Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling ter zake van het opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht en portretrecht (plaatsen privéfilmpje op You Tube en foto's in gedeelde mappen op MSN). Ten laste gelegde eenvoudige belediging onvoldoende feitelijk: het openbaar maken van naaktbeelden op zichzelf niet beledigend.

Vordering wijziging tenlastelegging met betrekking tot toevoeging als zelfstandige feiten van de in de oorspronkelijk dagvaarding als ad informandum gevoegde feiten, beschouwt het hof als een nieuwe dagvaarding.

Uitspraak



Parketnummer: 24-001084-09

Parketnummer eerste aanleg: 17-885151-08

Arrest van 4 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 9 april 2009 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren op [1969] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres],

verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, voor zover vatbaar voor hoger beroep, wegens misdrijven en een overtreding veroordeeld tot straffen, heeft maatregelen opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.

Gebruik van het rechtsmiddel

De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Beslissing op het hoger beroep ten aanzien van tussenbeslissingen, waarvan beroep

Het hoger beroep richt zich, blijkens de akte rechtsmiddel en het verhandelde ter terechtzitting, mede tegen de ter terechtzitting van 27 maart 2009 door de rechtbank gegeven (tussen)beslissing, houdende toewijzing van de door de officier van justitie ingediende vordering tot wijziging van de tenlastelegging, voor zover daarbij de feiten 3 en 4 aan de tenlastelegging zijn toegevoegd.

De raadsman heeft zich ter zitting van het hof met betrekking tot genoemde (tussen)beslissing op het standpunt gesteld, dat de vordering van de officier van justitie tot wijziging van de tenlastelegging, voor zover daarbij de feiten 3 en 4 aan de tenlastelegging zijn toegevoegd, geen wijziging van de ten laste gelegde feiten betreft, maar een wijziging van de inleidende dagvaarding. Volgens de raadsman heeft de officier van justitie dan ook een oneigenlijk gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om wijziging te vorderen. De toegevoegde feiten staan te ver af van de feiten vermeld op de oorspronkelijke inleidende dagvaarding en door de wijziging wordt er een totaal ander verwijt gemaakt, aldus de raadsman. De raadsman heeft verzocht de inleidende dagvaarding ongewijzigd te laten.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld, dat door toevoeging van de feiten 3 en 4 aan de tenlastelegging er niet sprake is van andere feiten als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, omdat die toegevoegde feiten reeds als ad informandum gevoegde feiten op de inleidende dagvaarding hebben gestaan. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat op de gewijzigde tenlastelegging recht wordt gedaan.

Met betrekking tot genoemde (tussen)beslissing van de rechtbank en de daarop door de raadsman en de advocaat-generaal aangevoerde standpunten, zoals hiervoor weergegeven, overweegt het hof als volgt.

Het hof stelt vast dat voormelde vordering tot wijziging van de tenlastelegging tot doel heeft om de twee op de oorspronkelijke dagvaarding ad informandum gevoegde feiten als zelfstandige feiten ten laste te leggen. Een afschrift van de (ter terechtzitting in te dienen) vordering is voorafgaand aan de zitting door de officier van justitie aan de raadsman toegezonden. De raadsman heeft dit afschrift op 19 maart 2009 ontvangen.

Naar het oordeel van het hof kan het beoogde resultaat met betrekking tot de ad informandum gevoegde feiten, gelet op artikel 313, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet met een vordering tot wijziging van de tenlastelegging worden bewerkstelligd, aangezien een ad informandum gevoegd feit niet een ten laste gelegd feit betreft. Wijziging daarvan is dan ook niet mogelijk anders dan door weglating van de ad informandum gevoegde feiten op de oorspronkelijke dagvaarding en uitvaardiging van een nieuwe dagvaarding met daarop die feiten ten laste gelegd.

De vordering tot wijziging van de tenlastelegging, voor zover daarbij de feiten 3 en 4 aan de tenlastelegging zijn toegevoegd, zal het hof dan ook beschouwen als een nieuwe dagvaarding waarbij twee nieuwe feiten aan verdachte zijn ten laste gelegd. Het hof stelt vast dat deze nieuwe dagvaarding ter terechtzitting in eerste aanleg aan de verdachte is uitgereikt. De termijn, bedoeld in artikel 265, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, is derhalve niet in acht genomen. Evenmin heeft de verdachte, overeenkomstig het tweede lid van dit artikel, verklaard dat hij instemt met verkorting van de termijn. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg uitstel verzocht in het belang van de verdediging. Daartoe is opgemerkt dat de strafrechtelijke uitspraak consequenties kan hebben voor andere civiele procedures. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en heeft daartoe overwogen dat de raadsman in een vroegtijdig stadium een afschrift van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging heeft ontvangen. De raadsman heeft voldoende voorbereidingstijd gehad, de verdediging wordt bij voortzetting van het onderzoek niet in haar belang geschaad. Eventuele civiele consequenties voor verdachte als gevolg van een eventuele veroordeling zijn niet van belang in het strafproces, aldus de rechtbank.

Deze motivering van de rechtbank heeft de verdediging in hoger beroep niet betwist.

Het hof heeft in het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg geen aanknopingspunten kunnen vinden voor het oordeel dat door de voortzetting van het onderzoek met betrekking tot de feiten 3 en 4 de verdachte zodanig in zijn belangen is geschaad geweest dat dit consequenties behoort te hebben, zoals door de raadsman aangegeven. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat deze feiten deel uit maken van het feitencomplex waarop het strafdossier betrekking heeft.

Een en ander betekent dat het hof aan de beslissing van de rechtbank om de vordering tot wijziging van de tenlastelegging, houdende toevoeging van de feiten 3 en 4, toe te laten, geen gevolgen zal verbinden en dat het onderzoek in hoger beroep ook op die feiten betrekking heeft.

De vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde misdrijven zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en hem ter zake van de onder 4 ten laste gelegde overtreding zal veroordelen tot een geldboete van € 250,=, subsidiair 5 dagen hechtenis.

Met betrekking tot de in beslag genomen niet teruggegeven voorwerpen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof die voorwerpen zal onttrekken aan het verkeer.

Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij ad € 5.000,= heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof die vordering geheel zal toewijzen en ter zake van dat bedrag tevens een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.

De beslissing op het hoger beroep

Het hof zal het vonnis, voor zover vatbaar voor hoger beroep, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.

Tenlastelegging

Met inachtneming van hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de door de rechtbank genomen tussenbeslissing, zal het hof ter wille van de leesbaarheid de door de rechtbank gehanteerde nummering van de (bij gewijzigde inleidende en nieuwe dagvaarding) ten laste gelegde feiten handhaven.

Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit merkt het hof op dat dit ziet op twee stafrechtelijke verwijten, te weten respectievelijk artikel 31a aanhef en onder a en/of b van de Auteurswet en artikel 31 van de Auteurswet , waarbij het hof beide verwijten als impliciet cumulatief ten laste gelegd beschouwt. Ter wille van de leesbaarheid heeft het hof de tenlastelegging gesplitst in die afzonderlijke verwijten zoals hierna weergeven. Voor zover vatbaar voor hoger beroep is aan verdachte aldus ten laste gelegd, dat:

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 19 november 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], en/of te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde], in het openbaar bij afbeelding heeft beledigd, door een (privé)filmpje waarop die [benadeelde] naakt te zien is op de internetsite "You Tube" te plaatsen;

3.

A.

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, opzettelijk een (aantal) (computer)bestanden, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een (aantal) werk(en) is/zijn vervat, te weten een (privé)filmpje en/of een (aantal) foto('s) waarop [benadeelde] naakt te zien is, gemaakt door [betrokkene], openlijk ter verspreiding heeft aangeboden en/of ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft gehad, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemd(e) (privé)filmpje en/of foto('s) van de computer van die [betrokkene] gekopieerd en/of (vervolgens) openbaar gemaakt en/of verspreid door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen en/of door voornoemde foto('s) in gedeelde (voor derden toegankelijke) mappen van MSN te plaatsen;

en/of

B.

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [betrokkene], immers heeft verdachte opzettelijk een (privé) filmpje en/of een (aantal) foto('s) waarop [benadeelde] naakt te zien is, gemaakt door die [betrokkene], van de computer van die [betrokkene] gekopieerd en/of (vervolgens) openbaar gemaakt en/of verspreid door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen en/of door voornoemde foto ('s) in gedeelde (voor derden toegankelijke) mappen van MSN te plaatsen;

4.

hij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, zonder daartoe gerechtigd te zijn een (aantal) portret(ten), te weten een (privé)filmpje en/of een (aantal) foto('s), waarop [benadeelde] naakt te zien is, in het openbaar ten toon heeft gesteld of op andere wijze openbaar heeft gemaakt, door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen en/of door voornoemde foto('s) in gedeelde (voor derden toegankelijke) mappen van MSN te plaatsen.

Geldigheid van de inleidende dagvaarding

Het hof is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde vereisten.

Onder 2 is voor zover hier van belang ten laste gelegd, dat verdachte opzettelijk

[benadeelde] in het openbaar bij afbeelding zou hebben beledigd door een (privé)filmpje waarop die [benadeelde] naakt te zien zou zijn op de internetsite "You Tube" te plaatsen.

Het plaatsen van een (privé)filmpje waarop een persoon naakt te zien is, is als zodanig en op zichzelf niet te beschouwen als het beledigen bij afbeelding. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van belediging, is van belang in welke context het filmpje is geplaatst en/of wat het karakter is van de (naakt)beelden op het filmpje, in het bijzonder op welke wijze de beelden de persoon weergeven. In de tenlastelegging is het een noch het ander feitelijk omschreven, terwijl daar ook in combinatie met het dossier geen invulling aan kan worden gegeven. Daarmee is een adequaat onderzoek op basis van deze tenlastelegging niet mogelijk. Om die reden zal het hof de dagvaarding met betrekking tot feit 2 nietig verklaren.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat het onder 3A ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen. Met name acht het hof niet bewezen het onderdeel "een (aantal) (computer)bestanden, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een (aantal) werk(en) is/zijn vervat" hetgeen de kern van het delict is als omschreven in (de aanhef van) artikel 31a aanhef en onder a en/of b van de Auteurswet en derhalve van de hierop gebaseerde tenlastelegging. Deze wetsbepaling beoogt strafbaar te stellen diegene die gebruik maakt van gegevens die met inbreuk op auteursrechten zijn verkregen. Uit het dossier blijkt dat [betrokkene] (degene die het auteursrecht van de foto's en de filmpjes had) zelf degene is geweest die de bestanden in zijn eigen computer heeft geplaatst, maar daarbij is geen inbreuk gemaakt op zijn eigen auteursrecht. Verdachte heeft deze gegevens weliswaar zonder toestemming van die [betrokkene] van diens computer gekopieerd en zich daarbij mogelijk aan andere strafbare feiten schuldig gemaakt, maar dit doet aan het vorenstaande niet af.

Met betrekking tot het onder 3B ten laste gelegde is het hof van oordeel dat van de foto's niet bewezen kan worden dat deze openbaar zijn gemaakt als bedoeld in artikel 31 juncto artikel 12 van de Auteurswet . Uit het dossier en hetgeen ter zitting van het hof naar voren is gekomen blijkt, dat verdachte de foto's heeft geplaatst op MSN in "gedeelde mappen" van zes contactpersonen van verdachte. Deze beperkte kring van personen acht het hof van te geringe omvang om te kunnen spreken van openbaarmaking in de zin waarop feit 3B ziet. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen hetgeen met betrekking tot openbaarmaking in artikel 12 van de Auteurswet is opgenomen en de strekking van de Auteurswet die er op gericht is het commerci?le belang van de auteursgerechtigde te beschermen.

Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde

Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel, dat met het plaatsen door verdachte van foto's van [benadeelde] in gedeelde, voor zes contactpersonen toegankelijke, mappen - en het aldus aan derden ter beschikking stellen van de foto's - wel sprake is van openbaarmaking in de zin waarop feit 4 ziet. Daartoe overweegt het hof dat het bij feit 4 gaat om de schending van het portretrecht van [benadeelde]. Daarbij spelen niet alleen commerciële belangen een rol maar ook privacy-belangen van de geportretteerde.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat:

3B

hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te [plaats 1], en/of te [plaats 2], opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [betrokkene], immers heeft verdachte opzettelijk een privéfilmpje, gemaakt door [betrokkene], van de computer van die [betrokkene] gekopieerd en vervolgens openbaar gemaakt en verspreid door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen;

4.

hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te [plaats 2], zonder daartoe gerechtigd te zijn een aantal portretten, te weten een privéfilmpje en een antal foto's, waarop [benadeelde] naakt te zien is, openbaar heeft gemaakt, door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen en door voornoemde foto's in gedeelde voor derden toegankelijke mappen van MSN te plaatsen.

Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 3B en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

onder 3B:

opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht;

en de overtreding:

onder 4:

zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret openbaar maken.

Strafbaarheid

Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 opzettelijk een privéfilmpje, gemaakt door [betrokkene], van de computer van die [betrokkene] gekopieerd. Vervolgens heeft hij dat filmpje openbaar gemaakt en verspreid door het op de internetsite "You Tube" te plaatsen. Op dat filmpje is [benadeelde], bekend van televisie onder de naam [naam], tevens partner van [betrokkene] voornoemd, naakt te zien. Door deze handelwijze heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het auteursrecht van die [betrokkene], maar heeft hij ook het portretrecht van die [benadeelde] geschonden.

Daarnaast heeft verdachte het portretrecht van [benadeelde] eveneens geschonden door foto's in voor derden toegankelijke gedeelde mappen te plaatsen.

Uit het "Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" van [benadeelde] en de mondelinge toelichting daarop ter terechtzitting, blijkt dat het plaatsen van het filmpje op internet niet alleen negatieve gevolgen heeft gehad voor die [benadeelde] zelf, maar ook voor haar beide zoons en haar partner [betrokkene]. Ter zitting is gebleken dat [benadeelde] en haar gezin nog steeds met de gevolgen van verdachtes handelen worden geconfronteerd.

Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justiti?le Documentatie d.d. 12 maart 2010 blijkt, dat verdachte vóór de bewezen verklaarde feiten meermalen ter zake van het plegen van strafbare feiten, zij het andersoortige feiten, is veroordeeld.

Het hof heeft ter zitting de indruk gekregen dat verdachte inmiddels het strafwaardige van zijn handelen inziet en oprecht spijt heeft van zijn daad. In dat verband heeft verdachte ter zitting van het hof verklaard dat hij beseft dat zijn daad grote gevolgen heeft gehad en nog steeds heeft, niet alleen voor [benadeelde], maar ook voor haar gezinsleden.

Uit het verhandelde ter zitting van het hof is aannemelijk geworden, dat verdachte niet uit commerciële overwegingen het filmpje op internet heeft geplaatst, maar in een onbezonnen melige bui. De foto's heeft verdachte geplaatst in voor een beperkt aantal contactpersonen toegankelijke gedeelde mappen zonder zich daarbij het gevaar van verdere verspreiding te realiseren.

Uit voormeld uittreksel blijkt tevens dat verdachte na het plegen van de bewezen verklaarde feiten niet wederom met justitie in aanraking is gekomen.

Op grond van al het vorenstaande, in samenhang beschouwd, en mede in aanmerking nemende de omstandigheid, dat het hof minder feiten heeft bewezen verklaard dan door de advocaat-generaal is gevorderd, acht het hof de oplegging van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, ter zake van het onder 3B bewezen verklaarde misdrijf, en een onvoorwaardelijke geldboete van € 250,=, subsidiair 5 dagen hechtenis, ter zake van de onder 4 bewezen verklaarde overtreding, passend en geboden.

Bij de bepaling van de duur van de op te leggen werkstraf en de hoogte van de op te leggen geldboete, heeft het hof tevens in aanmerking genomen de ouderdom van de bewezen verklaarde feiten, en voor wat de op te leggen geldboete betreft tevens verdachtes financiële draagkracht voor zover deze ter zitting van het hof is gebleken.

Verbeurdverklaring

De door het hof verbeurd te verklaren voorwerpen - als gezamenlijkheid beschouwd - zijn daarvoor vatbaar. Immers met betrekking tot die voorwerpen is het hiervoor onder 3B bewezen verklaarde feit begaan. Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken, dat die voorwerpen aan verdachte toebehoren.

Benadeelde partij [benadeelde]

Gebleken is, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.

Blijkens eerdergenoemd "Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" heeft [benadeelde] als benadeelde partij een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,= als voorschot. Het hof begrijpt uit de bijlagen bij dat voegingsformulier, dat de door de benadeelde partij gevorderde schade betrekking heeft zowel op het privéfilmpje dat door verdachte op de internetsite "You Tube" is geplaatst als op de foto's die door verdachte in gedeelde voor derden toegankelijke mappen van MSN zijn geplaatst.

Vaststaat dat door de onder 4 bewezen verklaarde overtreding door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij ter zake van die overtreding immateriële schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van € 3.000,=. De vordering van de benadeelde partij, welke vordering onvoldoende door verdachte is weersproken, behoort derhalve te worden toegewezen tot voormeld bedrag. Het komt het hof gewenst voor om dit bedrag tevens toe te wijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.

Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Toepassing van wetsartikelen

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22 d, 23, 24, 24c, 33, 33a, 36f, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 31, 33 en 35 van de Auteurswet , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

De uitspraak

HET HOF,

RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:

verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde;

vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover vatbaar voor hoger beroep, en in zoverre opnieuw recht doende:

verklaart de inleidende dagvaarding voor wat het onder 2 ten laste gelegde betreft nietig;

verklaart het verdachte onder 3A ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;

verklaart het verdachte onder 3B en 4 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 3B en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;

veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van het onder 3B bewezen verklaarde misdrijf tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;

beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;

veroordeelt verdachte voornoemd ter zake van de onder 4 bewezen verklaarde overtreding tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;

beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;

verklaart verbeurd:

- een computer, kleur blauw/grijs;

- een computer msi (portable) in zwarte bijbehorende tas;

- 27 stuks geluidsapparatuur CD (CD rom);

wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van drieduizend euro ter zake van de onder 4 bewezen verklaarde overtreding;

verklaart de benadeelde partij voor het overige gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van drieduizend euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];

beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;

bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Dit arrest is aldus gewezen door mr. Lahuis, voorzitter, mr. Van Schuijlenburg en mr. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.

-


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature