Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Tweede verzoek tot wraking in dezelfde zaak: niet-ontvankelijk in verzoek. De wrakingskamer ziet geen aanleiding te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen. Zie voorts LJN: BX8424 en BX8210.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Zaaknummer : 200.027.130/03

Zaaknummer hoofdzaak : 200.027.130/01

Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 21 december 2011

inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de hoofdzaak met genoemd zaaknummer van:

[naam],

wonende te [woonplaats],

verzoekster,

advocaat voorheen mr. R.A. Korver te Amsterdam, thans mr. B. Bentem te Enschede.

Het geding

1. In de procedure onder zaaknummer 200.027.130/01 tussen [naam] als verzoekster, tevens incidenteel verweerster in hoger beroep (hierna ook te noemen: de moeder) en [naam] als verweerder, tevens incidenteel verzoeker in hoger beroep (hierna ook te noemen: de vader) heeft op 24 augustus 2011 een terechtzitting van de meervoudige familiekamer plaatsgevonden, alwaar zitting hadden mr. C.A.R.M. van Leuven, voorzitter, mr. C. van Nievelt en mr. M.J. de Haan-Boerdijk, leden (hierna gezamenlijk te noemen: de raadsheren). De zaak is in 2009 aanhangig gemaakt bij dit hof; de voortzetting ziet thans nog op de omgang tussen de moeder en de zoon.

2. Van de zitting van 24 augustus 2011 is proces-verbaal opgemaakt. Uit dit proces-verbaal blijkt het volgende. Ter zitting vindt een discussie plaats over de volledigheid van het dossier. De moeder stelt zich op het standpunt dat noch de raad noch het hof over een volledig dossier (heeft) beschikt. Met name de stukken waarin het standpunt van de moeder staat weergegeven ontbreken, aldus de moeder. Zij heeft, zo blijkt voorts uit het proces-verbaal, vastgesteld dat de raad niet over een volledig dossier beschikt bij zijn onderzoek. Voorts heeft zij niet kunnen vaststellen of het hof over een volledig procesdossier beschikt. Het hof heeft ter zitting na schorsing en beraad laten weten over alle stukken te beschikken.

3. Bij brief van 19 augustus 2011 heeft de raadsman van de moeder, mr. Korver, aangegeven dat het vermoeden bestond dat het dossier van het hof niet compleet was (onder toezending van een overzicht van de moeder van de stukken die zij niet in het zich bij de raad bevindende dossier had aangetroffen) en verzocht de behandeling van de zaak aan te houden totdat het dossier is gecompleteerd. Dit verzoek is afgewezen.

4. Naar aanleiding van een nieuw verzoek tot inzage van 14 september 2011, heeft de moeder op 19 september 2011 inzage gehad in het dossier.

5. Op 20 september 2011 is het verzoek van de moeder tot wraking van mr. C.A.R.M. van Leuven (ingediend door haarzelf op 6 september 2011 en ondertekend door haar raadsman op 14 september 2011) mondeling behandeld. Tijdens deze behandeling heeft de moeder wederom aangegeven dat het dossier in de hoofdzaak niet compleet was. Bij beslissing van 28 september 2011 van dit hof is de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

6. Op 4 oktober 2011 heeft de moeder voor de tweede maal een schriftelijk verzoek tot wraking gedaan, ditmaal van mrs. Van Leuven, Van Nievelt en De Haan-Boerdijk gezamenlijk. Aangezien dit verzoek niet door een advocaat is ondertekend en ingediend, heeft het hof bij brieven van 11 oktober 2011 en 31 oktober 2011 de moeder in de gelegenheid gesteld dit verzuim alsnog te herstellen. Mr. B. Bentem heeft zich bij faxbericht van 11 november 2011 (welk faxbericht als brief is ontvangen op 14 november 2011) gesteld als opvolgend advocaat van de moeder en medegedeeld zijn ondertekening van zijn brief van 11 november 2011 als te zijn herhaald en ingelast te beschouwen in het tweede wrakingsverzoek van de moeder.

7. De raadsheren hebben bij gezamenlijk schriftuur van 22 november 2011 te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en niet voornemens te zijn bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn, behoudens in het geval de wrakingskamer hen wil horen. Voorts hebben zij de wrakingskamer in overweging gegeven te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

8. Bij de wrakingskamer zijn nog de navolgende stukken ingekomen:

van de zijde van de moeder:

- op 2 december 2011 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen (welk faxbericht als brief is ontvangen op 5 december 2011);

van de zijde van de vader:

- op 2 december 2011 een faxbericht van diezelfde datum met bijlage.

van de zijde van de raad voor de kinderbescherming te Utrecht (verder: de raad):

- op 28 november 2011 een brief gedateerd 25 november 2011 met bericht dat de raad niet ter terechtzitting zal verschijnen.

9. De wrakingskamer heeft het verzoek op 5 december 2011 ter openbare zitting behandeld, waar de moeder en mevrouw [naam] namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden zijn gehoord. De advocaat van de moeder, de raadsheren, de (advocaat van de) vader en de raad zijn, zoals aangekondigd, niet verschenen.

10. Ter zitting heeft de moeder haar betoog gehouden aan de hand van de brief van 1 december 2011, die zij op voorhand bij faxbericht van 2 december 2011 als bijlage bij het hof heeft ingediend.

Het wrakingsverzoek

11. De moeder verzoekt thans alle drie de raadsheren te wraken, aangezien zij van mening is dat onder hun verantwoordelijkheid productie 33 als bijlage bij het raadsrapport (bevattende de commentaren van de moeder op dat raadsrapport) in het dossier van het hof ontbreekt. De klachtbehandeling bij de raad van de vader is wel in het dossier opgenomen, aldus de moeder. Volgens haar kan derhalve onmogelijk van neutraliteit van het hof worden gesproken. Voorts heeft de moeder tijdens de inzage bij het hof op 19 september 2011 geconstateerd dat ook de pleitnota van de raad van 13 juli 2011 alsmede de beschikking van 29 juli 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage in het dossier van het hof ontbreken. De moeder is van mening dat deze stukken essentieel zijn voor een juiste beoordeling van de zaak. Ten onrechte heeft, zo stelt de moeder, mr. C.A.R.M. van Leuven ter zitting van 24 augustus 2011 verklaard dat het hof alle stukken in zijn bezit heeft alsook heeft bestudeerd.

12. De raadsheren hebben in hun schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek laten weten dat er een onderzoek door de griffier is ingesteld naar de samenstelling van het hofdossier in de zaak met het zaaknummer 200.027.130/01 en dat dit onderzoek uitwijst dat productie 33 als bijlage bij het raadsrapport in het hofdossier aanwezig is. De pleitnota aan de kant van de raad van 13 juli 2011 en de beschikking van 29 juli 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage maken deel uit van de procedure in eerste aanleg met betrekking tot de ondertoezichtstelling van de zoon van de moeder en de vader en maken derhalve als zodanig geen deel uit van het procesdossier in de zaak met zaaknummer 200.027.130/01. De beschikking van 29 juli 2011 is door de moeder aan het hof overgelegd in de zaak met betrekking tot de omgang en het gezag. Voorts is door de vader het proces-verbaal van de zitting van 13 juli 2011 inzake de ondertoezichtstelling aan het hof overgelegd. In dat proces-verbaal wordt wel melding gemaakt van de pleitnota van de kant van de raad, maar deze pleitnota is bij het hof niet bekend, aldus de raadsheren.

Beoordeling van het verzoek

13. Allereerst komt de vraag aan de orde of de moeder ontvankelijk is in haar tweede verzoek tot wraking.

14. Artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) schrijft voor dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan verzoeker bekend zijn geworden.

15. De wrakingskamer overweegt hiertoe als volgt.

Bij brief van 19 augustus is door de raadsman van de moeder aanhouding gevraagd in verband met de incompleetheid van het dossier. Dit verzoek is afgewezen.

Tijdens de zitting van 24 augustus 2011 is er een uitgebreide discussie geweest over de vraag of het dossier compleet was. Het hof heeft aangegeven dat zowel zijn dossier als dat van de raad compleet was. Op dat moment heeft mr Korver gelet op het proces-verbaal van de zitting (zie blad 3) overwogen te wraken, maar dit niet gedaan.

De feiten en omstandigheden waarop het (tweede) verzoek tot wraking berust (de exacte stukken die in het dossier afwezig bleken te zijn), zijn op 19 september 2011 aan de moeder bekend geworden. Immers, op die datum heeft de moeder het hofdossier ingezien en heeft zij geconstateerd dat productie 33 als bijlage bij het raadsrapport slechts gedeeltelijk niet aanwezig is in het dossier van het hof.

Tijdens de zitting van 20 september 2011 van de (eerste) wrakingskamer heeft de moeder hier direct melding van gemaakt. Gelet op de beslissing van 28 september 2011 is de moeder niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek en heeft de wrakingskamer geen rekening (kunnen) houden met de ontbrekende stukken. Eerst op 4 oktober 2011 heeft de moeder vervolgens een tweede verzoek tot wraking gedaan, hetgeen door haar raadsman bij fax van 11 november 2011 (als brief ontvangen op 14 november 2011) is overgenomen.

De wrakingskamer is van oordeel dat daarmee niet is voldaan aan het vereiste van artikel 37 lid 1 Rv . Voor zover er nog ruimte was om een wrakingsverzoek in te dienen van de volledige kamer nadat er al op dezelfde grond een wrakingsverzoek ten aanzien van de voorzitter lag, had het op de weg van de (advocaat van de) moeder gelegen spoedig na 19 september 2011 een (tweede) verzoek tot wraking in te dienen. Het op 4 oktober 2011 ingediende verzoek is derhalve niet tijdig ingediend.

16. Gelet op bovenvermelde omstandigheden is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake van een tijdige indiening van het verzoek.

17. De te late indiening van het verzoekschrift heeft tot gevolg dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot wraking.

18. Ten aanzien van de vraag of thans dient te worden bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen overweegt de wrakingskamer als volgt.

Tijdens de zitting van 5 december 2011 heeft de wrakingskamer geconstateerd dat in ieder geval de door de moeder getoonde productie 33 veel meer pagina’s omvatte (ongeveer 5 cm dik was; de betreffende bijlagen bij die productie lijken te ontbreken) dan productie 33 in het bij het hof aanwezige dossier (dit was nog geen 1 cm dik). Productie 33 betrof het standpunt van de moeder.

Voorts constateert de wrakingskamer dat de moeder in de maanden voorafgaande aan de zitting bij het hof op 24 augustus 2011 het hof diverse malen heeft laten weten dat zij het vermoeden had dat er stukken misten in de diverse bij de rechtbank en het hof aanhangige dossiers. De moeder heeft voorts aangegeven ook telefonisch regelmatig inzage te hebben gevraagd en haar ongerustheid over de compleetheid van de dossiers te hebben geuit.

Zij heeft in ieder geval de volgende schriftelijke verzoeken gezonden:

a) aan de presidenten mrs. F. Bakker en J.J.I. Verburg en binnengekomen bij de griffie familie en jeugdrecht van de rechtbank op 31 mei 2011 onder vermelding van OTS verzoek 392374/HA RK 11-238 en Hoger Beroep FA RK 6923-277184 (dit nummer betreft de in geding zijnde zaak);

b) aan de presidenten mrs. F. Bakker en J.J.I. Verburg en binnengekomen bij de Centrale Balie op 1 juli 2011 onder vermelding van de onder a) genoemde nummers;

c) een handgeschreven verzoek tot inzage van het rechtbankdossier nr. 392374/HA RK 11-238 (dit betreft het OTS dossier van de rechtbank) van 15 juli 2011.

Deze verzoeken zijn teruggezonden, dan wel in ieder geval niet door het hof in behandeling genomen. Wat betreft het handgeschreven verzoek onder c) merkt het hof op dat dit (ook voor wat betreft het rechtbanknummer) niet de onderhavige zaak betreft.

Voorts heeft de moeder (via haar raadsman bij brief van 19 augustus 2011) het hof reeds voor de zitting aangegeven dat het dossier niet compleet was.

19. Uit het voorgaande blijkt dat de moeder reeds ruim voor de zitting heeft aangegeven (dan wel proberen aan te geven) er niet gerust op te zijn dat het dossier compleet was. Gelet op de stukken die zij de wrakingskamer heeft laten zien lijkt haar vermoeden in ieder geval ten aanzien van productie 33 juist te zijn. Ten aanzien van de overige stukken heeft de wrakingskamer ter zitting geen verder onderzoek gedaan. Overigens merkt de wrakingskamer op dat mr. Oirbans (de advocaat van de vader) in haar brief van 2 december 2011 slechts aangeeft dat de stelling van de moeder dat de pleitnota van de raad tijdens de OTS zitting bij de rechtbank van 15 juli 2011 deel uitmaakt van het dossier onjuist is. Mr Oirbans heeft geen opmerking gemaakt ten aanzien van de stelling van de vrouw dat zij zo’n 600 pagina’s mist bij productie 33.

20. Ingevolge artikel 290 Rv heeft de verzoeker en iedere belanghebbende recht op inzage en afschrift van het verzoekschrift, de verweerschriften, de op de zaak betrekking hebbende bescheiden en de processen-verbaal. De wrakingskamer constateert dat voor het publiek niet duidelijk is op welke wijze een verzoek tot inzage moet worden gedaan. Op www.rechtspraak.nl onder gerechtshof, Bezoekinformatie, centrale balie staat slechts vermeld: ‘dossiers en processtukken inzien (tot uiterlijk 16.30 uur en na telefonische afspraak; inzage is beperkt tot partijen/verdachte en advocaat, slachtoffer)’.

21. Onder deze omstandigheden acht de wrakingskamer het handelen van de moeder zowel voor als na de zitting ofschoon procedureel niet juist menselijkerwijs niet onbegrijpelijk. Het feit dat zij haar eerdere verzoeken tot inzage niet onmiddellijk onder vermelding van de juiste nummers en aan de juiste afdelingen heeft verzonden kan haar, onder deze omstandigheden en ondanks het feit dat zij een raadsman had, in dit geval niet worden tegengeworpen. De wrakingskamer betrekt hierbij het feit dat de moeder als Amerikaans staatsburger nog niet langdurig in Nederland verblijft en zij zich bij vorige gelegenheden door een tolk in de Engelse taal heeft laten bijstaan.

22. De wrakingskamer ziet dan ook geen aanleiding te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen, nu in dit geval weliswaar van onmacht, maar niet van misbruik is gebleken.

23. Mitsdien wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het hof:

- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;

- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de advocaat van) verzoekster, alsmede aan (de advocaat van) de vader, de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, de raad en de raadsheren voornoemd.

Deze beslissing is gegeven door mrs. Dusamos, Davids en Fonteijn-van der Meulen, leden, bijgestaan door mr. Dooting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature