Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Kinderalimentatie . Vraag of sprake is van grove miskenning van de wettelijke maatstaven.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 3 oktober 2012

Zaaknummer : 200.108.400/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-7673

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. T. Venneman te ‘s-Gravenhage,

tegen

[verweerster],

wonende te [woonplaats],

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. M.D. Sint Nicolaas te ‘s-Gravenhage.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 15 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 21 maart 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.

De moeder heeft op 10 augustus 2012 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vader:

- op 29 juni 2012 een brief van 26 juni 2012 met bijlage;

- op 7 september 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.

De zaak is op 20 september 2012 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij beschikking van 21 januari 2009 van dit hof is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:

- [minderjarige 1], geboren [in 2004] te [geboorteplaats], en

- [minderjarige 2], geboren [in 2006] te [geboorteplaats],

met ingang van 1 januari 2009 op € 75,- per maand per kind bepaald.

Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader - strekkende tot nihilstelling van de kinderalimentatie per 1 januari 2010 - afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, hierna ook kinderalimentatie.

2. De vader verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van de vader strekkende tot nihilstelling van de kinderalimentatie alsnog toe te wijzen, dan wel een zodanige uitspraak te doen als het hof juist acht, kosten rechtens.

3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het hoger beroep van de vader af te wijzen, kosten rechtens.

4. De vader voert in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte de door de vader verzochte nihilstelling van de kinderalimentatie met een beroep op art. 401 lid 5 BW heeft afgewezen aangezien partijen bewust van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken. De rechtbank stelt dat het voor partijen duidelijk was dat het overeengekomen bedrag hoger was dan de vader gezien zijn draagkracht zou moeten betalen. Dit is volgens de vader niet juist. Hij stelt dat hij er niet van op de hoogte was dat hij gezien zijn draagkracht niets had hoeven te betalen. De vader stelt dat hij ervan uit ging dat hij moest betalen en heeft daarom de toezegging gedaan om € 75,- per kind per maand te betalen, niet wetende dat bij een afweging van alle relevante omstandigheden de alimentatie waarschijnlijk op nihil zou zijn gesteld. Zelfs als ervan uit kan worden gegaan dat partijen bewust van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken, hetgeen de vader ontkent, dan betekent dit volgens hem niet dat de weg naar artikel 1:401 lid 5 BW daarmee is afgesloten. Er moet dan volgens de geldende jurisprudentie sprake zijn van een wijziging van omstandigheden die meebrengt dat de moeder, in het licht van alle omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Volgens de vader heeft de rechtbank hieraan ten onrechte niet getoetst. De vader meent dat onder de voor hem geldende omstandigheden ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Verder is er volgens de vader sprake van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling rechtvaardigt. De rechtbank stelt dat de vader in 2009 geen werk en inkomen had en dat dit thans evenmin het geval is. Dit is volgens de vader onbegrijpelijk. Hij heeft immers met de op 10 februari 2012 overgelegde producties aangetoond dat hij thans wel inkomen heeft, zij het dat dit een inkomen uit een bijstandsuitkering is. Verder is zijn financiële situatie wel gewijzigd. Hij heeft uiteindelijk geen inkomen kunnen vergaren uit werk en ontvangt samen met zijn nieuwe partner een bijstandsuitkering die ook bedoeld is om de kinderen van zijn gezin te onderhouden.

5. De moeder meent dat geen sprake is van grove miskenning van de wettelijke maatstaven, aangezien partijen bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven. De vader wist dat hij afweek en heeft hiermee bewust ingestemd. Opmerking verdient hierbij dat beide partijen in deze procedure zijn bijgestaan door een eigen advocaat. Voorts is er volgens de moeder geen sprake van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de kinderalimentatie op nihil kan worden gesteld. Vast staat immers dat de vader ten tijde van het vaststellen van de alimentatie in 2009 geen werk of inkomen had en dat dit thans evenmin het geval is. Subsidiair, indien er toch sprake is van een wijziging van omstandigheden, dan is er volgens de moeder in deze geen sprake van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden op grond waarvan om wijziging van de beschikking van het hof kan worden verzocht. De moeder meent verder dat de vader verdiencapaciteit heeft. Daarbij komt dat de vader de woonlasten die hij heeft dient te delen met zijn nieuwe partner. De moeder mist overigens volgens haar de draagkracht om volledig in de kosten van de kinderen te kunnen voldoen. Het verzoek van de vader om met terugwerkende kracht tot nihilstelling over te gaan dient eveneens te worden afgewezen.

Grove miskenning van de wettelijke maatstaven

6. Het hof overweegt als volgt. Blijkens artikel 1:401, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek kan een overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Met grove miskenning van de wettelijke maatstaven wordt bedoeld dat, uitgaande van dezelfde gegevens, er geen duidelijke wanverhouding mag bestaan tussen de onderhoudsbijdrage waartoe de rechter zou hebben beslist en die welke partijen zijn overeengekomen. Indien partijen bewust van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken, is voor toepassing van het vijfde lid evenwel geen ruimte.

7. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat in casu geen sprake is van totstandkoming van afspraken met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Vast staat dat partijen buiten hun advocaten om vóór de mondelinge behandeling van 8 januari 2009 bij het hof overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van de kinderalimentatie. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat de vader, zodra hij een baan gevonden zou hebben, de moeder daarvan in kennis zou stellen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de vader verklaard dat hij ten tijde van de overeenstemming een UWV-uitkering (naar het hof aanneemt ziektewet of WW) ontving, en dat hij, omdat hij toch alleen was, daarom een kinderalimentatie van € 75,- per maand per kind heeft aangeboden. De moeder heeft ter zitting verklaard dat de betreffende afspraak inderdaad gebaseerd is op een UWV uitkering van de vader. Daarom is naar het oordeel van het hof geen sprake geweest van de situatie dat partijen bewust dan wel onopzettelijk of onbewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven. De eerste grond van de vader faalt.

8. Nu geen sprake is geweest van een bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven zal het hof aan de hand van artikel 1: 401 lid 1 BW bezien of aanleiding bestaat voor wijziging of intrekking.

Wijziging van omstandigheden

9. Op grond van artikel 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door een wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.

10. Het hof is van oordeel dat er sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek . Daartoe overweegt het hof dat de vader vanaf 1 januari 2010 in plaats van eerdergenoemde UWV uitkering een (lagere) WWB uitkering ontvangt en daarenboven op 13 juli 2012 uit de relatie van de vader met zijn huidige partner een kind is geboren waarvoor de vader (eveneens) onderhoudsplichtig is. De financiële omstandigheden van de vader zijn derhalve gewijzigd en zijn beschikbare draagkracht dient thans te worden verdeeld over drie minderjarigen. Nu de omstandigheden van de vader ten opzichte van de beschikking van 21 januari 2009 zijn gewijzigd zal het hof de draagkracht van de vader opnieuw beoordelen. De behoefte aan een door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie staat als niet bestreden vast.

Draagkracht vader

11. Het hof is uit de stukken en het besprokene ter terechtzitting gebleken dat de vader reeds langere tijd, in ieder geval vanaf 1 januari 2010 een WWB-uitkering ontvangt, thans naar de norm voor een gezin. Die uitkering is lager dan genoemde UWV uitkering. De vader heeft verder voldoende aannemelijk gemaakt dat hij, naast de vaste lasten, diverse schulden heeft. Naar het oordeel van het hof heeft de vader verder voldoende onderbouwd dat het hem, ondanks zijn sollicitatiepogingen, de afgelopen jaren niet is gelukt om een andere baan te vinden. Dit alles in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat de vader vanaf het moment dat hij een WWB-uitkering ontvangt, 1 januari 2010, geen draagkracht heeft (gehad) om de vastgestelde kinderalimentatie te betalen en dat mitsdien de overeengekomen kinderalimentatie met ingang van die datum op nihil moet worden gesteld.

12. Het hof is van oordeel dat eventueel teveel door de vader betaalde of teveel op hem verhaalde alimentatie, gezien het consumptieve karakter daarvan, niet door de moeder behoeft te worden terugbetaald.

13. Mitsdien beslist het hof als volgt.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:

bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 21 januari 2009 van het gerechtshof ‘s-Gravenhage - de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 januari 2010 op nihil;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bepaalt dat de moeder eventueel teveel betaalde alimentatie niet aan de vader behoeft terug te betalen;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Van Dijk en Otter, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature