Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Vervolg op ECLI:NL:HR:2013:CA0259; vernietiging arbitraal vonnis, dat mede is gegrond op een onderzoeksrapport/deskundigenrapport dat tot stand is gekomen in strijd met de fundamentele rechtsbeginselen van hoor en wederhoor en equality of arms.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.150.916/01Rolnummer Hoge Raad : 12/00800Zaaknummer Hof Amsterdam : 200.075.258Zaak/-rolnummer rechtbank Utrecht : 275697/HA ZA 09-2400

arrest van 31 maart 2015

inzake

Slotervaartziekenhuis B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,

nader te noemen: het Slotervaartziekenhuis,

advocaat: mr. C.C.B.M. van Kimmenade te Amsterdam,

tegen:

[geïntimeerde],

wonende te Oegstgeest,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: [geïntimeerde],

advocaat: mr. N.T. Dempsey te Amsterdam.

Het geding

Voor het verloop van het geding in de eerdere feitelijke instanties verwijst het hof naar de in deze zaak gewezen vonnissen van de rechtbank Utrecht van 3 maart 2010 en 4 augustus 2010, en het arrest van het hof Amsterdam van 8 november 2011.

In zijn arrest van 12 juli 2013 heeft de Hoge Raad het tussen partijen gewezen arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 november 2011 vernietigd, en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit hof.

Bij exploot van 9 mei 2014, hersteld bij exploot van 13 juni 2014, heeft het Slotervaartziekenhuis [geïntimeerde] opgeroepen om voor dit hof te verschijnen om het geding in hoger beroep voort te zetten.

Ter terechtzitting van 20 februari 2015 hebben partijen hun standpunten mondeling aan de hand van pleitnotities nader toegelicht. Vervolgens hebben partijen het hof verzocht arrest te wijzen op het reeds overgelegde kopie-dossier.

Beoordeling van het hoger beroep na verwijzing

1. Het hof gaat in deze zaak uit van de feiten zoals vermeld in rechtsoverweging 3.1 van het arrest van de Hoge Raad. Deze feiten luiden als volgt:

( i) [geïntimeerde] is op 1 februari 1996 als medisch specialist in dienst getreden van (een rechtsvoorganger van) het Slotervaartziekenhuis. Volgens een beding in zijn arbeidsvoorwaarden worden (arbeidsrechtelijke) geschillen tussen partijen beslecht door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg (hierna: het scheidsgerecht).

(ii) [geïntimeerde] is op en omstreeks 22 maart 2009 betrokken geweest bij de behandeling van een 45-jarige patiënte, die kort nadien is overleden. [geïntimeerde] is daarna door de Raad van Bestuur van het Slotervaartziekenhuis op non-actief gesteld.

(iii) Op 3 april 2009 heeft het Slotervaartziekenhuis het scheidsgerecht verzocht de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] te ontbinden (hierna: de ontbindingsprocedure), primair op grond van een dringende reden als bedoeld in art. 7:685 lid 2 BW, subsidiair op grond van een verandering van omstandigheden als bedoeld in dat artikel. Aan het slot van de mondelinge behandeling in die procedure heeft het scheidsgerecht partijen verzocht mee te werken aan onder meer een onderzoek naar de mogelijkheden van herstel van vertrouwen in het functioneren van [geïntimeerde] in het ziekenhuis. [geïntimeerde] en het Slotervaartziekenhuis waren het niet eens over het plan van aanpak van het onderzoek, met name niet over de samenstelling van de onderzoekscommissie. Het scheidsgerecht heeft de samenstelling van de onderzoekscommissie vastgesteld. [geïntimeerde] heeft zich onder protest akkoord verklaard met die samenstelling en met de opdracht aan de onderzoekscommissie.

(iv) Op 14 juni 2009 is het rapport van de onderzoekscommissie tot stand gekomen. Op 15 juni 2009 is het aan partijen verzonden. Op 16 juni 2009 heeft een voortzetting van de mondelinge behandeling plaatsgevonden in de ontbindingsprocedure.

( v) Bij vonnis van 30 juni 2009 heeft het scheidsgerecht geoordeeld dat sprake was van de door het Slotervaartziekenhuis gestelde wijziging van omstandigheden. De arbeidsovereenkomst is per 1 september 2009 ontbonden, tenzij het Slotervaartziekenhuis het verzoek voor 1 augustus 2009 zou intrekken. Dit laatste is niet geschied. Het scheidsgerecht heeft verder een ontbindingsvergoeding aan [geïntimeerde] toegekend.

2. [geïntimeerde] vordert in deze procedure vernietiging van het vonnis van het scheidsgerecht. Hij

stelt dat het vonnis van het scheidsgerecht tot stand is gekomen in strijd met de openbare orde of de goede zeden (art. 1065 lid 1, aanhef en onder e, Rv). De rechtbank heeft de vordering toewijsbaar geacht en het vonnis van het scheidsgerecht vernietigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het scheidsgerecht, door op grond van het onderzoeksrapport tot het oordeel te komen dat tussen partijen sprake is van een vertrouwensbreuk, dat die breuk niet kan worden hersteld en dat daarom het verzoek van het Slotervaartziekenhuis toewijsbaar is, zodanig heeft gehandeld in strijd met de regels van een goede procesorde en het beginsel van equality of arms dat het arbitrale vonnis moet worden vernietigd. Gezien de samenstelling van de onderzoekscommissie was namelijk in aanmerkelijke mate de vrees van [geïntimeerde] gerechtvaardigd dat het onderzoeksrapport niet op objectieve wijze tot stand zou komen, terwijl de door de onderzoekscommissie en in vervolg daarop door het scheidsgerecht gekozen werkwijzen bovendien onvoldoende vorm geven aan het recht op hoor en wederhoor.

3. Het hof Amsterdam heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering afgewezen. Daartoe heeft het hof, samengevat, overwogen dat uit de motivering van het vonnis van het scheidsgerecht duidelijk wordt dat het scheidsgerecht zich een eigen, zelfstandig oordeel heeft gevormd over de mogelijkheden tot herstel van vertrouwen tussen het Slotervaartziekenhuis en [geïntimeerde], en zijn oordeel niet (mede) heeft doen steunen op het onderzoeksrapport.

4. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het oordeel van het hof Amsterdam dat de eigen overwegingen van het scheidsgerecht diens oordeel zelfstandig dragen en dat het rapport daarbij niet bepalend is geweest, onbegrijpelijk is. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof Amsterdam vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing.

5. Het hof stelt voorop dat de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep, zoals thans na verwijzing nog aan de orde, wordt bepaald door de grieven die het Slotervaartziekenhuis in principaal appel en [geïntimeerde] in (voorwaardelijk) incidenteel appel hebben gericht tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 4 augustus 2010, en door het arrest van het hof Amsterdam van 8 november 2011 in samenhang met het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2013. Het hof overweegt op dit punt als volgt.

Het principaal appel

6. Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat, voor zover in grief I wordt betoogd dat het scheidsgerecht zijn oordeel niet (mede) heeft doen steunen op het onderzoeksrapport, de grief faalt. Het hof voegt hieraan toe dat, voor zover in grief I wordt betoogd dat het scheidsgerecht zijn oordeel weliswaar mede heeft gebaseerd op het onderzoeksrapport, maar dat het scheidsgerecht, gehoord de argumenten en verweren van partijen, ook op basis van eigen waarneming en beoordeling van de feiten tot hetzelfde eindoordeel als de onderzoekscommissie had kunnen komen, de grief wordt verworpen. Voor de uitleg en toetsing van het arbitrale vonnis dient uitgegaan te worden van de inhoud van dit arbitrale vonnis. Het antwoord op de vraag of het scheidsgerecht ook zelfstandig tot hetzelfde eindoordeel als de onderzoekscommissie had kunnen komen, mist in dit verband relevantie.

7. Het hof verwerpt het verweer van het Slotervaartziekenhuis (grief II) dat de gang van zaken rondom het deskundigenonderzoek dat op last van het Scheidsgerecht plaatsvond niet meer kan gelden als grondslag voor vernietiging van het arbitraal vonnis, aangezien [geïntimeerde] op grond van artikel 1042 lid 5 Rv (welk artikellid per 1 januari 2015 is vervallen ) het recht heeft gehad om, naast de door het Scheidsgerecht benoemde deskundigen, zélf deskundigen naar voren te brengen voor een contra-expertise. Het Slotervaartziekenhuis wijst er op zichzelf terecht op dat artikel 1042 Rv ziet op de situatie waarin het Scheidsgerecht zelf een deskundigenonderzoek heeft gelast. Het hof is echter – er veronderstellenderwijs van uitgaande dat het onderzoek van de commissie kwalificeert als een deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 1042 Rv, hetgeen van de zijde van [geïntimeerde] is betwist – van oordeel dat het enkele feit dat [geïntimeerde] geen eigen deskundige(n) heeft voorgebracht bij het Scheidsgerecht niet meebrengt dat [geïntimeerde] zijn recht om vernietiging van het arbitraal vonnis te vorderen op de grondslag dat aan het onderzoek dat in opdracht van het Scheidsgerecht is uitgevoerd (en waarop het Scheidsgerecht zijn beslissing heeft gebaseerd) fundamentele gebreken kleven, heeft verwerkt. Bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan in dit geval anders zou moeten worden geoordeeld, zijn niet gesteld of gebleken. Daarbij merkt het hof op dat een contra-expertise door een eigen deskundige van [geïntimeerde] slechts zinvol zou zijn geweest indien deze deskundige het onderzoek van de commissie (dat met name bestond uit het voeren van gesprekken met in totaal 27 (aan het Slotervaartziekenhuis verbonden) personen, waaronder [geïntimeerde] zelf) opnieuw zou hebben uitgevoerd. Nog daargelaten de vraag of artikel 1042 lid 5 Rv tevens het recht geeft op een herhaling van het onderzoek zoals dit in deze zaak was verricht, is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] er redelijkerwijs voor kon en mocht kiezen om hiervan af te zien.

8. Grief III richt zich tegen rechtsoverweging 4.6 van het bestreden vonnis. In de toelichting op deze grief voert het Slotervaartziekenhuis aan dat de door het Scheidsgerecht benoemde onderzoekscommissie geen deel uitmaakt van het onafhankelijke en onpartijdige Scheidsgerecht, en dat de fundamentele beginselen van het procesrecht (het beginsel van gelijke behandeling/equality of arms) niet rechtstreeks van toepassing zijn in een deskundigenonderzoek. Het stond het Scheidsgerecht vrij om een deskundigenonderzoek te gelasten zoals het dat juist achtte. Indien [geïntimeerde] hier bezwaren tegen had, had hij op grond van lid 5 van artikel 1042 Rv een eigen tegen-deskundigenonderzoek kunnen laten plaatsvinden.

9. Ook deze grief wordt verworpen. Indien en voor zover een Scheidsgerecht (of enige andere rechterlijke instantie) zijn oordeel grondt op een deskundigenonderzoek dat tot stand is gekomen in strijd met de fundamentele beginselen van het procesrecht, kan onder omstandigheden ook de (scheids)rechterlijke beslissing aan een fundamenteel gebrek lijden, ongeacht de eigen onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het desbetreffende gerecht. Daarbij zijn met name de positie en rol van de deskundige in de procedure van belang (EHRM 5 juli 2007, EHRC 2007/115, Sara Lind Eggertsdottir v. Iceland). Het argument dat [geïntimeerde] op grond van lid 5 van artikel 1042 Rv een eigen tegendeskundigenonderzoek had kunnen laten plaatsvinden wordt verworpen op de gronden zoals vermeld bij de bespreking van grief II.

10. Grief IV richt zich tegen rechtsoverweging 4.7 van het bestreden vonnis. Het Slotervaartziekenhuis voert in de toelichting op de grief aan dat er geen sprake kon zijn van een gerechtvaardigde vrees van [geïntimeerde] dat, gelet op de (door het Scheidsgerecht geaccordeerde) samenstelling van de onderzoekscommissie, het onderzoeksrapport niet op objectieve wijze tot stand zou komen. Het Slotervaartziekenhuis wijst er daarbij op dat de onderzoekscommissie (mede) werd voorgezeten door (de onafhankelijke) professor dr.[naam 1], met wiens benoeming [geïntimeerde] uitdrukkelijk heeft ingestemd. Ook gaat de rechtbank er volgens het Slotervaartziekenhuis aan voorbij dat [geïntimeerde] zelf inspraak heeft gehad in de samenstelling van de commissie. [geïntimeerde] had, ten aanzien van het onderzoek naar het vertrouwen binnen het ziekenhuis in [geïntimeerde], bovendien niet zozeer bezwaar tegen de samenstelling van de commissie, maar tegen het onderzoek zelf, en hij pleitte op dit punt voor mediation . Daarnaast heeft de onderzoekscommissie volgens het Slotervaartziekenhuis het onderzoek wel degelijk neutraal en objectief uitgevoerd. Het ziekenhuis betwist in dit verband dat drie van de leden van de onderzoekscommissie betrokken waren bij de medische casus die de directe aanleiding vormde tot het aan het Scheidsgerecht ter beslechting voorgelegde conflict.

11. Ook deze grief wordt verworpen. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] op grond van de (door het Scheidsgerecht geaccordeerde) samenstelling van de onderzoekscommissie er in aanmerkelijke mate gerechtvaardigd voor mocht vrezen dat het onderzoeksrapport niet op objectieve wijze tot stand zou komen. Dat de onderzoekscommissie (mede) werd voorgezeten door professor dr.[naam 1], met wiens benoeming [geïntimeerde] uitdrukkelijk heeft ingestemd, is onvoldoende voor een ander oordeel. De commissie bestond immers naast prof. [naam 1] nog uit vier andere leden, waaronder de voorzitter dr.[naam 2], die alle vier in loondienst werkzaam waren van het ziekenhuis. Bovendien heeft [geïntimeerde] gesteld dat de drie arts-leden van de commissie direct of indirect betrokken zijn geweest bij de casus die de directe aanleiding vormde tot het aan het Scheidsgerecht ter beslechting voorgelegde conflict. [geïntimeerde] heeft met betrekking tot deze arts-leden concreet en gemotiveerd aangegeven op welke wijze zij bij de casus betrokken zijn geweest, hetgeen het Slotervaartziekenhuis – hoewel dit wel op haar weg had gelegen – niet gemotiveerd en onderbouwd heeft weersproken. Het hof voegt hier nog aan toe dat [geïntimeerde] er bovendien terecht op heeft gewezen dat de arts-leden van de commissie collega’s van hem waren, en dat zij derhalve zelf deel uitmaakten van de groep waarbinnen zij het onderzoek naar het vertrouwen in [geïntimeerde] moesten uitvoeren. Ook deze omstandigheid draagt naar het oordeel van het hof bij aan de gerechtvaardigdheid van de vrees voor onvoldoende objectiviteit.

12. De stelling dat [geïntimeerde] ten aanzien van het onderzoek naar het vertrouwen in het ziekenhuis in hem niet zozeer bezwaar heeft gemaakt tegen de samenstelling van de commissie maar met name heeft gepleit voor mediation, wordt eveneens verworpen. Het hof merkt hierbij op dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.7 heeft vastgesteld dat tussen [geïntimeerde] en het Slotervaartziekenhuis een uitvoerige discussie is gevoerd over de samenstelling van de commissie die het onderzoek zou gaan uitvoeren, waarbij [geïntimeerde] heeft gesteld dat het belangrijkste uitgangspunt was dat een onafhankelijk en objectief onderzoek zou plaatsvinden naar de gehele casus. Dat de voorkeur van [geïntimeerde] bij de beoordeling van de tweede onderzoeksvraag (de al dan niet aanwezigheid van vertrouwen in [geïntimeerde] binnen het ziekenhuis) uitging naar mediation, betekent niet dat hij ten aanzien van deze onderzoeksvraag het uitgangspunt van een onafhankelijk en objectief onderzoek zou hebben losgelaten, en evenmin dat hij geen bezwaren had tegen de samenstelling van de vervolgens benoemde commissie. [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord (productie 14 en 15) een tweetal brieven overgelegd van zijn gemachtigde aan het Scheidsgerecht van 28 mei en 2 juni 2009, waaruit zijn bezwaren duidelijk blijken. De inhoud van deze brieven is door het Slotervaartziekenhuis niet weersproken.

13. De vraag of het onderzoek door de commissie onafhankelijk en onpartijdig is uitgevoerd – zoals het Slotervaartziekenhuis stelt en [geïntimeerde] betwist – is in dit verband niet van doorslaggevend belang en kan derhalve in het midden blijven. Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 4.12 van haar vonnis heeft overwogen op dit punt.

14. Grief V richt zich tegen rechtsoverweging 4.8 van het bestreden vonnis. Het Slotervaartziekenhuis voert aan dat de rechtbank er aan voorbij gaat dat [geïntimeerde] zelf ook inspraak heeft gehad in de samenstelling van de commissie, en dat de rechtbank ten onrechte het Slotervaartziekenhuis vereenzelvigt met de commissie. Het Slotervaartziekenhuis stelt in dit verband dat zij met betrekking tot het onderzoek over dezelfde informatie beschikte als [geïntimeerde], dat zij geen invloed heeft gehad op de selectie van de personen die door de commissie werden gehoord, en dat de commissie ook rekening heeft gehouden met verzoeken van [geïntimeerde].

15. Ook deze grief kan niet slagen. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het feit dat vier (van de vijf) leden van de onderzoekscommissie in loondienst waren van het Slotervaartziekenhuis, welke vier leden eenzijdig door het ziekenhuis waren aangedragen en die over alle informatie beschikten die van belang was voor het onderzoek, kon leiden tot de gerechtvaardigde vrees bij [geïntimeerde] dat er geen sprake was van equality of arms. Weliswaar heeft [geïntimeerde] zelf ook inspraak gehad in de samenstelling van de commissie, maar deze inspraak ging niet zover dat hij ook zelf enkele commissieleden mocht aandragen. Bovendien heeft [geïntimeerde] onbetwist gesteld dat het overgrote deel van de personen die de commissie heeft gehoord waren voorgedragen door het ziekenhuis, terwijl de commissie zonder opgave van redenen heeft geweigerd om vijf van de negen personen te horen van wie [geïntimeerde] om verhoor heeft verzocht. De voorzitter[naam 2] schrijft hierover in zijn e-mail van 27 november 2010 aan de advocaat van het Slotervaartziekenhuis (productie 1 bij memorie van grieven) slechts dat de commissie zich heeft “ingespannen om alle personen, waarvan [geïntimeerde] aangaf dat het van belang was, ook werkelijk te spreken”, maar onduidelijk blijft waarom niet alle personen die [geïntimeerde] had verzocht zijn gehoord. De stellingen van het Slotervaartziekenhuis dat zij feitelijk over dezelfde informatie beschikte als [geïntimeerde], dat zij geen invloed heeft gehad op de selectie van de personen die door de commissie werden gehoord en dat de commissie ook rekening heeft gehouden met verzoeken van [geïntimeerde], doen aan het bovenstaande niet af. Het Slotervaartziekenhuis miskent daarmee dat de commissie niet evenwichtig was samengesteld, en dat reeds de omstandigheden dat vier van de commissieleden in loondienst waren van het Slotervaartziekenhuis, dat zij door het Slotervaartziekenhuis waren aangedragen en dat de arts-leden direct of indirect betrokken zijn geweest bij de medische casus, bij [geïntimeerde] tot de gerechtvaardigde vrees hebben geleid dat zij niet objectief en onafhankelijk waren. Ook hier verwijst het hof naar rov. 4.12 van het vonnis van de rechtbank.

16. In grief VI, die zich richt tegen rechtsoverweging 4.9 van het vonnis van de rechtbank, herhaalt het Slotervaartziekenhuis dat de rechtbank ten onrechte het Slotervaartziekenhuis vereenzelvigt met de commissie. Voorts voert het Slotervaartziekenhuis aan dat noch artikel 19 lid 2 van het toepasselijke Arbitragereglement noch de artikelen 19 Rv , 1039 Rv en 6 EVRM voorschrijven dat partijen het recht hebben onderzoekshandelingen van de door het Scheidsgerecht ingeschakelde deskundigen bij te wonen, of inzage te hebben in de stukken waarvan de deskundigen kennis nemen. De procedure als geheel voldoet aan de beginselen van hoor en wederhoor en het fair trial beginsel. Het Slotervaartziekenhuis benadrukt nogmaals dat van een ongelijke behandeling van partijen geen sprake is geweest. Ook zij heeft de verhoren niet bijgewoond noch inzage gehad in de gespreksverslagen. De onderzoekscommissie is als onafhankelijke en objectieve commissie opgetreden, welke onafhankelijkheid en objectiviteit werd gewaarborgd door het medevoorzitterschap van prof. [naam 1]. Ook hier geldt dat [geïntimeerde] een contra-expertise had kunnen instellen, aldus het Slotervaartziekenhuis.

17. Het hof overweegt dat ook deze grief, die aansluit bij de voorgaande grieven, niet kan slagen. Het hof verwijst naar zijn eerdere overwegingen. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de keuze van de onderzoekscommissie om de verhoren plaats te doen vinden buiten aanwezigheid van [geïntimeerde] en het Slotervaartziekenhuis, en om de verslagen die van deze verhoren zijn opgemaakt (naar is gesteld uit privacy-overwegingen) te vernietigen en daarvan slechts een algemene samenvatting in het rapport op te nemen, onvoldoende recht doen aan het beginsel van hoor en wederhoor. Bovendien heeft de commissie haar conclusies gebaseerd op een groot aantal schriftelijke bescheiden, waaronder veel e- mails, waarvan de inhoud aan [geïntimeerde] onbekend is gebleven. [geïntimeerde] heeft als gevolg van deze werkwijze volstrekt onvoldoende gelegenheid gehad om de bevindingen en conclusies van de commissie te controleren en om hierop te kunnen reageren. Dat het Slotervaartziekenhuis in dezelfde procespositie verkeerde als [geïntimeerde], zoals zij stelt, is onjuist. Het Slotervaartziekenhuis miskent daarmee dat de commissie niet evenwichtig was samengesteld, en dat één en ander bij [geïntimeerde] tot de gerechtvaardigde vrees heeft geleid dat het overgrote deel van de leden van de commissie niet objectief en onafhankelijk was. Gelet op deze gerechtvaardigde vrees was, ter waarborging van de beginselen van hoor en wederhoor en fair trial, een transparante en controleerbare onderzoekswijze van de commissie juist ten opzichte van [geïntimeerde] extra van belang.

18. In grief VII, die zich richt tegen rechtsoverweging 4.10 van het bestreden vonnis, valt het Slotervaartziekenhuis het oordeel van de rechtbank aan dat zij zich in de geschetste omstandigheden in redelijkheid en billijkheid niet kan beroepen op het feit dat [geïntimeerde] akkoord is gegaan met het onderzoek en het plan van aanpak. Het Slotervaartziekenhuis betoogt dat dit onderzoek ook zonder de akkoordverklaring van [geïntimeerde] op rechtsgeldige wijze uitgevoerd kon worden gelet op de discretionaire bevoegdheid van het Scheidsgerecht ten aanzien van de inrichting van het door hemzelf gelaste deskundigenonderzoek. Voor zover de rechtbank het feit dat de akkoordverklaring van [geïntimeerde] onder protest werd gedaan (mede) ten grondslag heeft gelegd aan haar eindoordeel tot vernietiging van het arbitraal vonnis, is dat ten onrechte gedaan, aldus het Slotervaartziekenhuis.

19. Deze grief slaagt evenmin. Wat er ook zij van de discretionaire bevoegdheid van het Scheidsgerecht ten aanzien van de inrichting van een door hemzelf gelast deskundigenonderzoek, dit doet er niet aan af dat – zoals hierboven reeds overwogen – een (scheids)rechterlijk oordeel dat is gegrond op een onderzoek dat tot stand is gekomen in strijd met de fundamentele beginselen van het procesrecht, als gevolg daarvan eveneens kan lijden aan een fundamenteel gebrek, ongeacht de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het betreffende gerecht. Het hof deelt het oordeel van de rechtbank dat hiervan in het onderhavige geval sprake is.

20. De grieven VIII en IX bouwen voort op de eerdere grieven, en kunnen derhalve evenmin slagen.

21. Het hof passeert het algemene bewijsaanbod van het Slotervaartziekenhuis, nu geen concreet bewijs is aangeboden van feiten die, indien bewezen, kunnen leiden tot een andere beslissing.

22. Uit het voorgaande volgt dat de principale grieven falen. Dit brengt mee dat het (voorwaardelijk ingestelde) incidenteel appel geen behandeling behoeft. Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen. Het Slotervaartziekenhuis zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in (het principale) hoger beroep. Nu het incidenteel appel geen behandeling behoeft, blijft een proceskostenveroordeling achterwege.

Beslissing

Het hof:

- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Utrecht van 4 augustus 2010;

- veroordeelt het Slotervaartziekenhuis in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 314,- aan verschotten en € 2.682,- aan salaris advocaat;

Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, H.M. Wattendorff en S.R. Mellema en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2015 in aanwezigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature