[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord en daarop volgende akte de uitspraken in hoger beroep in de procedures in Duitsland en België overgelegd. [appellant] heeft bij antwoordakte niet bestreden dat deze uitspraken zijn gedaan, maar wat de procedure in België betreft laten weten dat [geïntimeerde] door de curator in het faillissement van [bedrijf 2] op 22 februari 2007 opnieuw voor de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen is gedagvaard. Dit laatste is voor de onderhavige procedure evenwel niet relevant. Bij een beroep op artikel 28 EEX-Vo. gaat het immers om aanhouding of verwijzing van een latere procedure. In dit geval is in Nederland de onderhavige procedure reeds geruime tijd aanhangig en zijn de eerder in Duitsland en België aangebrachte procedures inmiddels definitief geëindigd. De thans door de curator van [bedrijf 2] in België aanhangig gemaakte procedure kan immers niet gelden als een voortzetting van de daar eerder aangebrachte procedure. Die is door de nietigverklaring van de inleidende dagvaarding geëindigd. Op een daarna (opnieuw) aanhangig gemaakte procedure kan [appellant] zich in verband met artikel 28 EEX-Vo. niet met vrucht beroepen. Het primaire verweer van [appellant] strandt hierop, zodat grief 1 die hierop betrekking heeft, wordt verworpen.