Art. 12 Sv. Klacht tegen niet-vervolgen officier van justitie ter zake van het kennelijk opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een persoon (i.c. een opsporingsambtenaar) om naar waarheid of geweten een verklaring ten overstaan van een rechter of een ambtenaar af te leggen (art. 285a Sr.) en ter zake van meineed mbt dat feit. Beklag afgewezen.
Niet is gebleken dat de officier van justitie tijdens diens contact met de getuige (de opsporingsambtenaar) het oogmerk had de vrijheid van die getuige te beïnvloeden, noch dat die getuige enige beïnvloeding van zijn vrijheid om naar waarheid te verklaren heeft ervaren. Ook geen aanknopingspunten voor de verdenking dat de officier van justitie daarover opzettelijk onwaarheid heeft verklaard.