwde luidkeels dat de muis niet reageerde maar deed daar zelf vervolgens niet aan. Volgens mij heeft de heer [getuige D.] de heer [appellant] geholpen door de muis weer in de pc te steken. Het is een tijd geleden en het kan ook de heer [getuige B.] zijn geweest die de heer [appellant] heeft geholpen. Ik drink zelf geen druppel alcohol. Het is daarom voor mij moeilijk om te onderscheiden of om de heer [appellant] een alcoholgeur aanwezig was. Er hing wel een geur om hem heen die geen lichaamseigen geur was.

De heer [appellant] is vanwege hetgeen waarover ik net heb verklaard uitgenodigd voor een gesprek in het kantoor van de heer [getuige E.]. Dit kantoor lag toentertijd naast de werkvloer op dezelfde verdieping. Bij het gesprek waren degenen aanwezig die ik in mijn verklaring heb genoemd. Bij binnenkomst werd de heer [appellant] het vermoeden voorgehouden dat hij alcohol had genuttigd en dat hij gedrag vertoonde dat niet binnen onze regels viel. De heer [appellant] ontkende pertinent dat hij alcohol gedronken had. Zijn houding was dat hij het belachelijk vond dat wij op die gedachte waren gekomen. De heer [getuige E.] voerde het gesprek. De heer [appellant] bleef ontkennen en hij wilde terug naar de werkvloer. Toen de heer [getuige E.] vroeg of de heer [appellant] dichterbij wilde komen zodat hij zijn adem kon ruiken, weigerde de heer [appellant] dat. Vervolgens escaleerde het gesprek en liep de heer [getuige E.] naar de heer [appellant] toe en zei: ‘Ik ruik alcohol, je kunt gaan’.

Op de vraag of in het gesprek ook is voorgesteld dat de heer [appellant] zou worden gecontroleerd door de bedrijfsarts kan ik meedelen dat dat niet het geval was, voor zover ik mij herinner. Ik ben zelf nooit bij een gesprek geweest waar de heer [appellant] bij was en waar gesproken is over controle door de bedrijfsarts. Ik weet wel dat op een eerder moment tussen de leidinggevenden van de heer [appellant] wel over een dergelijk onderzoek of de mogelijkheid daartoe is gesproken.

Na de mededeling aan de heer [appellant] dat hij kon gaan, heb ik hem begeleid naar zijn werkplek om te zien dat hij zou uitloggen. Vervolgens heb ik hem begeleid naar de lift. Ik kan mij niet meer herinneren dat ik de heer [appellant] daarna nog heb gesproken, over deze kwestie of anderszins. (…) De heer [appellant] sloeg wartaal uit op 25 april 2006. Hiermee bedoel ik dat hij onduidelijk en onverstaanbaar formuleerde. Dit was anders dan anders. Er was verder sprake van een niet normale geur en daarmee bedoel ik een niet lichaamseigen geur en ook geen aftershave. Toen ik de heer [appellant] terugbegeleidde naar zijn werkplek was hij hevig geëmotioneerd. Ik herinner mij niet dat hij zigzagde of anders liep dan anders.

Ik herinner mij twee eerdere incidenten waarbij de heer [appellant] niet op zijn werk verscheen en hij niet telefonisch te bereiken was. In overleg met personeelszaken ben ik toen bij hem langsgegaan samen met mevrouw [mevrouw A.]. Inmiddels had de heer [appellant] al telefonisch laten weten dat hij zich had verslapen. Toen ik hem thuis aantrof sprak hij dezelfde wartaal en er hing om hem dezelfde geur als waarover ik net heb verklaard. Ik vind dat geen normale gedragingen.

Ik herinner mij dat er regelmatig collega’s van de heer [appellant] naar mij toe kwamen en meldden dat er weer een alcoholgeur om de heer [appellant] heen hing en dat hij wartaal aan de telefoon uitsloeg richting klanten. Ik herinner mij dat in ieder geval de heer [getuige B.] mij op die wijze heeft aangesproken.

(…) U houdt mij voor productie 28 bij de conclusie van antwoord. Dit zijn e-mails die ik mij na doorlezen herinner. Er waren inderdaad eerder incidenten geweest. Op de vraag of de heer [appellant] op 25 april 2006 bewust niet is doorgestuurd naar de bedrijfsarts antwoord ik dat ik mij niet herinner dat sprake was van enige bewustheid. Op een eerder moment, ik herinner mij de datum niet meer en voor het incident van 25 april 2006, is over de mogelijkheid van onderzoek door de bedrijfsarts gesproken. Ik herinner mij dat de conclusie was dat de bedrijfsarts niet meer zou kunnen constateren dan wij ook konden constateren, omdat voor het vaststellen van een alcoholpromillage bloed zou moeten worden geprikt. Ik weet niet of een bedrijfsarts bloed kan of mag prikken. (…)

Op 25 april 2006 maakte de heer [appellant] op mij geen overspannen indruk.

Op de vraag van mr. [mevrouw B.] of het gedrag van de heer [appellant] op 25 april 2006 erger was dan anders antwoord ik dat het de zoveelste keer was. Het was vooral het verbaal bedreigen van collega’s en het luidkeels schreeuwen over de werkvloer die de aanleiding vormden voor het gesprek in het kantoor van de heer [getuige E.].”

8.3. De heer [getuige B.], callcenter medewerker bij Mercedes Benz CAC, heeft als getuige onder meer verklaard:

“U houdt mij voor productie 2H bij de memorie van antwoord. Ik heb deze verklaring zelf opgesteld en ik houd vast aan de inhoud daarvan.

De heer [appellant] is meerdere jaren mijn collega geweest bij Mercedes Benz. In mijn verklaring staat dat de heer [appellant] op 25 april 2006 problemen had met zijn computer. Ik weet niet meer wat voor problemen dit waren en ik weet ook niet meer hoe die problemen zijn opgelost en of hij ze zelf heeft opgelost. In mijn verklaring staat dat de heer [appellant] langzaam sprak en langzamer bewoog dan anders. Ik kan me niet herinneren dat er een bijzondere geur om hem heen hing. (…) Op de vraag of ik mij nog van een ander moment bijzonder gedrag kan herinneren van de heer [appellant] antwoord ik dat ik mij herinner dat hij vaker dan anderen problemen had met ICT. Ik hielp hem dan daarbij en dat was toen mijn taak.

Op de vraag of ik bij de heer [getuige A.] over de heer [appellant] heb geklaagd antwoord ik dat ik me dat niet kan herinneren. (…)”

8.4. De heer [getuige D.], callcenter medewerker bij Mercedes Benz CAC, heeft als getuige onder meer verklaard:

“U houdt mij voor productie 2c bij de memorie van antwoord. Ik heb deze verklaring recent nog bekeken. Ik houd nog steeds vast aan de inhoud ervan. U houdt mij voor dat in de verklaring sprake is van alcoholgeur. U vraagt mij of het zeker is dat ik dat geroken heb en dat is het geval. Ik zat in de buurt van de heer [appellant] toen hij binnenkwam en probeerde in te loggen. Op de vraag of mij nog iets is opgevallen aan de heer [appellant], antwoord ik dat toen hij aan het mopperen was, mij opviel dat zijn spraak niet duidelijk was, niet helder. (…) Het mopperen, waarover ik heb verklaard, was hoorbaar voor anderen. Op verzoek van de heren [getuige A.] en [getuige E.], ben ik de heer [appellant] gaan halen. Hij was niet blij, hij was luidruchtig en hij kon niet begrijpen wat er aan de hand was. Op de vraag of mij iets opgevallen is aan zijn motoriek op dat moment, antwoord ik dat ik me dat niet herinner. Ik geloof dat ik voor hem uit gelopen ben, nadat ik hem had gehaald. (…)

Op de vraag of sprake was van alcoholgeur van bier, wijn of sterke drank, antwoord ik dat ik niet kan zeggen welke soort alcohol aan de orde was, maar er was duidelijk sprake van een alcoholgeur. De bijeenkomst die genoemd is in mijn verklaring was geen geplande meeting. (…) Het doel van het gesprek met de heer [getuige E.] was volgens mij niet het melden van het voorval. Er waren andere zaken die ik wilde bespreken en ik wilde het voorval eerst bespreken met de directe chef van de heer [appellant], de heer [getuige A.]. Toen vroeg de heer [getuige E.] er zelf naar en toen heb ik antwoord gegeven. De heer [getuige A.], zijn werkplek, is ook in de open ruimte, waarover ik net heb verklaard. Of de heer [getuige A.] het voorval ook meegekregen heeft, weet ik niet. Er werken veel mensen in de ruimte, het was het begin van de ploegendienst en ik weet niet of de heer [getuige A.] er toen al was. Ik geloof wel dat de heer [getuige E.] het voorval heeft meegekregen. Zijn kantoor ligt vlakbij en het voorval was nogal luidruchtig. (…)”

8.5. De heer [getuige E.], leidinggevend medewerker van Mercedes Benz CAC van februari 2003 tot april 2008, heeft als getuige onder meer verklaard:

“ (…) U houdt mij voor productie 2a als gehecht aan de memorie van antwoord. Ik heb die verklaring opgesteld en herken hem. Ik heb de verklaring gelezen voor deze zitting. De verklaring klopt. Door de verklaring te lezen, zijn de herinneringen bij mij teruggekomen. Zonder hulp van de verklaring had ik die herinneringen niet terug kunnen halen. U moet begrijpen dat ik in die tijd aan 250 mensen leiding gaf, het merendeel indirect, en dat ik wel meer disciplinaire maatregelen heb moeten treffen. Ik heb zelf alcoholgeur, afkomstig van de heer [appellant], geroken. Het was een gemiddelde tot sterke geur. Die keer is de enige keer dat ik bij de heer [appellant] alcohol heb geroken. Wel heb ik van anderen gehoord dat het vaker gebeurde. (…) Ik heb de heer [appellant] aangesproken en gezegd dat hij naar huis kon gaan en dat hij de volgende dag moest terugkomen om erover te praten. Ik wilde eerst nagaan of het klopte van de eerdere voorvallen, waar ik over hoorde. Ik wilde ook afstemmen met de HR afdeling. Op dat moment was er nog geen ontslagbesluit genomen, wat mij betreft. De volgende dag is de heer [appellant] niet naar het werk gekomen. Ik hoorde van zijn teamleider, [getuige A.], dat hij zich ziek had gemeld. Of hij zich bij [getuige A.] ziek had gemeld, weet ik niet. Ik heb toen de heer [appellant] gebeld. Volgens mij was [getuige A.] daarbij aanwezig. Of [getuige C.] daar ook bij aanwezig was, weet ik niet meer. De heer [appellant] wilde niet met mij praten. Hij vertelde niet wat er was en wilde ook geen reden noemen. Of hij precies heeft gezegd wat ik nu in mijn verklaring lees, die ik eerder heb opgesteld en waarover ik ook eerder heb verklaard, weet ik niet meer. De heer [appellant] hing zelf de hoorn op. Ik heb toen nog een keer gebeld en toen ik mij meldde met ‘Hallo’ of ‘Hi’, werd er meteen opgehangen. Toen ik de heer [appellant] naar huis stuurde, is niet gesproken over een onderzoek door de bedrijfsarts. Hij was slecht aanspreekbaar en het leek alsof hij dronken was. In het kader van disciplinaire maatregelen, was er wel altijd de mogelijkheid van onderzoek door de bedrijfsarts. Of dat in dit geval ook aan de orde is geweest, weet ik niet meer.

(…) De heer [appellant] liep niet strak, maar langzaam en waggelend naar mijn kantoor. Ik ben samen met [getuige D.] de heer [appellant] gaan ophalen. [getuige D.] liep volgens mij mee, omdat ik niet wist waar de heer [appellant] precies zat.

Op vragen van mr. Van den Broek antwoord ik het volgende.

De verklaring, als aan de memorie van antwoord gehecht, is door mij opgemaakt in 2006. De heer [getuige D.] heeft mij verteld dat de heer [appellant] dronken op het werk was. Het betrof een, voor zover ik mij herinner, toevallig gesprek over ontwikkelingen in de teams toen hij dit naar voren bracht. Het was zeker niet zo dat de heer [getuige D.] speciaal met mij over de heer [appellant] wilde praten. Ik heb zelf die dag niets gemerkt van het gedrag van de heer [appellant] tot het moment dat het gemeld werd.(…) Toen de heer [getuige D.] mij heeft verteld over de heer [appellant], dat hij dronken was en dat wel vaker was op het werk, heeft de heer [getuige A.] dat bevestigd. De sfeer was dat het nu eenmaal zo was en ik was verrast en geshockeerd. Ik begreep niet waarom er nog niets aan was gedaan of hulp vanuit het bedrijf aan de heer [appellant] was aangeboden. Ik heb de heer [getuige A.] er ook op aangesproken dat er niks was ondernomen. Blijkbaar waren er geen waarschuwingen geweest. Ik begreep dat niet, want als leidinggevende moet je ingrijpen in dergelijke gevallen. Over ontslag van de heer [appellant] is pas gedacht toen hij de volgende dag zo slecht reageerde aan de telefoon. Als hij een reden had genoemd, bijvoorbeeld ziekte, of zijn excuses had gemaakt en beterschap had beloofd, dan had ik misschien anders gereageerd. Zijn reactie was voor mij reden om het ontslag in gang te zetten. Ik was niet degene die dat uiteindelijk kon beslissen, maar ik kon het wel in gang zetten in samenspraak met HR. Zij moesten het ook goedkeuren. Ik wilde de heer [appellant] de kans geven om een verklaring te geven. Theoretisch was het mogelijk dat hij iets anders had genomen dan alcohol. Het beleid bij Mercedes Benz is dat alcoholgebruik tijdens werk is verboden en tot ontslag kan leiden. Ik heb meerdere ontslagen meegemaakt, maar één wegens alcoholgebruik en dat is het ontslag van de heer [appellant]. Het eerste telefoongesprek met de heer [appellant] op 26 april 2006 duurde ongeveer vijf seconden, het tweede gesprek ongeveer één seconde. Tot een echte conversatie is het niet gekomen. In het eerste gesprek is in ieder geval niet gesproken over een oproep door de bedrijfsarts. Ik weet niet meer of ik na de telefoongesprekken heb overwogen de heer [appellant] te laten oproepen door de bedrijfsarts. Er is grote kans dat ik dat wel heb overwogen, omdat het tot één van de mogelijkheden behoorde, zoals ik eerder heb verklaard, maar ik weet het gewoon niet meer.(…) Het beleid over alcohol was duidelijk en betekende dat men niet onder invloed naar het werk moest komen. Een exact promillage werd volgens mij niet genoemd. Ik was niet bekend met eerdere waarschuwingen wegens alcoholgebruik aan de heer [appellant]. Ik kende zijn personeelsdossier en wist dat er waarschuwingen lagen, onder meer wegens te laat komen. Ik verwacht bij alcoholgebruik geen historie van diverse voorvallen en was dan ook verrast toen ik daar wel over hoorde. Ik was niet de direct leidinggevende van de heer [appellant], dat was de heer [getuige A.].(…)”

8.6. De heer [getuige C.], HR coördinator bij Mercedes Benz CAC, heeft als getuige onder meer verklaard:

“Op uw vraag wat ik uit eigen waarneming kan verklaren over de gebeurtenissen op 25 april 2006 antwoord ik dat ik daar niets over kan verklaren. Ik ben niet aanwezig geweest in de ruimte waar de heer [appellant] op 25 april 2006 werkte. Ik ben ook niet aanwezig geweest bij een gesprek dat die dag met de heer [appellant] heeft plaatsgevonden.

Ik heb wel op die dag gesproken met de heer [getuige A.] en de heer [getuige E.], die mij op de hoogte hebben gebracht van wat met de heer [appellant] was besproken en hoe hij zich gedroeg en van het feit dat hij naar huis was gestuurd. Ze hebben hun verhaal gedaan en aan mij werd als, toen nog, HR consultant gevraagd wat te doen. De conclusie was dat de maat vol was, zeker gezien de waarschuwingen die eerder gedaan waren. Ik heb geprobeerd contact te zoeken met mw. [mevrouw B.], maar dat is die dag niet gelukt. De volgende dag, 26 april, heb ik wel contact kunnen leggen met haar. Na overleg met mw. [mevrouw B.] heb ik geprobeerd de heer [appellant] te bellen, dit om aan te geven dat de maat vol was. Dit was ook een gelegenheid voor de heer [appellant] om een verklaring te geven voor zijn gedrag, die dan bij de afweging zou kunnen worden betrokken. Die verklaring bleef echter uit, want de heer [appellant] wilde mij niet te woord staan, tot twee maal toe. Ik weet dat de heer [getuige E.] bij het telefoongesprek aanwezig was. Of de heer [getuige A.] ook aanwezig was, weet ik niet meer. Na de twee pogingen telefonisch contact te leggen met de heer [appellant], is aan hem het ontslag aangezegd middels de brief die ook in het procesdossier zit.

De heren [getuige A.] en [getuige E.] vertelden mij dat de heer [appellant] onsamenhangend had gesproken en dat hij niet recht kon lopen. Of er ook sprake was van agressie door de heer [appellant], kan ik mij niet herinneren. (…)

Op de vraag of de heren [getuige A.] en [getuige E.] ook iets hebben gezegd over geur, antwoord ik dat zij het hebben gehad over een duidelijk waarneembare alcoholgeur. De dienst van de heer [appellant] op 25 april 2006 begon om drie uur ‘s middags. Ik heb om vier uur ’s middags geprobeerd mw. [mevrouw B.] te bellen, maar de receptioniste van haar kantoor vertelde mij dat zij niet bereikbaar was. Mijn werk zat er om vijf uur ’s middags op en daarom heb ik meteen de volgende ochtend met haar contact gezocht.

(…) Op de vraag waarom de heer [appellant] niet op 25 april 2006 is ontslagen, antwoord ik dat ik eerst ruggespraak wilde houden met mw. [mevrouw B.]. Na het telefoongesprek met mw. [mevrouw B.] heb ik meteen daarna contact proberen te leggen met de heer [appellant]. Het telefoongesprek op 26 april 2006 was bedoeld om de heer [appellant] het ontslag onverwijld aan te zeggen, maar was tevens een gelegenheid voor hem om nog een verklaring te geven voor zijn gedrag. Vandaar dat ook nog een tweede poging is gewaagd toen hij de hoorn had neergelegd. Op de vraag waarom de heer [appellant] niet op 25 april 2006 is onderzocht door de bedrijfsarts, antwoord ik dat, toen de zaak met mij besproken werd, de heer [appellant] al naar huis was. (…)”

8.7. Naar het oordeel van het hof is gezien de afgelegde verklaringen, zowel op zich beschouwd als in onderling verband bezien, en gezien de eerder overgelegde verklaringen, Mercedes Benz CAC geslaagd in haar bewijsopdracht. Hiertoe wordt het volgende overwogen.

8.8. Gezien de verklaringen van alle gehoorde getuigen behalve getuige [getuige C.], als mede bezien in het licht van de overgelegde verklaringen van andere collega’s van [appellant] over diens gedrag in het algemeen - zoals de heer [heer A.] (productie 2G MvA), de heer [heer B.] (productie 2F MvA), de heer [heer C.] (productie 2E MvA) en de heer [heer D.] (productie 2D MvA) -, als niet nader door [appellant] weersproken, is komen vast te staan dat [appellant] op 25 april 2006 onder zodanige invloed van alcohol was dat dit voor de (werk)omgeving merkbaar was alsook in uiterlijk, houding en gedragingen van [appellant] waarneembaar was, waarbij een normale uitoefening van de gebruikelijke werkzaamheden door [appellant] niet meer mogelijk was. Diverse getuigen verklaren immers omtrent het door [appellant] op 25 april 2006 niet zelf kunnen oplossen van een eenvoudig probleem met de computer, waarbij luidruchtig en agressief op de directe omgeving werd gereageerd, en omtrent het niet duidelijk spreken door [appellant], dit alles terwijl rond [appellant] een door diverse getuigen zelf waargenomen alcoholgeur althans niet lichaamseigen geur hing. Getuige [getuige B.] rept van een langzamer bewegen dan normaal en getuige [getuige E.] verklaart dat [appellant] langzaam en waggelend naar zijn kantoor liep. Getuige [getuige C.] verklaart dat getuigen [getuige A.] en [getuige E.] hem na het gesprek op 25 april 2006 met [appellant] - waar getuige [getuige C.] niet bij was - hebben verteld dat [appellant] onsamenhangend had gesproken en niet meer recht kon lopen.

8.9. Dat [appellant] niet door een bedrijfsarts op 25 april 2006 is onderzocht laat hetgeen hierboven is overwogen onverlet. Evenmin doet het feit dat verschillend wordt verklaard omtrent de aanleiding voor het bij zich roepen van [appellant] door getuige [getuige E.] en omtrent wie vervolgens [appellant] bij zijn werkplek heeft opgehaald af aan hetgeen de getuigen (grotendeels) eensluidend hebben verklaard omtrent de door [appellant] verspreide geur, de wijze van gedrag van en wijze van spreken door [appellant] op 25 april 2006.

8.10. [appellant] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen getuigen in contra-enquête doen horen omtrent de gebeurtenissen op 25 april 2006, en aldus evenmin zichzelf als getuige doen horen. [appellant] is niet bij memorie na enquête ingegaan op hetgeen de diverse gehoorde getuigen hebben verklaard en is evenmin ingegaan op hetgeen uit de door Mercedes Benz CAC overigens bij memorie van antwoord overgelegde verklaringen van andere collega’s blijkt. [appellant] heeft aldus in ieder geval nagelaten enige verklaring - anders dan het door Mercedes Benz CAC gestelde alcoholgebruik - te geven voor zijn gedrag op 25 april 2006, waarover door zijn toenmalige collega’s is verklaard.

8.11. De grieven 2 en 5, als betrekking hebben op de door [appellant] gestelde afwezigheid van een dringende reden, falen dan ook.

8.12. Gezien de verklaring van getuige [getuige C.] maakt het hof zijn oordeel als neergelegd in onderdeel 4.11 van het tussenarrest van 24 mei 2011 tot een definitief oordeel, hetgeen ertoe leidt dat grief 4 voor zover betrekking hebbend op de onvoldoende verwijldheid van het gegeven ontslag, eveneens faalt. In de gegeven omstandigheden is immers voldoende voortvarend door Mercedes Benz CAC gehandeld. Voor zover deze grief tevens rept van bij [appellant] gewekte verwachtingen, namelijk dat hij niet zou worden ontslagen, en dat hij daarom heeft afgezien van het raadplegen van een arts om een nader medisch oordeel omtrent zijn toestand geldt het volgende.

Gezien de mededeling van getuige [getuige E.] op 25 april 2006, namelijk dat [appellant] naar huis moest omdat een alcoholgeur werd geroken - als door getuige [getuige A.] bevestigd - en gezien de eerder door [appellant] ontvangen waarschuwingen - zie onderdeel 4.1. van het tussenarrest van 24 mei 2011 - had het [appellant], indien hij conform zijn eigen betoog niet onder invloed was van alcohol, duidelijk moeten zijn dat hij onder die omstandigheden een serieus risico liep - al dan niet met onmiddellijke ingang - te worden ontslagen. [appellant] had er dus belang bij dit ‘niet onder invloed zijn’ te laten vaststellen. Uit het feit dat hij niet aanstonds op 25 april 2006 is ontslagen vanwege alcoholgebruik mocht [appellant] in ieder geval niet zonder meer afleiden dat dit dus ook de volgende dag of dagen niet zou (kunnen) geschieden. Het nalaten zich meteen te laten onderzoeken door de bedrijfsarts of zijn eigen huisarts, of minstens het op 25 april 2006 laten afnemen van bloedmonsters, ligt in de gegeven omstandigheden dan ook in de risicosfeer van [appellant].

8.13. Grief 3 faalt reeds gezien hetgeen in onderdeel 4.7. van het tussenarrest van 24 mei 2011 is beslist.

8.14. Grief 6, als uitgaande van een onterecht gegeven ontslag op staande voet, faalt nu wel sprake is geweest van een dringende reden tot ontslag, zodat terecht de vorderingen van [appellant] in eerste aanleg zijn afgewezen.

8.15. Het vonnis van de kantonrechter, voor zover dit in hoger beroep is betrokken, zal derhalve onder verbetering van gronden worden bekrachtigd.

8.16. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep als aan de zijde van Mercedes Benz CAC gevallen, hieronder begrepen de aan de diverse getuigen toegekende getuigentaxen. De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld. Tevens zal - zoals verzocht - de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

9. De uitspraak

Het hof:

bekrachtigt onder verbetering van gronden het vonnis waarvan beroep voor zover in hoger beroep betrokken;

veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Mercedes Benz CAC worden begroot op € 702,= aan verschotten (griffierecht en getuigentaxen) en op € 2.682,= aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, M.J.H.A. Venner-Lijten en R.R.M. de Moor en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 mei 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature