Uitspraak
parketnummer : 20.000879.99
uitspraakdatum : 28 december 1999
tegenspraak;
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Breda van 11 januari
1999 in de strafzaak onder parketnummer 16639-98 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag] 1964,
wonende te [woonplaats] , [adres]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de
terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal
en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop
dit berust, behalve voor wat betreft:
A. de bewijsvoering;
B. de motivering van de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de
orde is gekomen, verbetering. Om wille van de leesbaarheid wordt de
bewijsvoering in haar geheel vervangen. De bewezenverklaring door de
eerste rechter komt uitsluitend te berusten op de hierna volgende
bewijsmiddelen en bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De tenlastelegging
Nu ten aanzien van de tenlastelegging en de bewezenverklaring niet
opnieuw recht wordt gedaan, kan worden volstaan met de omschrijving
zoals in het beroepen vonnis vervat.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen staan vermeld in de
aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek
van Strafvordering; deze aanvulling is aan dit arrest gehecht.
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan
berust op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven
bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De vordering van de benadeelde partij
Politie regio Midden- en West Brabant, District Roosendaal, domicilie
kiezende aan het politiebureau, gevestigd aan de Nieuwstraat 4, 4701
HS Roosendaal, heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek
van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als
benadeelde partij en een vordering ingediend.
De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is
toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij vergoeding van hetgeen
aan haar in eerste aanleg is toegewezen.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is betwist.
Het hof overweegt met betrekking tot voormelde vordering het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat
de betreffende aangifte is gedaan met een ander oogmerk dan waarvoor deze
mogelijkheid is gegeven.
De benadeelde partij heeft als rechtstreeks gevolg van het bewezen
verklaarde handelen oneigenlijke taken verricht, waarmee de
onrechtmatigheid van de gedraging van de verdachte is gegeven.
Mitsdien staat de aansprakelijkheid van de verdachte voor de geleden
schade naar burgerlijk recht vast.
Het hof acht -anders dan de verdediging heeft aangevoerd- de
vordering, gelet op de gegevens op het schadeformulier en het
proces-verbaal waarnaar op dit formulier wordt verwezen, die
gedetailleerd en specifiek zijn, van eenvoudige aard en mitsdien voor
afdoening in het strafproces vatbaar, met veroordeling voorts van de
verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 22b, 22 c, 22d en 188 van
het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Bevestigt het beroepen vonnis, met inbegrip van de toewijzing van de
vordering benadeelde partij.
Dit arrest is gewezen door Mr. Vonhogen, als voorzitter
Mrs. Adelmeijer en Meulenkamp, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Dhr. Van Baast, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 28 december 1999.