U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Afwikkelen huwelijkse voorwaarden. Stelling dat van de man niet verwacht mag worden dat hij tot afwikkeling overgaat wegens wangedrag van de vrouw, reeds voorafgaande aan het sluiten van het huwelijk en aangaan van huwelijkse voorwaarden, wordt verworpen.

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 14 augustus 2013

Zaaknummer : 200.121.711/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-9044 & FA RK 12-3727

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr . ing J. de Koning te Lisse,

tegen

[de man],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. E.E. Mielen te Noordwijk.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 11 februari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 november 2012 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.

De man heeft op 11 april 2013 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vrouw:

op 11 maart 2013 een brief van diezelfde datum met bijlage;

op 11 juni 2012 een V-formulier met bijlagen.

De zaak is op 21 juni 2013 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat.

Mr. Mielen heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is voorts bepaald dat partijen niet zullen overgaan tot verevening van de pensioenrechten op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Het op de huwelijkse voorwaarden gebaseerde verzoek van de vrouw, alsmede haar verzoek tot inzage in financiële gegevens van de man, is door de rechtbank afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.

In geschil is de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.

2.

De vrouw verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vrouw tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden toe te wijzen.

3.

De man verweert zich daartegen en verzoekt het hof, zo nodig onder verbetering van gronden, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar verzoek als ongegrond en onvoldoende gemotiveerd af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van onderhavig beroep.

4.

De vrouw stelt gemotiveerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het in de gegeven omstandigheden en bovendien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de vrouw een beroep kan doen op de akte huwelijkse voorwaarden. De vrouw is, kort gezegd, van mening dat de rechtbank van onjuiste gegevens is uitgegaan. De vrouw verzoekt de huwelijkse voorwaarden alsnog af te wikkelen.

5.

De man heeft de stellingen van de vrouw gemotiveerd weersproken. Hij is van mening dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de vrouw een beroep doet op de huwelijkse voorwaarden, waardoor zij financieel voordeel trekt uit het met de man gesloten huwelijk en de huwelijkse voorwaarden. De man is dan ook van mening dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.

6.

Het hof overweegt als volgt. Het hof stelt voorop dat partijen zich voorafgaand aan hun huwelijk hebben laten informeren over de - voor hun situatie - meest passende huwelijkse voorwaarden. Partijen hebben op basis daarvan bewust gekozen voor huwelijkse voorwaarden die een uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen inhouden en een verrekenbeding. Blijkens de akte van huwelijkse voorwaarden van 15 september 2010 zijn partijen - samengevat en voor zover hier relevant - overeengekomen dat zij bij ontbinding van het huwelijk door echtscheiding:

de vermeerdering van beider vermogens die heeft plaatsgevonden tijdens het huwelijk zullen delen. Partijen hebben daarbij uitdrukkelijk bepaald dat de uitsluitend aan de man in eigendom toebehorende woning en de daarop rustende hypothecaire geldlening volledig in de afrekening worden meegenomen (artikel 9);

de waarde van aanspraken op een oudedagsvoorziening, die geen pensioenrechten zijn in de zin van de WVP, bij helfte zullen verrekenen (artikel 1 3 ).

7.

Het hof stelt voorop, dat nu vast staat dat partijen bij overeenkomst van huwelijkse voorwaarden zijn afgeweken van het wettelijke huwelijksvermogensregime, uitgangspunt moet zijn dat de vermogensrechtelijke verhouding tussen de beide ex-echtgenoten wordt beheerst door hun overeenkomst van huwelijkse voorwaarden, tenzij een door hen daarbij overeengekomen bepaling onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Naar het oordeel van het hof moet echter grote waarde worden gehecht aan de rechtszekerheid en kunnen uitzonderingen op de door partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden aangenomen.

8.

Blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting doet de man een beroep op artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat op grond van de schakelbepaling van artikel 6:216 BW ook van toepassing is op een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden. De man heeft gemotiveerd gesteld dat het naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is hem aan het verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden te houden. Hij voert daartoe, kort gezegd, aan dat van wangedrag van de vrouw jegens hem sprake is. Ter zitting heeft de man daartoe bevraagd door het hof verklaard dat het niet zijn bedoeling is de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden te doen vernietigen, zodat hij geen vernietiging meer vordert op grond van wilsgebreken.

9.

Aan zijn stelling dat sprake is van wangedrag van de vrouw jegens hem heeft de man diverse omstandigheden ten grondslag gelegd. De man stelt dat de vrouw hem op grond van haar zwangerschap van de minderjarige tot een huwelijk heeft verleid en hem in de waan heeft gelaten dat hij de verwekker van de minderjarige zou zijn. Volgens de man is de vrouw bij het aangaan van het huwelijk uit geweest op geldelijk gewin. Hij voert daartoe aan dat op uitdrukkelijk verzoek van de vrouw in de huwelijkse voorwaarden is opgenomen dat de echtelijke woning, die de man reeds voor de huwelijkssluiting alleen in eigendom toebehoorde, volledig in de afrekening tussen partijen wordt meegenomen. De man stelt dat hij pas in september 2011 via zijn ouders heeft vernomen dat hij mogelijk niet de biologische vader van de minderjarige was. Hierop heeft de man een DNA-onderzoek laten uitvoeren, waaruit is gebleken dat hij niet de biologische vader van de minderjarige is. De man is van mening dat de vrouw hem had moeten inlichten over het door haar gepleegde bedrog (en daarmee de omstandigheid dat hij mogelijk niet de biologische vader van de minderjarige zou zijn) en hem niet op deze wijze tot een huwelijk had mogen bewegen. De man stelt nadrukkelijk dat hij niet met de vrouw zou zijn getrouwd als hij op dat moment zou hebben geweten dat hij (mogelijk) niet de verwekker van de minderjarige was.

10.

Deze omstandigheden zijn door de vrouw gemotiveerd weersproken, althans de vrouw betwist dat zij de man bij het aangaan van het huwelijk in de waan heeft gelaten over het vaderschap over de minderjarige. De vrouw stelt dat zij haar ontrouw aan de man heeft opgebiecht. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de vrouw, desgevraagd, uitdrukkelijk verklaard dat zij de man vóór het huwelijk heeft verteld dat hij mogelijk niet de biologische vader van de minderjarige was. Voorts betwist de vrouw dat de bepaling in de huwelijkse voorwaarden omtrent de woning van de man op haar uitdrukkelijk verzoek is opgenomen. De vrouw stelt dat het de man is geweest die de huwelijkse voorwaarden wenste over een te komen en dat hij ook heeft bewerkstelligd dat het desbetreffende artikel over de woning in de huwelijkse voorwaarden is opgenomen.

11.

Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat de vrouw de man heeft bedrogen, welk bedrog heeft geleid tot de zwangerschap van de vrouw. Partijen verschillen evenwel met name van mening over de vraag wanneer de man bekend is geworden met het bedrog van de vrouw. De man stelt dat hij daarmee bekend is geworden ná het aangaan van het huwelijk met de vrouw, terwijl de vrouw stelt dat zij de man vóór het aangaan van het huwelijk over haar bedrog heeft ingelicht.

12.

Het hof is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en de toelichtende verklaring van de man niet het bewijs valt te putten van de juistheid van zijn stelling dat hij bij het aangaan van het huwelijk niet bekend was met het onderhavige bedrog van de vrouw (en daarmee de omstandigheid dat hij mogelijk niet de biologische vader van de minderjarige was), die door de vrouw gemotiveerd bestreden is. De door de man in eerste aanleg overgelegde getuigenverklaringen, in hun onderling verband en samenhang beschouwd, maken dit oordeel niet anders. Ter zitting is nog komen vast te staan dat de man wist dat de vrouw hem al eerder enkele malen had bedrogen, dat zij tijdens de relatie met de man tweemaal zwanger is geraakt van andere mannen en dat de man in ieder geval een keer de kosten van de abortus heeft betaald. De man had derhalve op zijn hoede moeten zijn.

13.

Het hof is van oordeel dat, ook als vast zou komen te staan dat de man ten tijde van het aangaan van het huwelijk niet bekend was met het vooromschreven bedrog van de vrouw, waardoor hij op dat moment ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat hij de biologische vader van de minderjarige was en volgens hem om die reden met de vrouw in het huwelijk trad en de huwelijkse voorwaarden heeft overeengekomen, die omstandigheden evenwel noch op zichzelf noch in onderlinge samenhang bezien met de overige door de man gestelde maar vooral met de ter zitting gebleken omstandigheden als hiervoor onder 12 omschreven - in het bijzonder de ter terechtzitting als vaststaand feiten gebleken omstandigheden dat de man bekend was met eerder bedrog van de vrouw in hun relatie en zwangerschap van andere mannen tijdens hun relatie - zo uitzonderlijk zijn dat een afwijking van de huwelijkse voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gerechtvaardigd is. Dit geldt temeer nu die door de man gestelde omstandigheden – indien bewezen – niet de oorzaak van de overeengekomen huwelijkse voorwaarden zijn; althans een causaal verband tussen inhoud huwelijkse voorwaarden en vermeend vaderschap van de man is niet gebleken. De man heeft zijn vermeend vaderschap enkel ten grondslag gelegd aan het aangaan van het huwelijk. Hij heeft echter geen vernietiging van het huwelijk gevorderd. Het hof zal het bewijsaanbod van de man mitsdien passeren en het hoger beroep treft derhalve doel.

14.

Het hof zal het verzoek van de vrouw, dat ertoe strekt te bepalen dat de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding zal plaatsvinden overeenkomstig de akte van huwelijkse voorwaarden van 15 september 2010, dan ook alsnog toewijzen.

15.

Nu het hof het verzoek van de vrouw zal toewijzen, zal het hof ingaan op hetgeen de man in zijn pleitnota in eerste aanleg subsidiair heeft gesteld. Naar het oordeel van het hof heeft de man zijn subsidiaire verzoek - dat de vrouw aan hem de vermogensvermindering vergoedt - onvoldoende onderbouwd.

16.

Dit alles brengt mee dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

17.

Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht vergt, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van het hof geen bespreking meer, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

18.

Het hof ziet geen aanleiding om, zoals de man verzoekt, de vrouw te veroordelen in de kosten van het hoger beroep en zal dit verzoek dan ook afwijzen.

19.

Mitsdien dient als volgt te worden beslist.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:

bepaalt dat de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding tussen partijen zal plaatsvinden overeenkomstig de akte van huwelijkse voorwaarden van 15 september 2010;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Labohm en Ydema, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 augustus 2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature