U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Alimentatiekwesties. Vermeerdering van eis niet schriftelijk gedaan: Gevolg: niet-ontvankelijk. Behoefte: Wordt bepaald door de welstand waarin partijen leefden. Niet van belang is of dit deels uit inkomen of deels uit ontsparing voortkwam. Draagkracht: Vaststelling van in redelijkheid te verwerven inkomen van de directeur/groot aandeelhouder. Nu de jaarrekeningen zijn opgesteld door een gerenommeerd accountantskantoor past de alimentatierechter grote terughoudendheid in geval een partij de jaarrekeningen wenst te verwerpen. Verrekening: gebruiksvergoeding ten laste van de vrouw is redelijk, nu de man over dat deel van het vermogen langere tijd niet kon beschikken. Levensverzekering: Exclusief op naam van de man: wordt niet verrekend op grond van huwelijkse voorwaarden en feitelijk verloop.

Uitspraak



GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 29 november 2006

Rekestnummer. : 633-H-06

Rekestnr. rechtbank : 04-6372

[De man],

wonende te [woonplaats],

verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

procureur mr. E.M.H. Alkemade, voorheen mr. drs. L. Barning,

tegen

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],

verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

procureur mr. E.M. van Hilten-Kostense.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 4 mei 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 7 februari 2006.

De vrouw heeft op 28 juli 2006 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appèl, ingediend.

De man heeft op 18 september 2006 een verweerschrift op het incidenteel appèl, tevens houdende een wijziging en vermeerdering van beroep, ingediend.

Van de zijde van de man zijn bij het hof op 12 mei 2006 en 28 september 2006 aanvullende stukken ingekomen.

Op 6 oktober 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn procureur, en de vrouw, bijgestaan door mr. C.S.F. de Nijs, advocaat te ‘s-Gravenhage. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.

VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking [in] 2006 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP

1. In geschil zijn de door de man aan de vrouw te betalen alimentatie, de door de vrouw aan de man te betalen gebruiksvergoeding voor de voormalige echtelijke woning en de afwikkeling van een tweetal levensverzekeringsovereenkomsten.

2. Na een schriftelijke wijziging en vermeerdering van zijn beroep verzoekt de man het hof thans de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat hij met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw een alimentatie zal voldoen:

- voor een periode van maximaal zes maanden en zolang de vrouw in het kader van het voortgezette gebruik in de echtelijke woning verblijft en de man de aan de echtelijke woning verbonden lasten voldoet, alsmede de man de rente en de aflossing van het doorlopend krediet bij de ABN AMRO bank voldoet: een bedrag van € 1.000,- bruto per maand en na ommekomst van de periode van zes maanden te stellen op nihil;

- vanaf het moment dat de man niet langer de aan de echtelijke woning verbonden lasten voldoet, doch wel de rente en aflossing van het doorlopend krediet bij de ABN AMRO bank: een door het hof te bepalen alimentatie, lager dan € 5.852,- respectievelijk € 2.508,- bruto per maand;

- vanaf het moment de man niet langer de aan de echtelijke woning verbonden lasten voldoet, en ook het doorlopend krediet bij de ABN AMRO bank is afgelost: een door het hof te bepalen alimentatie, lager dan € 6.408,- en lager dan € 3.055,- per maand;

- met ingang van 1 januari 2008 te verminderen met een bedrag van € 750,- bruto per maand;

telkens bij vooruitbetaling te voldoen, dan wel een zodanige partneralimentatie vast te stellen als het hof juist acht.

De man verzoekt het hof verder, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw met ingang van de datum van ontbinding van het huwelijk en voor de periode dat zij het gebruik heeft van de onroerende zaak, staande en gelegen aan [adres] te [woonplaats], en de woning nog niet is verkocht en geleverd aan derde(n), aan hem maandelijks bij vooruitbetaling een gebruiksvergoeding zal voldoen van € 683,-.

De man verzoekt het hof voorts te bepalen dat hij uitsluitend gerechtigd is tot de waarde van de overeenkomst van levensverzekering, door hem onder polisnummer [*] met [de verzekeringsmaatschappij] gesloten.

De man verzoekt het hof tot slot, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw aan hem een bedrag dient te betalen van € 18.966,66, zijnde de voor haar rekening komende premie van de levensverzekering gesloten met [de verzekeringsmaatschappij] onder polisnummer [*], te vermeerderen met een bedrag van € 2.709,52 per jaar, voor elk jaar na 1 mei 2006 dat de betreffende verzekering nog gestand blijft en de vrouw de desbetreffende premie niet betaalt.

3. De vrouw heeft het beroep van de man gemotiveerd bestreden. Zij verzoekt het hof de man in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem dit te ontzeggen. De vrouw verzoekt incidenteel de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:

- de alimentatie ten laste van de man vast te stellen op € 6.408,- bruto per maand, met ingang van de datum dat de man niet langer de aan de echtelijke woning verbonden vaste lasten voldoet, in plaats van op een bedrag van € 5.862,- per maand zolang de man nog de aflossing en de rente van het doorlopend krediet bij de ABN AMRO bank voor zijn rekening neemt;

- aan de vrouw toe te bedelen de helft van de overwaarde van de echtelijke woning aan [adres] te [woonplaats], die resteert nadat van de verkoopopbrengst van de echtelijke woning de beide hypothecaire geldleningen zijn afgelost, in plaats van te overwegen dat aan de vrouw toekomt de helft van de overwaarde die resteert nadat van de verkoopopbrengst van de echtelijke woning de beide hypothecaire geldleningen en het flexibel krediet bij de ABN AMRO zijn afgelost en te bepalen dat het flexibel krediet bij de ABN AMRO aan de man wordt toegedeeld zonder nadere verrekening.

4. De man heeft het incidentele hoger beroep gemotiveerd bestreden. Hij verzoekt het hof de vrouw in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar die te ontzeggen.

Mondelinge vermeerdering van eis ter zitting

5. Ter zitting in hoger beroep heeft de man zijn beroep mondeling vermeerderd in die zin dat hij het hof verzoekt om de door hem aan de vrouw te betalen alimentatie met ingang van 14 oktober 2006, zijnde de (tussen partijen afgesproken) datum waarop de door de man te betalen hypotheekrente voor de voormalige echtelijke woning voor hem niet meer aftrekbaar is, te bepalen op nihil. Het hof overweegt over deze vermeerdering van verzoek als volgt.

6. Ingevolge artikel 362 juncto de artikelen 283 en 130 Rv is de verzoeker, zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven, bevoegd het verzoek of de gronden daarvan schriftelijk te veranderen of te vermeerderen. In het onderhavige geval is dit voor wat betreft de ter zitting gedane vermeerdering van beroep niet schriftelijk geschied. Het hof zal de man derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn ter zitting gedane verzoek tot vermeerdering van zijn beroep.

Behoefte vrouw

7. In zijn eerste en tweede grief stelt de man de behoefte van de vrouw aan de orde. De grieven lenen zich naar het oordeel van het hof voor een gezamenlijke behandeling.

8. In zijn eerste grief stelt de man dat de rechtbank, die de zogenaamde ‘60%-regeling’ heeft gehanteerd bij het vaststellen van de behoefte van de vrouw, ten onrechte de inkomsten en de uitgaven van partijen zonder enige correctie of nuancering heeft bepaald op € 8.078,- respectievelijk op € 7.291,79 gemiddeld per maand. Hij stelt dat de concrete financiële omstandigheden en de verhoudingen uit het oog worden verloren. In dat kader stelt de man dat de woonlasten hoog waren, te weten ongeveer € 2.750,- netto per maand, exclusief gebruikerslasten, en dat het onredelijk is dat het merendeel van het gehele hypotheekrenteaftrekvoordeel wordt toegekend aan de behoefte van de vrouw.

9. In zijn tweede grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op zijn stelling dat de uitgaven ten behoeve van het gezin de inkomsten ruimschoots overschreden, waardoor werd ontspaard. Hij stelt dat het in de onderhavige zaak gerechtvaardigd is om een correctie op de uitgaven toe te passen.

10. De vrouw betwist dat sprake is geweest van ontsparing. Zij stelt dat haar behoefte € 6.600,- bruto per maand is en dat dit bedrag ook reëel is, gelet op de welstand van partijen tijdens het huwelijk.

11. Het hof overweegt als volgt.

Uit de door de man in het geding gebrachte aangifte IB 2002 blijkt dat hij in dat jaar een salaris heeft ontvangen van € 130.475,- bruto. Uit de aangifte IB 2003 blijkt dat de man in dat jaar een salaris heeft ontvangen van € 129.875,- bruto. Het hof leidt uit de overgelegde stukken verder af dat de man in het jaar 2004 een salaris van € 142.334,- bruto heeft ontvangen en in het jaar 2005 een salaris van € 142.399,- bruto.

Uit de door de man in het geding gebrachte toelichting op de inkomens- en vermogensontwikkeling over de jaren 2002 en 2003 (productie 2 eerste aanleg) blijkt dat er in die jaren voor bedragen van € 88.418,- respectievelijk € 103.756,- aan privé-uitgaven is gedaan. Hierbij is nog niet begrepen de rente op de hypothecaire lening die betaald is aan [de verzekeringsmaatschappij] van € 49.763,- per jaar. Het gros van de posten op de toelichting betreft naar het oordeel van het hof gezinsuitgaven die hebben bijgedragen aan de welstand van partijen tijdens het huwelijk. Zo blijkt uit de toelichting ondermeer dat partijen in 2002 € 4.250,- hebben uitgegeven aan vakantie en in 2003 een bedrag van € 16.086,-. Uit de door de vrouw in het geding in eerste aanleg gebrachte waardeverklaring van 7 september 2005 (productie 2 bij de brief van 8 september 2005) blijkt dat makelaar en taxateur J.J. Doorschodt de voormalige echtelijke woning van partijen taxeert op een bedrag van € 1.225.000,-. Gezien het inkomen van de man en het uitgaven patroon van partijen tijdens het huwelijk kan gesteld worden dat partijen een zeer hoge levensstandaard hebben gehad.

12. Gelet op de hiervoor genoemde feiten, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de vrouw gestelde totale behoefte van € 6.600,- per maand alleszins reëel is.

13. Het hof verwerpt de stelling van de man dat er een correctie dient te worden aangebracht op de woonlasten, aangezien ook het wonen in een duur huis - met daaraan gekoppeld hoge woonlasten - heeft bijgedragen aan de behoefte van de vrouw.

14. Het hof verwerpt eveneens de stelling van de man dat er een correctie op de overige uitgaven dient plaats te vinden, omdat de uitgaven ten behoeve van het gezin de inkomsten ruimschoots overschreden, waardoor werd ontspaard. Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, hebben de gezinsuitgaven bijgedragen aan de welstand van partijen, ongeacht waar de inkomsten vandaan zijn gekomen.

Behoeftigheid vrouw

15. De door de man opgeworpen grieven negen en tien zien op de behoeftigheid van de vrouw. De grieven lenen zich naar het oordeel van het hof voor een gezamenlijke behandeling.

16. In zijn negende grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat de vrouw over enig vrij vermogen beschikt, waarover zij verondersteld kan worden inkomsten te genereren. In zijn tiende grief stelt hij dat bij de vaststelling van de definitieve alimentatie ten behoeve van de vrouw rekening kan worden gehouden met een eigen toekomstige verdiencapaciteit van de vrouw.

17. De vrouw erkent dat zij een vermogen heeft van ongeveer € 110.000,-, zij betwist echter dat dit bedrag rendeert op de wijze die de man voorstaat. De vrouw stelt dat het prematuur is om thans rekening te houden met een eigen inkomen. In dat kader stelt zij dat partijen tijdens het huwelijk een traditioneel rollenpatroon hadden, dat zij geen relevante werkervaring heeft en voor het huwelijk uitsluitend haar Mavo-opleiding heeft voltooid. De vrouw stelt verder dat zij in september 2005 is gestart met een pedicureopleiding, maar dat zij deze opleiding nog niet heeft afgerond. In dat kader stelt zij dat zij een herexamen moet doen. De vrouw stelt tot slot dat zij de zorg heeft voor de kinderen die 10 en 15 jaar oud zijn.

18. Het hof is van oordeel dat van de vrouw, gelet op het traditionele rollenpatroon van partijen ten tijde van het huwelijk, de zorg die de vrouw nog heeft voor de kinderen, haar gebrek aan enige werkervaring en het feit dat zij nauwelijks opleiding heeft genoten, thans niet kan worden verwacht dat zij op korte termijn zelf - deels - in haar levensonderhoud kan voorzien. Het hof merkt wel op dat van de vrouw, thans 41 jaar oud, wel mag worden verwacht dat zij, wanneer zij haar opleiding heeft voltooid, op termijn een zodanige werkkring weet te vinden, dat zij wel voor een deel in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.

19. Het hof is verder van oordeel dat van de vrouw niet kan worden verlangd dat zij thans al op haar vermogen van € 110.000,- moet interen. Het hof gaat ervan uit dat de vrouw op het vermogen een rendement kan behalen van bruto 4%. Na aftrek van de belasting conform box 3 is er een netto rendement van 2,8% over € 110.000,-. Het netto rendement brengt het hof in mindering op de behoefte van de vrouw.

20. Gelet op het bovenstaande heeft de vrouw op dit moment behoefte aan de door haar verzochte aanvullende alimentatie, verminderd met hetgeen het hof in rechtsoverweging 19 heeft gesteld.

Draagkracht man

Inkomen man

21. In de grieven drie tot en met zeven stelt de man zijn inkomen aan de orde. De grieven lenen zich naar het oordeel van het hof voor een gezamenlijke behandeling.

22. De man stelt dat de rechtbank bij het vaststellen van zijn draagkracht ten onrechte alleen de jaarstukken over 2004 als uitgangspunt heeft genomen (grief 4). Hij stelt dat ook de resultaten binnen [de] BV over de jaren 2002 en 2003 in aanmerking moeten worden genomen (grief 6). De man stelt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat de onderneming [naam BV] een zogeheten ‘gezonde’ onderneming is en dat het naar haar oordeel niet noodzakelijk is in de toekomst al het gegenereerde resultaat na belasting aan de reserves toe te voegen dan wel anderszins in de onderneming te investeren (grief 5). Onder verwijzing naar een door hem in het geding gebrachte brief van zijn accountant stelt de man dat [naam BV] geen gezonde onderneming is. De man stelt tot slot dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat hij in ieder geval een in redelijkheid te verwerven inkomen van € 230.000,- bruto per jaar zou kunnen hebben. Hij stelt dat het reëel is om maximaal uit te gaan van een in redelijkheid te verwerven inkomen van € 170.000,- bruto per jaar (grief 7).

23. De vrouw stelt dat het niet reëel is om bij het vaststellen van de draagkracht van de man uit te gaan van een inkomen van € 170.000.- per jaar. Zij stelt dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de man in staat moet worden geacht om een inkomen te verwerven van € 230.000,- bruto per jaar. In dat kader stelt de vrouw onder meer dat de man het beleid kan bepalen van zowel [naam BV] als de ondernemingen waarin [naam BV] deelneemt. Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw ten aanzien van het door de man in het geding gebrachte accountantsrapport 2005 over [naam BV] gesteld dat de daarin genoemde post ‘afschrijvingen’ van € 40.061,- en de post ‘overige bedrijfskosten’ van € 32.356,- niet reëel dan wel onaannemelijk zijn. De vrouw betwist de stelling van de man dat [naam BV] geen gezonde onderneming is. Zij voert daartoe aan dat de banken vertrouwen hebben in de vennootschap. In dat kader stelt de vrouw dat [naam BV] in 2005 met een lening van de ABN AMRO bank een kantoorpand heeft gekocht, waarin Mansholt Marketing is gevestigd.

24. Het hof overweegt als volgt.

De man, die directeur grootaandeelhouder is, heeft verklaard dat hij in staat is om het door hem in de afgelopen jaren toegekende salaris te verhogen tot maximaal € 170.000,- bruto per jaar. Het hof acht dit bedrag, gelet op de door de man in het geding gebrachte jaarstukken, alleszins reëel. Uit de brief van [een bedrijf] van 24 april 2006 volgt dat als het salaris van de man wordt verhoogd tot € 230.000,- het gemiddelde resultaat over de afgelopen jaren daalt van € 18.774,00 positief naar € 48.285,- negatief. Uit de jaarstukken blijkt namelijk dat [naam BV], na aftrek van onder meer het aan de man toegekende salaris, in de jaren 2003 tot en met 2005 een - niet betwiste - winst uit onderneming heeft behaald van gemiddeld € 43.472,-. Rekening houdend met deze resultaten is een inkomen van € 170.000,- meer dan redelijk te noemen.

25. Ter zitting in hoger beroep heeft de man, daarnaar gevraagd, verklaard dat alle door hem in het geding gebrachte aangiften IB, waaraan de gegevens van de door de accountant van de man opgestelde jaarrekeningen ten grondslag liggen, in de afgelopen jaren zijn geaccepteerd door de fiscus. De fiscus heeft ze niet gecorrigeerd. Het hof is van oordeel dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat de jaarrekeningen onjuist dan wel onvolledig zijn. Het hof ziet geen enkele aanleiding om de post afschrijvingen en overige bedrijfskosten in de jaarrekening aan te passen nu de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat de hiervoor vermelde posten in strijd zijn met de beginselen van goedkoopmansgebruik. De onderhavige jaarstukken zijn door een gerenommeerd accountantskantoor opgesteld, deze jaarstukken hebben eveneens een openbaar karakter. Derden moeten in beginsel kunnen afgaan op hetgeen in de jaarstukken is gesteld. De alimentatierechter dient in beginsel een grote terughoudendheid te betrachten indien hij in het kader van de alimentatievaststelling de jaarstukken van een onderneming niet wenst te volgen. Afwijking van de in de jaarrekening vastgestelde resultaten kan verstrekkende gevolgen hebben voor de cashflow binnen de onderneming en daarmee van de belangen van crediteuren van de onderneming. In het onderhavige geval is er voor het hof geen enkele aanleiding om in het kader van de vaststelling van de alimentatie af te wijken van de in de jaarrekeningen weergegeven resultaten.

Lasten man

Huurlast

26. In zijn achtste grief stelt de man dat de rechtbank bij de bepaling van zijn draagkracht ten onrechte rekening heeft gehouden met een huurlast van € 650,- per maand. Hij acht het redelijk om rekening te houden met een netto woonlast van € 1.000,- per maand.

27. De grief faalt. Tussen partijen is in confesso dat de huidige partner in staat is om geheel in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof is van oordeel dat zij, gezien de hoogte van haar inkomen, zeker in staat moet worden geacht om de helft van de gestelde huurlasten van - thans - € 1.350,- per maand, zijnde € 675,- per persoon, te voldoen. Het hof zal bij het vaststellen van de draagkracht van de man dan ook rekening houden met een huurlast van € 675,- per maand. De man heeft ter zitting verklaard dat hij en zijn huidige partner begin 2007 samen een kind verwachten en dat zij in de toekomst wellicht naar een grotere woning dienen te verhuizen waaraan hogere woonlasten zijn verbonden. Het hof zal met deze toekomstige omstandigheid echter thans geen rekening houden.

Rente rekening-courantschuld

28. In haar eerste incidentele grief stelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte met de door de man opgevoerde rentelasten wegens de lening van [naam BV] ad € 937,50 per maand rekening heeft gehouden. Zij stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij gehouden is een rente van 5% op de door [naam BV] verstrekte lening te voldoen, waarbij de rechtbank ten onrechte in haar overwegingen heeft betrokken dat het een betaling aan een zelfstandige rechtspersoon betreft.

29. Deze grief faalt evenzeer. Het hof is van oordeel dat de man zowel in de door hem in het geding gebrachte stukken als ter zitting in hoger beroep genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk gehouden is een rente van 5% op de door [naam BV] verstrekte lening van € 255.000,- te moeten voldoen. Het hof acht de verplichting van de man een reële verplichting. Het hof merkt hierbij wel het volgende op. Ter zitting in hoger beroep hebben partijen verklaard dat de voormalige echtelijke woning thans te koop staat en dat de woning een vrij behoorlijke overwaarde heeft. Het hof gaat ervan uit dat de man, na de verkoop en levering van de woning, met zijn aandeel in de overwaarde eerst de rekening-courant schuld aflost en de overige huwelijkse schulden alvorens hij, zoals hij stelt, met zijn nieuwe partner een eigen woning koopt. Naar het oordeel van het hof is het niet redelijk om de rente op de rekening-courant schuld langer dan noodzakelijk ten laste van de draagkracht van de man te brengen.

Rente en aflossing flexibel krediet

30. In haar tweede incidentele grief stelt de vrouw dat de rechtbank bij de vaststelling van de draagkracht van de man ten onrechte rekening heeft gehouden met de door hem opgevoerde rente en aflossing op het flexibel krediet.

31. Ook deze grief faalt. Het hof is van oordeel dat de man genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat hij de door hem opgevoerde rente en aflossing op het flexibel krediet betaalt. Het hof zal met deze voor de man reële last, die het hof ook redelijk acht, rekening houden.

32. Gelet op het bovenstaande behoeven de door de vrouw opgeworpen derde en vierde incidentele grief bij gebrek aan belang geen afzonderlijke bespreking meer.

Overige lasten

33. Naast de hiervoor genoemde lasten zal het hof rekening houden met de door de rechtbank in aanmerking genomen en door partijen in hoger beroep niet betwiste lasten, waaronder - en in het bijzonder - de door de man te betalen hypotheekrente voor de voormalige echtelijke woning aan [adres]. Ter zitting is gebleken dat deze rente vanaf 14 oktober 2006 fiscaal niet meer aftrekbaar is voor de man. Het hof zal in plaats van de door de rechtbank in aanmerking genomen premie ziektekostenverzekering rekening houden met de door de man in hoger beroep opgevoerde, en door de vrouw niet betwiste premie ziektekostenverzekering van € 363,- per maand.

34. Uitgaande van het hiervoor weergegeven inkomen, en rekening houdend met de hierboven weergegeven lasten, de bijstandsnorm voor een alleenstaande en het fiscaal voordeel dat de man geniet door het betalen van alimentatie, is het hof van oordeel dat de draagkracht van de man naast een kinderalimentatie van € 750,- per maand per kind zowel vóór als na 14 oktober 2006 geen alimentatie ten behoeve van de vrouw toelaat. Nu de man echter heeft aangeboden om aan de vrouw een alimentatie te betalen van € 1.000,- bruto per maand, zal het hof deze alimentatie opleggen.

Gebruiksvergoeding

35. In zijn elfde grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte de door hem verzochte gebruiksvergoeding terzake het voortgezet gebruik van de echtelijke woning door de vrouw heeft afgewezen op grond van onder meer de overweging dat bij de berekening van de draagkracht al rekening is gehouden met de door hem te betalen lasten en de vrouw een lagere alimentatie zal ontvangen zolang hij deze lasten betaalt.

36. De vrouw stelt dat de rechtbank op goede gronden het verzoek van de man heeft afgewezen. Ter zitting in hoger beroep heeft zij verklaard dat zij al genoeg bijdraagt voor de voormalige echtelijke woning.

37. De grief slaagt. Het hof overweegt hiertoe als volgt.

Ter zitting in hoger beroep hebben partijen verklaard dat zij verwachten dat de overwaarde van de voormalige echtelijke woning in ieder geval € 400.000,- zal bedragen. De vrouw heeft recht op de helft van dit bedrag. Vanwege het feit dat de vrouw de beschikking heeft over de woning kan de man niet over zijn aandeel in de overwaarde van het woonhuis beschikken. De man mist derhalve het rendement op zijn vermogen. Rekening houdend met het feit dat de kinderen van man eveneens woonachtig zijn in de woning stelt het hof de gebruiksvergoeding in redelijkheid vast op € 500,- per maand. De vrouw beschikt over voldoende vermogen om deze gebruiksvergoeding te voldoen.

Levensverzekeringen

38. In zijn aanvullend beroepschrift heeft de man zijn beroep schriftelijk vermeerderd. In zijn twaalfde grief stelt hij dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat ieder van partijen krijgt toebedeeld de helft van de overwaarde van de aan de hypothecaire geldleningen gekoppelde levensverzekeringen. Hij stelt dat hij met uitsluiting gerechtigd is tot de waarde van de polis met nummer [*], nu partijen met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd zijn geweest. De man stelt voorts dat hij voor wat betreft de levensverzekering met polisnummer [*] een vordering op de vrouw heeft uit hoofde van verrekening van de door haar verschuldigde premies die hij voor haar heeft voldaan.

39. Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, is een verzoeker bevoegd om zijn verzoek of de gronden daarvan schriftelijk te vermeerderen zolang de rechter nog geen eindbeslissing heeft gegeven. Nu de man zijn beroep schriftelijk heeft vermeerderd en de vrouw, gelet op het tijdstip van indiening van de vermeerdering van beroep, in staat is geweest om daarop inhoudelijk te reageren, zowel schriftelijk als mondeling ter zitting, zal het hof de vermeerdering toestaan. De vrouw is naar het oordeel van het hof niet in haar verdediging geschaad.

40. De grief slaagt. Het hof overweegt daartoe als volgt.

Het hof stelt voorop dat partijen met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd zijn geweest. Als niet voldoende gemotiveerd betwist is komen vast te staan de stelling van de man dat hij met uitsluiting gerechtigd is tot de waarde van de polis met nummer [*], nu hij enig verzekeringnemer is en hij degene is die steeds de premie heeft betaald. De waarde van de polis komt naar het oordeel van het hof dan ook niet voor verrekening in aanmerking. Als niet voldoende gemotiveerd betwist is verder komen vast te staan de stelling van de man dat hij de door de vrouw verschuldigde premies voor de levensverzekering met polisnummer [*] voor haar heeft voldaan. Ingevolge artikel 4 van de huwelijkse voorwaarden komen de kosten van de gemeenschappelijke huishouding voor rekening van de man. Onder deze kosten zijn uitdrukkelijk niet begrepen de premies en koopsommen verschuldigd en/of betaald wegens overeenkomsten van levensverzekering, gesloten of later overgenomen door een van de echtgenoten, op het leven van een van hun ten gunste van de andere echtgenoot. De premiebetalingen die zijn verbonden aan de levensverzekering met polisnummer [*] betreffen naar het oordeel van het hof derhalve geen kosten die de man dient te dragen. Het gaat hier derhalve om een privé-schuld van de vrouw. Het hof is van oordeel dat de vrouw ingevolge artikel 1:96 lid 2 BW de door de man betaalde bedragen aan hem dient terug te betalen.

Toekomstige wijziging van omstandigheden

41. In zijn dertiende en laatste grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte de alimentatie heeft bepaald op respectievelijk € 2.423,-, € 5.862,- en € 6.408,- per maand. Hij stelt dat er zich na de bestreden beschikking een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan, daarin bestaande dat zijn huidige partner zwanger is van een kind van wie de geboorte op 25 februari 2007 wordt verwacht. De man stelt dat met deze omstandigheid nu al rekening dient te worden gehouden om een onnodige wijzigingsprocedure te voorkomen.

42. Deze grief faalt. Het hof is, zoals het hiervoor reeds heeft overwogen, van oordeel dat met deze toekomstige omstandigheid thans geen rekening dient te worden gehouden.

43. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

Het hof:

verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn ter zitting in hoger beroep (mondeling) gedane vermeerdering van zijn hoger beroep;

vernietigt de bestreden beschikking voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:

bepaalt de alimentatie ten behoeve van de vrouw ten laste van de man met ingang van 24 mei 2006 op € 1.000,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;

bepaalt dat de vrouw met ingang van datum ontbinding huwelijk een gebruiksvergoeding voor de onroerende zaak aan [adres] verschuldigd is van € 500,- per maand;

bepaalt dat de man uitsluitend gerechtigd is tot de rechten voortvloeiende uit de overeenkomst van levensverzekering, door hem met [de verzekeringsmaatschappij] gesloten onder polisnummer [*];

bepaalt dat de vrouw aan de man een bedrag dient te betalen van € 18.966,66, zijnde de voor haar rekening komende premie van de levensverzekering gesloten met [de verzekeringsmaatschappij] onder polisnummer [*], te vermeerderen met een bedrag van € 2.709,52 per jaar, voor elk jaar na 1 mei 2006 dat de betreffende verzekering nog gestand blijft en de vrouw de desbetreffende premie niet betaalt;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, van Nievelt en Dusamos, bijgestaan door mr. Sierksma als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2006.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature