Mèt de Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt het hof dat uit de brief van [geïntimeerde sub 2] mede namens [geïntimeerde sub 1] van 4 juli 2000 aan de gemeente [..] onmiskenbaar blijkt dat zij tot dan toe het zomerhuis nog permanent bewoonden, dat zij hoofdzakelijk de weekenden doorbrachten op het adres aan de [adres B] en dat zij voor een verhuizing alleen nog maar plannen hadden. Aan die brief houdt het hof [geïntimeerden] De getuigenverklaringen van [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1] doen aan de inhoud van die brief niet af en plaatsen deze ook niet in een ander daglicht.