Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Uitspraak



GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE,

vierde meervoudige belastingkamer.

6 december 1994

nummer: 923935

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Belastingdienst Particulieren, betreffende na te noemen aanslag.

1. Aanslag en bezwaar

Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 35.083 en een belastingvrije som van ƒ 4.568.

Deze aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

2. Loop van het geding

Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmede is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van ƒ 75. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Gerechtshof van 14 juni 1994, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende, A, alsmede de Inspecteur tot zijn bijstand vergezeld van B.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt.

Ter zitting zijn door de gemachtigde van belanghebbende, alsook door de Inspecteur stukken overgelegd, zulks zonder bezwaar van de wederpartij, aan wie ter zitting de gelegenheid is gegeven van de inhoud daarvan kennis te nemen en zich daarover uit te laten. Voornoemde stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt, zijn door de griffier gekenmerkt belanghebbende 1, onderscheidenlijk Inspecteur I en II.

3. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1 Belanghebbende werkte gedurende het onderhavige jaar in dienstbetrekking bij C. als werktuigkundige aan boord van zeeschepen. Hij genoot inkomsten uit arbeid waarop artikel 17, lid 4, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) van toepassing is. Zijn werkgever heeft de in voornoemd artikellid neergelegde faciliteit voor de zeevaart toegepast voor 261 (zee)dagen.

3.2 Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar reiskosten gemaakt, zoals bedoeld in punt 3 van de Resolutie van de Staatssecretaris van Financiën van 24 januari 1990, nr. DB 89/6889, BNB 1990/131 (hierna: de Resolutie), ten bedrage van ƒ 1.980. Hij heeft dit bedrag in zijn aangifte inkomstenbelasting 1991 als beroepskosten in aftrek van zijn inkomen gebracht.

3.3 Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur als standpunt ingenomen dat de reiskosten slechts als aftrekbare kosten in aanmerking komen voor zover deze het bedrag van

ƒ 3.364 te boven gaan, welk laatste bedrag door hem als volgt is berekend:

- aantal zeedagen x zeedagenaftrek (261 x ƒ 9,--) ƒ 2.349

- arbeidskostenforfait (maximum van de 4% regeling) ƒ 1.015

--------- ƒ 3.364

====

3.4 Aangezien de desbetreffende reiskosten minder bedragen dan voornoemd bedrag, zijn zij door de Inspecteur niet in aftrek toegelaten.

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

Partijen houdt uiteindelijk nog verdeeld, nadat belanghebbende ter zitting zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft ingetrokken, de vraag of aftrek van de onder 3.2 bedoelde reiskosten slechts mogelijk is voor zover de som van de 4%-regeling en de zeedagenaftrek wordt overschreden, welke vraag belanghebbende ontkennend, doch de Inspecteur bevestigend beantwoordt.

Partijen doen hun vorenomschreven standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota. Zij hebben hun standpunten ter zitting toegelicht, doch aldaar aan hun in de stukken gegeven uiteenzettingen geen grieven of weren toegevoegd.

5. Conclusies van partijen

Het beroep van belanghebbende strekt tot vermindering van de aanslag tot een, berekend naar en belastbaar inkomen van ƒ 33.103.

De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

6. Overwegingen omtrent het geschil

6.1 Vaststaat dat belanghebbende voor het reizen van hemzelf en/of zijn echtgenote van hun woonplaats naar de ligplaats van het schip waarop hij zijn werkzaamheden verrichtte in het onderhavige jaar een bedrag van ƒ 1.980 aan reiskosten heeft gemaakt.

6.2 Belanghebbende stelt dat voor zover deze reiskosten hemzelf betreffen, zij kunnen worden aangemerkt als reiskosten van woon-werkverkeer.

6.3 Naar 's Hofs oordeel bestrijdt de Inspecteur deze opvatting van belanghebbende terecht. Niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende in het onderhavige jaar ten minste eenmaal per week op dezelfde dag heen en weer reisde tussen zijn woning en de plaats(en) waar hij zijn arbeid verrichtte. Het Hof concludeert dan ook dat het hier om reiskosten van andere dan de onder het reiskostenforfait te begrijpen reizen gaat.

6.4 De onderhavige reiskosten behoren, hetzij volgens de Wet, hetzij volgens lid 3 van de Resolutie, in beginsel tot de aftrekbare kosten, met dien verstande dat eventuele

(wettelijke) aftrekbeperkingen in acht moeten worden genomen.

6.5 Artikel 37, lid 4, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, zoals dat artikellid met ingang van 1 januari 1990 luidt, bevat een dergelijke wettelijke aftrekbeperking. Op grond van dit artikellid worden bij aanwezigheid van inkomsten uit arbeid zoals in het onderhavige geval, de aftrekbare kosten gesteld op de som van:

- 35% van de inkomsten waarop die bepaling van toepassing is, en

het bedrag waarmee de aftrekbare kosten -anders dan de onder het

reiskostenforfait te begrijpen reiskosten- het met de zeedagenaftrek verhoogde bedrag van het arbeidskostenforfait te boven gaan.

6.6 Op grond van voormeld artikel 37, lid 4, van de Wet op de inkomstenbelasting en in overeenstemming met de Resolutie, komt van de reiskosten ad ƒ 1.980 voor belanghebbende slechts voor aftrek in aanmerking het meerdere boven de som van de 4%-regeling en de zeedagenaftrek.

6.7 Het vorenoverwogene leidt het Hof tot de conclusie dat de onderhavige reiskosten overeenkomstig de berekening van de Inspecteur niet aftrekbaar zijn.

6.8 Voor zover belanghebbende het standpunt inneemt dat de reiskosten volledig aftrekbaar zijn, omdat bij de bepaling van het bedrag van de zeedagenaftrek geen rekening is gehouden met reiskosten van de zeevarende is het Hof, met de Inspecteur, van oordeel dat voor dit standpunt in artikel 37, lid 4, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 geen steun te vinden is.

6.9 Gelet op het vorenoverwogene is het gelijk aan de Inspecteur.

6.10 Aangezien in het beroep van belanghebbende een rechtsvraag aan de orde wordt gesteld waarvan de beantwoording een verderreikende betekenis heeft dan de beslechting van dit concrete geschil, vindt het Hof aanleiding de Inspecteur te gelasten belanghebbende het door hem voor deze zaak betaalde griffierecht te vergoeden.

7. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

8. Beslissing

Het Gerechtshof:

- BEVESTIGT de uitspraak waarvan beroep; en

- GELAST de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het voor deze zaak betaalde griffierecht ad f 75.

Aldus vastgesteld in raadkamer op 6 december 1994 door mrs. A.C. de Groot, vice-president, E.M. Aukes-de Vries en J.M. van der Beek, raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mevrouw mr. I.M.C. Vandewall.

(Vandewall) (De Groot)

[Zie ook arrest HR nummer 30979 (red.)]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature