Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Beroep op schending fundamentele rechtsbeginselen in beschikking ex 7:685 BW. Hof: geen doorbreking appelverbod, ook niet waar Wet Werk en Zekerheid wel appel tegen ontbindingsbeschikking toestaat. Anticipatie ongerijmd gelet op stelselwijziging.

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.162.200/01

Zaaknummer rechtbank : 3272823 VZ VERZ 14-9487

beschikking van 14 april 2015, vervroegd

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

hierna te noemen: [appellant],

advocaat: mr. N. Claassen te Rotterdam,

tegen

Q-Park Beheer BV,

gevestigd te Maastricht,

geïntimeerde,

hierna te noemen: Q-Park,

advocaat: mr. R.L.A. Neven te Heerlen.

Het geding

Bij beroepschrift van 31 december 2014 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam (verder: kantonrechter), tussen partijen gegeven beschikking van 3 oktober 2014 op een verzoek ex artikel 7:685 BW . [appellant] heeft vier grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft Q-Park de grieven bestreden.

Het beroep is behandeld ter zitting van 9 maart 2015. Partijen hebben de zaak doen bepleiten, [appellant] door mr. Claassen en Q-Park door mr. Neven, beiden aan de hand van overgelegde pleitnotities. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

3. De door de kantonrechter in de tussenbeschikking van 29 augustus 2014 genoemde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal van die feiten uitgaan.Het gaat in deze zaak om het volgende.Op 24 juli 2014 heeft Q-Park een verzoek ex artikel 7:685 BW ingediend om te komen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst die zij sedert 1 augustus 2008 had met [appellant]. Als gewichtige reden voor de verlangde ontbinding voerde Q-Park aan dat er sprake was van een verandering van omstandigheden, namelijk een vertrouwensbreuk en een fundamenteel verstoorde arbeidsverhouding. De onderbouwing van de gestelde verandering van omstandigheden bevatte drie gronden, waarvan de kantonrechter er twee in de tussenbeschikking van 29 augustus 2014 verwierp. Naar aanleiding van de derde grond, die het verwijt behelsde dat [appellant] Q-Park onvoldoende had ingelicht over het verloop van een strafzaak waarin [appellant] als verdachte gold (en naar later bleek in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van 24 maanden is veroordeeld wegens onder meer verkrachting, mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht), heeft de kantonrechter geoordeeld dat voor de verdere beoordeling daarvan een verklaring van een direct leidinggevende van [appellant] ([naam]) van belang zou kunnen zijn. Partijen konden deze verklaring schriftelijk in het geding brengen dan wel zouden zij [naam] kunnen laten horen als getuige. Partijen hebben, in onderling overleg, besloten om van het horen van [naam] af te zien. Q-Park heeft een ten overstaan van een notaris door [naam] afgelegde verklaring in het geding gebracht, bij brief van 4 september 2014. Nadat [naam] nog een viertal vragen schriftelijk had beantwoord, is deze aanvullende verklaring door Q-Park bij brief van 17 september 2014 aan de kantonrechter gezonden. Vervolgens – en tot slot – heeft [appellant] bij brief van 22 september 2014 aan de kantonrechter gereageerd op (met name) de inhoud van de verklaringen van [naam] en de door Q-Park gestelde vertrouwensbreuk.De kantonrechter heeft in de eindbeschikking van 3 oktober 2014 geoordeeld dat [appellant] – kort gezegd – had verzuimd Q-Park volledige informatie te verstrekken over de gang van zaken in het strafproces, de in dat strafproces door [appellant] afgelegde verklaring en de (overige) bewijsmiddelen die aan de veroordeling van [appellant] in eerste aanleg in de strafzaak en aan de strafoplegging ten grondslag zijn gelegd, terwijl dit wel op de weg van [appellant] had gelegen. Daarop heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden met ingang van 4 oktober 2014. Aan [appellant] is geen vergoeding toegekend, omdat de reden van de ontbinding naar het oordeel van de kantonrechter geheel in diens risicosfeer lag.

4. Ondanks de uitsluiting van appel tegen een ontbindingsbeschikking (het ‘appelverbod’, neergelegd in artikel 7:685 lid 11 BW) heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de (eind-)beschikking van de kantonrechter. Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft [appellant] zijn grief I laten vallen. Om die reden kan het hof het beroep van Q-Park op de niet-ontvankelijkheid van [appellant] in deze grief wegens het verzuim expliciet te appelleren tegen de tussenbeschikking, buiten beschouwing laten.Met de grieven II, III en IV bepleit [appellant] dat sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen, op grond waarvan vernietiging van de beschikking aangewezen is, waarna de gevraagde ontbinding alsnog dient te worden afgewezen of (subsidiair) wel in stand blijft maar aan [appellant] een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Doorbreking van het appelverbod in de ontbindingsprocedure, waarvoor deze zaak zich in de visie van [appellant] leent, kan alleen plaatsvinden als de kantonrechter buiten het toepassingsgebied van de regeling van artikel 7:685 BW is getreden, deze regeling ten onrechte heeft toegepast, dan wel bij de behandeling van de zaak een fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd zodat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Deze gronden heeft de Hoge Raad geformuleerd in zijn beslissing van 29 maart 1985, ECLI:NL:HR:1985:AG4989 Enka/Dupont. De ruimte die het hof heeft om de gewraakte beschikking van de kantonrechter te vernietigen is dan ook uiterst beperkt, zoals [appellant] zich ook realiseert. In de omstandigheid dat over enkele maanden appel tegen ontbindingsbeschikkingen wel (binnen zekere grenzen) mogelijk zal zijn op grond van het in het kader van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in werking tredende nieuwe artikel 7:683 lid 2, ziet het hof zie geen grond om nu – in welke mate dan ook – te breken met dit appelverbod. De WWZ brengt een zeer aanzienlijke wijziging teweeg in het stelsel van het ontslagrecht; anticipatie op een enkele nieuwe bepaling voor het nu nog geldende stelsel is ongerijmd. Het hof verwijst naar – en verenigt zich met – hetgeen A-G Spier hierover recent schreef in zijn conclusie voor HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:184 (zie nr. 3.3. van zijn conclusie, gepubliceerd onder ECLI:NL:PHR:2014:2279).

6. Dat een beschikking niet naar behoren is gemotiveerd levert geen grond op voor terzijdestelling van het appelverbod, zoals onder meer uit de uitspraak HR 15 oktober 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1100 blijkt. Op grond hiervan strandt grief II van [appellant] reeds, omdat deze grief een beroep op een gebrek aan motivering behelst.Niettemin overweegt het hof dat de kantonrechter klaarblijkelijk wel acht heeft geslagen op de brief van 22 september 2014 van de raadsman van [appellant], omdat de brief in de eindbeschikking is vermeld als processtuk. De beslissing van de kantonrechter is wel degelijk gemotiveerd, ook al is de kantonrechter niet expliciet ingegaan op hetgeen in die brief naar aanleiding van het door direct leidinggevende [naam] schriftelijk verklaarde was aangevoerd. Onbegrijpelijk is de beslissing van de kantonrechter, in het licht van de daarvoor gegeven motivering, evenmin.

7. Met grief III voert [appellant] aan dat in het ten onrechte nalaten door de kantonrechter tot een “gevolgtrekking” als bedoeld in artikel 21 Rv. te komen, de schending van een fundamenteel rechtsbeginsel besloten ligt. [appellant] brengt naar voren dat hij in de brief van zijn raadsman van 22 september 2014 heeft gesteld dat Q-Park feiten heeft aangevoerd waarvan Q-Park wist (moest weten) dat ze onjuist waren. De kantonrechter heeft op dit verweer van [appellant] niet expliciet gereageerd.Naar het oordeel van het hof is ook dit betoog van [appellant] gebaseerd op het verwijt dat de kantonrechter de beslissing niet naar behoren heeft gemotiveerd, omdat de kantonrechter niet expliciet is ingegaan op de tegenwerpingen van [appellant] in de brief van 22 september 2014. Daarmee is de (eind-)beschikking, in de benadering van [appellant], hoogstens gebrekkig gemotiveerd. Daarmee strandt ook deze grief. Het hof kan in het midden laten of en in hoeverre het nalaten gebruik te maken van een aan de rechter toegekende discretionaire bevoegdheid, zoals die in artikel 21 Rv ., motivering behoeft.

8. Grief IV stelt aan de orde dat de kantonrechter ten onrechte buiten het door partijen geschetste geschil is getreden en aldus artikel 24 Rv . heeft overtreden. [appellant] beroept zich er in dit verband op dat de kantonrechter bij de motivering van de beslissing dat sprake is van een gewichtige reden bestaande uit een verandering van omstandigheden zelf een eigen invulling heeft gegeven aan de door Q-Park aangedragen feitelijke gronden voor de gestelde vertrouwensbreuk. Deze aanvulling van de feitelijke grondslagen levert, aldus [appellant], schending van een fundamenteel rechtsbeginsel op.Het hof oordeelt dat ook deze grief tevergeefs is voorgesteld. Daarbij kan in het midden blijven of schending van artikel 24 Rv. tot doorbreking van het appelverbod zou kunnen leiden, omdat het hof van oordeel is dat van schending van deze bepaling geen sprake is. De kantonrechter heeft in de (eind-) beschikking in het kader van de bespreking van de door Q-Park gestelde vertrouwensbreuk vermeld dat die breuk er mede op berust dat Q-Park als gevolg van gebrek aan informatie over de strafzaak van [appellant], niet in staat zou zijn de kansen in hoger beroep in de strafzaak in te schatten. Het hof leest in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift op 19 augustus 2014 (blz. 2) dat Q-Park in verband met de gestelde vertrouwensbreuk onder meer heeft aangevoerd dat zij door een gebrek aan informatie niet in staat was te beoordelen wat de kansen van [appellant] in hoger beroep zouden zijn. Deze aanvulling op, of nadere inkleding van het in het verzoekschrift gedane beroep op de verandering van omstandigheden ten tijde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter in de beoordeling van het verzoek dan ook kunnen betrekken. De kantonrechter heeft aldus dan ook niet op het verzoek beslist op basis van een eigen invulling van de gronden van het verzoek, zodat de klacht van [appellant] ongefundeerd is.Slotsom

9. Nu alle klachten doel missen komt het hof tot het oordeel dat het beroep ongegrond is en wordt [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep; deze kosten worden aan de zijde van Q-Park begroot op € 704,-- wegens griffierecht en € 2.682,-- wegens salaris advocaat (3 punten x tarief II, € 894,-- per punt).De kostenveroordeling wordt, als verzocht, voorzien van een veroordeling tot voldoening van wettelijke rente en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Beslissing

Het hof:

verklaart het hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter van 3 oktober 2014 ongegrond;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding, aan de zijde van Q-Park tot aan deze uitspraak begroot op € 3.386,--, te verhogen met wettelijke rente over het verschuldigde nadat 14 dagen zijn verstreken vanaf de dag van deze beslissing;

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. Vetter, C.J. Frikkee en B. Barentsen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2015 in aanwezigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature