Het hof overweegt omtrent het beroep op eigen schuld dat, zo de genoemde omstandigheden / gedragingen al zouden kunnen worden aangemerkt als omstandigheden die aan [geïntimeerden] kunnen worden toegerekend en waarvan de schade mede een gevolg is in de zin van artikel 6:101 lid 1 BW , de billijkheid in dit geval wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten eist dat de vergoedingsplicht van [appellant] geheel in stand blijft als bedoeld in artikel 6:101 lid 1 BW , slot. Daarbij speelt mede een rol dat het niet aangaat dat [appellant], die aansprakelijk is wegens het deelnemen aan een groep in de zin van artikel 6:166 BW waarvan één van de leden zich heeft schuldig gemaakt aan brandstichting, zich ter vermindering van zijn aansprakelijkheid erop beroept dat het slachtoffer van die brandstichting onvoldoende met de mogelijkheid van brandstichting heeft rekening gehouden.
Aan de hiervoor bedoelde billijkheidscorrectie doet voorts niet af dat [appellant] aansprakelijk is op grond van artikel 6:166 BW , nu dit artikel zoals eerder opgemerkt een aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig gedrag betreft en geen risico-aansprakelijkheid.