Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Alimentatie jongmeerderjarige. Geen verlenging van de onderhoudsplicht na 21ste verjaardag.

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 13 januari 2016

Zaaknummer : 200.167.138/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 14-5719

Zaaknummer rechtbank : C/10/455288

[de jongmeerderjarige] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de jongmeerderjarige,

advocaat mr. L.P. Quist te Zwijndrecht,

tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De jongmeerderjarige is op 30 maart 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van

30 december 2014 van de rechtbank Rotterdam.

De vader heeft op 23 juni 2015 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts van de zijde van de jongmeerderjarige de volgende stukken ingekomen:

op 13 april 2015 een faxbericht van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;

op 12 november 2015 een faxbericht van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;

op 16 november 2015 een faxbericht van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;

op 18 november 2015 een brief van 17 november 2015 met als bijlagen de eerder gefaxte producties.

De zaak is op 25 november 2015 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de jongmeerderjarige, bijgestaan door zijn advocaat;

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

De advocaat van de vader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

Na de zitting zijn, volgens afspraak ter zitting, de volgende stukken bij het hof ingekomen:

van de zijde van de vader op 14 december 2015 een brief van 10 december 2015 met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum;

van de zijde van de jongmeerderjarige op 14 december 2015 een faxbericht met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking heeft de rechtbank hetgeen door de vader en de moeder van de jongmeerderjarige in artikel 3.3. van het echtscheidingsconvenant is overeengekomen betreffende de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de jongmeerderjarige, welke bijdrage sinds 4 mei 2012 door conversie geldt als bijdrage aan de jongmeerderjarige in de kosten van levensonderhoud en studie, gewijzigd en de door de vader aan de jongmeerderjarige te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie met ingang van 9 juli 2014 op € 433,- per maand bepaald, voor wat betreft de nog niet verstreken termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de vader met ingang van 1 januari 2014 de maandelijkse termijnen van de premie zorgverzekering ten behoeve van de jongmeerderjarige zal voldoen, waarbij de premiebedragen zullen worden verrekend met de zorgtoeslag die de jongmeerderjarige ontvangt. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

In hoger beroep is onder meer vast komen te staan dat:

- de jongmeerderjarige op 18 juni 2013 een arbeidsongeval heeft gehad tijdens de uitvoering van zijn bijbaan;

- de jongmeerderjarige ten tijde van de mondelinge behandeling is gestopt met zijn HBO-opleiding en thans volwassenen dagonderwijs volgt, waarbij hij 5 en 6 VWO in één jaar doet;

- de vader vanaf 4 mei 2015, de datum waarop de jongmeerderjarige de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, is gestopt met de betaling van alimentatie aan de jongmeerderjarige.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de door de vader aan de jongmeerderjarige te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding tijdens zijn minderjarigheid en – vanaf het achttiende levensjaar van de jongmeerderjarige – de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie ten behoeve van de jongmeerderjarige (hierbij inbegrepen de ziektekosten van de jongmeerderjarige), hierna ook: de alimentatie of de bijdrage.

2. De jongmeerderjarige verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vader te veroordelen tot:

een bedrag aan alimentatie van € 1.425,- per maand, althans een zodanig bedrag als het hof zal vaststellen, te voldoen vanaf 1 december 2010, althans vanaf een datum die het hof zal vaststellen;

betaling van de ziektekostenpremie over de periode 1 januari 2013 tot 1 januari 2015 voor een bedrag van € 2.620,80;

betaling van de ziektekostenpremie vanaf 1 januari 2015 tot het moment waarop de alimentatieverplichting van de vader jegens de jongmeerderjarige zal zijn geëindigd;

het eigen risico vanaf 1 januari 2016 alsmede de achterstand over de periode 1 januari 2012 tot 1 januari 2016 zijnde € 1.230,- ;

kosten rechtens.

3. De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof om het hoger beroep van de jongmeerderjarige af te wijzen, kosten rechtens.

Alimentatie

Wijziging van omstandigheden

4. Het hof zal beoordelen of de alimentatie nog voldoet aan de wettelijke maatstaven, nu niet in geschil is dat sprake is van een wijziging van omstandigheden.

Ingangsdatum

5. De jongmeerderjarige stelt zich op het standpunt dat de rechtbank de ingangsdatum van de alimentatie ten onrechte heeft bepaald op de datum van indiening van het verzoekschrift. Hij wenst wijziging van de alimentatie met ingang van 1 december 2010. Sinds 6 december 2010 heeft de moeder van de jongmeerderjarige getracht nadere afspraken te maken met de vader over de hoogte van de te betalen kinderalimentatie . De vader heeft echter structureel geweigerd inzage te verstrekken in zijn financiële gegevens. Ook heeft de vader niet uit zichzelf stappen ondernomen om duidelijkheid te verschaffen over zijn gewijzigde inkomenspositie. De moeder heeft de verhouding met de vader niet onder druk willen zetten om te voorkomen dat ieder contact tussen de vader en de jongmeerderjarige zou worden verbroken. Om die reden is niet direct overgegaan tot het indienen van een verzoekschrift. De vader had vanaf dat moment rekening kunnen houden met een aanpassing van het alimentatiebedrag, hetgeen hij heeft nagelaten. Ook de jongmeerderjarige was vanwege de gevolgen van het ongeval in juni 2013 niet eerder in staat om zorg te dragen voor de voorbereidingen voor het voeren van een procedure tot alimentatie jegens de vader.

6. Het hof zal, evenals de rechtbank, de dag waarop het inleidend verzoekschrift van de jongmeerderjarige tot wijziging is ingediend, als ingangsdatum aanhouden, aangezien de vader vanaf deze datum rekening heeft kunnen houden met een wijziging van de alimentatie en het de keuze van de moeder en/of de jongmeerderjarige is geweest niet eerder een wijzigingsverzoek in te dienen. Dat de moeder de verhouding met de vader niet onder druk heeft willen zetten en dat de jongmeerderjarige door de gevolgen van zijn bedrijfsongeval niet eerder een wijzigingsprocedure zou hebben kunnen voorbereiden, leidt niet tot een ander oordeel. Dat zijn omstandigheden die voor rekening en risico van de moeder en/of de jongmeerderjarige dienen te blijven. Gelet hierop zal het hof uitgaan van 9 juli 2014 als ingangsdatum.

Behoefte

7. De jongmeerderjarige stelt zich op het standpunt dat de rechtbank zijn behoefte ten onrechte heeft gesteld op € 792,27 per maand, zijnde het studiebudget ingevolge de Wet op de studiefinanciering (WSF) voor een inwonende HBO student. Volgens de jongmeerderjarige dient er bij de berekening van zijn behoefte primair uitgegaan te worden van de welstand ten tijde van het huwelijk van zijn ouders. Subsidiair is de jongmeerderjarige van mening dat uitgegaan moet worden van zijn reële behoefteberekening.

8. Het hof overweegt als volgt. Het hof acht het, nu de jongmeerderjarige tot medio 2015 een HBO-studie heeft gevolgd en thans volwassenenonderwijs volgt, redelijk om voor de vaststelling van de behoefte van de jongmeerderjarige aan te sluiten bij de in artikel 3.18 van de WSF vermelde maandbedragen voor het levensonderhoud van een aan het hoger beroepsonderwijs studerend thuiswonend kind, te weten een niet betwist bedrag van € 792,27 per maand. Hierop heeft de rechtbank terecht de door de jongmeerderjarige ontvangen basisbeurs van € 100,25 en de premie zorgverzekering van €120,78 per maand in mindering gebracht. Het betoog van de jongmeerderjarige dat de premie zorgverzekering bij zijn behoefte moet worden opgeteld, faalt, nu zijn betoog zou leiden tot een dubbeltelling van de ziektekosten. De rechtbank heeft deze kosten immers in de rechtsoverwegingen 3.25 tot en met 3.29 afzonderlijk beoordeeld en de premie zorgverzekering is als post in de WSF-norm inbegrepen. Het hof zal de ziektekosten van de jongmeerderjarige eveneens afzonderlijk beoordelen. De resterende behoefte van de jongmeerderjarige bedraagt derhalve afgerond € 571,- per maand. Het hof acht het redelijk de inkomsten van jongmeerderjarige uit een bijbaantje bij het vaststellen van zijn behoefte buiten beschouwing te laten, nu het geen substantiële inkomsten betreft en de jongmeerderjarige onderwijs volgt.

9. Het andersluidende betoog om de behoefte van de jongmeerderjarige op basis van de welstand ten tijde van het huwelijk van zijn vader en moeder te berekenen, verwerpt het hof, reeds omdat, gelet op de betwisting van de vader, het netto besteedbare gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk van de ouders van de jongmeerderjarige niet is komen vast te staan. Ook de door de jongmeerderjarige overgelegde behoeftelijst zal buiten beschouwing worden gelaten, omdat deze door de vader is betwist en naar het oordeel van het hof niet voldoende is onderbouwd.

Behoefte [de broer van de jongmeerderjarige] (broer van de jongmeerderjarige)

10. De behoefte [de broer van de jongmeerderjarige] van € 317,- per maand staat tussen partijen niet ter discussie, zodat het hof deze als vaststaand beschouwt.

Behoefte [de stiefzoon van de vader] (de minderjarige zoon van de echtgenote van de vader)

11. De jongmeerderjarige stelt dat de vader nadere gegevens over de behoefte van [de stiefzoon van de vader] had moeten overleggen en dat de behoefte van [de stiefzoon van de vader] niet gelijk kan worden gesteld met de behoefte van [de broer van de jongmeerderjarige] . De welstand die [de broer van de jongmeerderjarige] had tijdens het huwelijk van de vader en de moeder is volgens de jongmeerderjarige anders dan de welstand die [de stiefzoon van de vader] thans heeft. Er bestaat derhalve geen reden om uit te gaan van een vergelijkbare behoefte. Volgens de jongmeerderjarige dient dan ook uitgegaan te worden van een behoefte van € 280,- per maand, hetgeen gelijk is aan de voor [de stiefzoon van de vader] betaalde kinderalimentatie.

12. Het hof stelt vast dat de vader in 2005 is hertrouwd en dat [de stiefzoon van de vader] deel uitmaakt van zijn gezin. Op grond van artikel 1:395a lid 2 BW is de vader onderhoudsplichtig jegens zijn stiefzoon. Nu [de stiefzoon van de vader] opgroeit in het nieuwe gezin van de vader en derhalve ook deelgenoot is van de bij het inkomen van de vader behorende welstand, acht het hof het redelijk om de behoefte van [de stiefzoon van de vader] gelijk te stellen met die van [de broer van de jongmeerderjarige] , zijnde € 317,- per maand. Rekening houdend met het feit dat ten behoeve van [de stiefzoon van de vader] een kinderalimentatie van € 280,- per maand wordt betaald, welk bedrag in mindering wordt gebracht van zijn behoefte, resteert een behoefte van € 38,- per maand.

Draagkracht van de vader, de moeder en de echtgenoot van de moeder

13. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de draagkracht van de vader € 1.277,- per maand bedraagt en de draagkracht van de echtgenoot van de moeder € 392,- per maand. Daarnaast is niet in geschil dat de moeder van de jongmeerderjarige geen draagkracht heeft om een bijdrage te leveren in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige.

Verdeling van de kosten van de kinderen en de draagkrachtvergelijking

14. Nu het hof bij de berekening van de verdeling van de kosten van de kinderen en de draagkrachtvergelijking, uitgaat van dezelfde gegevens als de rechtbank en de jongmeerderjarige voor het overige geen grieven tegen de door de rechtbank opgestelde berekeningen, die het hof juist overkomen, heeft aangevoerd, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover daarin is bepaald dat de door de vader ten behoeve van de jongmeerderjarige verschuldigde bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie per 9 juli 2014 € 433,- per maand bedraagt.

Ziektekosten

15. De jongmeerderjarige is voorts van mening dat de vader vanaf 1 januari 2013 de ziektekosten dient te voldoen. De jongmeerderjarige wijst erop dat de vader de premie zorgverzekering van € 120,78 per maand niet heeft betaald. Daarnaast is de jongmeerderjarige van mening dat de vader eveneens dient te worden veroordeeld tot betaling van het eigen risico dat hij ieder jaar opmaakt vanaf 1 januari 2012. Vanwege een slecht gebit, dyslexie, ASS en de gevolgen van het ongeval in 2013, heeft de jongmeerderjarige het gehele eigen risico verbruikt.

16. Het hof overweegt als volgt. In artikel 3.7 van het door de vader en de moeder van de jongmeerderjarige ondertekende echtscheidingsconvenant van 12 januari 2001 is bepaald dat:

“De man zal voor zijn rekening blijven nemen de premie ten behoeve van de ziektekostenverzekering voor de kinderen, zonder dat zulks tot enige vorm van verrekening tussen partijen aanleiding geeft.”

Naar het oordeel van het hof is de vader op basis van voornoemde bepaling, tot het 21ste levensjaar van de jongmeerderjarige, gehouden om de premie van de zorgverzekering van thans € 120,78 per maand te voldoen. Het hof is, anders dan de jongmeerderjarige, echter van oordeel dat uit artikel 3.7 van het echtscheidingsconvenant niet kan worden afgeleid dat de vader ook het eigen risico van de jongmeerderjarige dient te betalen. Dat de vader de premie zorgverzekering wil verrekenen met de door de jongmeerderjarige ontvangen zorgtoeslag (uit de voorschotbeschikking toeslagen blijkt een zorgtoeslag van € 78,50 per maand in 2015), acht het hof niet onredelijk. Een deel van de premie zorgverzekering kan daarmee immers mee worden voldaan.

17. Nu de vader in zijn verweerschrift in hoger beroep heeft erkend dat hij de premie zorgverzekering van € 97,62 in 2013 (zie productie 4 bij de brief van 12 november 2015 van de jongmeerderjarige) en € 120,78 per maand in 2014 (zie productie 16 bij het hoger beroepschrift) niet heeft betaald, zal het hof bepalen dat de vader – voor zover hij de premie zorgverzekering nog niet aan de moeder of de jongmeerderjarige heeft betaald – deze bedragen alsnog aan de jongmeerderjarige dient te voldoen, waarbij de premiebedragen zullen worden verrekend met de door de jongmeerderjarige ontvangen zorgtoeslag. Aangezien de rechtbank alleen heeft bepaald dat de vader ook de premie van de zorgverzekering met ingang van 1 januari 2014 zal moeten voldoen in plaats van 1 januari 2013, zal het hof de bestreden beschikking op dit onderdeel vernietigen, waarbij het hof tevens een einddatum zal bepalen gelet op hetgeen hierna wordt overwogen en beslist.

Verlenging onderhoudsplicht

18. De jongmeerderjarige acht het redelijk dat de vader tot zijn 27ste levensjaar alimentatie aan hem betaalt. Hij is behoeftig, omdat hij in de zomer van 2013 een ongeluk heeft gehad, waardoor hij in een revalidatietraject terecht is gekomen. Hij was niet in staat om een bijbaan naast zijn studie te hebben, hetgeen al een zware cognitieve en fysieke belasting voor hem vormde. De jongmeerderjarige heeft onvoldoende eigen middelen om te voorzien in het eigen levensonderhoud en kan deze ook in redelijkheid niet verwerven.

19. Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de alimentatieplicht van de vader jegens de jongmeerderjarige op 4 mei 2015, wegens het bereiken van de 21-jarige leeftijd door de jongmeerderjarige, is beëindigd. Ingevolge artikel 1:392 lid 1 juncto lid 2 BW bestaat de verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud van ouders aan hun kinderen van 21 jaar en ouder slechts in geval van behoeftigheid van deze kinderen. Van behoeftigheid in de zin van dit artikel is slechts sprake wanneer iemand onvoldoende eigen middelen heeft om te voorzien in het eigen levensonderhoud en deze ook in redelijkheid niet kan verwerven. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de jongmeerderjarige niet, dan wel onvoldoende, in staat is door arbeid of anderszins in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. De jongmeerderjarige heeft zijn verzoek dienaangaande onvoldoende onderbouwd. Dat hij door het ongeval in 2013 niet in staat is om naast zijn opleiding te werken, is niet vast komen te staan. Het verslag van het neuropsychologisch onderzoek van M. van Leeuwen (psychodiagnostische medewerker) en M. Mostert (gezondheidszorgpsycholoog) van 10 april 2015 en de medische verklaring van heer B. Zegers (revalidatiearts) van 26 september 2015, waaruit blijkt dat de jongmeerderjarige cognitieve klachten heeft, zijn daartoe onvoldoende. Daarnaast heeft de jongmeerderjarige ter zitting verklaard dat zijn verzoek om te mogen revalideren is afgewezen en dat hij naast het volgen van volwassenenonderwijs, een dag per week op zondag fysieke arbeid verricht. Het hof zal de bestreden beschikking op dit onderdeel derhalve bekrachtigen.

Proceskosten

20. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

21. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de bepaling van de maandelijkse termijnen premie zorgverzekering betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:

bepaalt dat de vader de maandelijkse termijnen premie zorgverzekering over de jaren 2013 (zijnde 97,62 per maand), 2014 (zijnde € 120,78 per maand) en van 1 januari 2015 tot 4 mei 2015 ten titel van alimentatie ten behoeve van de jongmeerderjarige zal voldoen, waarbij de premiebedragen zullen worden verrekend met de zorgtoeslag die de jongmeerderjarige ontvangt;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige met dien verstande dat de alimentatieverplichting van de vader jegens de jongmeerderjarige op 4 mei 2015 is geëindigd;

compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. I. Obbink-Reijngoud, L.F.A. Husson en A.S. Mertens - de Jong, bijgestaan door mr. G. Evertsen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature