U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

IB/PVV. Specifieke zorgkosten en giften. Verschillende posten.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer 16/00514

uitspraakdatum: 25 april 2017

Uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 maart 2016, nummer AWB 15/1118, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een verzuimboete opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag verminderd en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast heeft hij de verzuimboete gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, en ambtshalve de uitspraak van de Inspecteur inzake de verzuimboete vernietigd en de verzuimboete verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft diverse malen verzocht om uitstel voor het indienen van de aangifte ib/pvv 2009. Uiteindelijk is uitstel verleend tot 1 november 2010.

2.2.

Op 26 november 2010 stuurt de Inspecteur belanghebbende een herinnering.

2.3.

Op 3 januari 2011 stuurt de Inspecteur belanghebbende een aanmaning.

2.4.

Op 13 september 2011 verzoekt de Inspecteur de partner van belanghebbende om telefonisch contact op te nemen over de inlevering van het aangiftebiljet ib/pvv 2009.

2.5.

Met dagtekening 19 oktober 2011 legt de Inspecteur de aanslag op in overeenstemming met de bij hem bekende gegevens.

2.6.

Belanghebbende maakt op 21 oktober 2011 bezwaar tegen deze aanslag, via het indienen van een aangifte. In dit bezwaarschrift worden alsnog zorgkosten ten bedrage van € 10.898 (inclusief verhoging met 113% € 22.597), scholingsuitgaven van € 3.037 en giften van € 2.775, alle vóór toepassing van de geldende drempels, opgevoerd.

2.7.

Bij brief van 26 juli 2012 stuurt de Inspecteur een vragenbrief aan belanghebbende. Bij brieven van 16 oktober 2012 en 10 december 2012 verleent de Inspecteur desgevraagd uitstel voor het beantwoorden van de gestelde vragen.

2.8.

Op 28 januari 2013 wordt belanghebbende per brief uitgenodigd voor het maken van een afspraak om de door de Inspecteur gevraagde bewijsstukken met betrekking tot de aftrekposten te overhandigen. Belanghebbende heeft vervolgens enkele stukken aan de bezwaarbehandelaar, [A] , overhandigd. Tijdens het gesprek met de bezwaarbehandelaar heeft belanghebbende verklaard dat zij niet alle bewijsstukken kan overleggen omdat bij haar zou zijn ingebroken waarbij alle bewijsstukken zijn meegenomen.

2.9.

Bij brief van 11 april 2013 deelt de bezwaarbehandelaar zijn voorlopige bevindingen aan belanghebbende mee. De bezwaarbehandelaar schrijft onder meer dat hij belanghebbende de gelegenheid heeft geboden kopieën van stukken op te vragen, bijvoorbeeld bij ziektekostenverzekeraar [B] , en kopieën van bankafschriften waaruit de betalingen blijken. Bedoelde declaratieoverzichten, maar ook (kopieën van) bankafschriften zijn, zo schrijft de bezwaarbehandelaar, echter niet overgelegd. In de brief concludeert de bezwaarbehandelaar dat slechts een bedrag van € 850 aan specifieke zorgkosten (vóór verhoging en aftrek drempel) voor aftrek in aanmerking komt.

2.10.

Op 13 juli 2013 vindt op het kantoor van de Inspecteur een gesprek plaats met de echtgenoot van belanghebbende. Tijdens het gesprek wordt afgesproken dat nog nadere informatie wordt toegezonden.

2.11.

Bij brief van 15 december 2014 wordt aan belanghebbende een motivering behorende bij de uitspraak op bezwaar gezonden. In deze brief worden alsnog enkele aftrekposten in aanmerking genomen. Zo wordt aftrek van € 850 aan specifieke zorgkosten (zie 2.9) en aftrek van € 678 aan giften geaccepteerd.

2.12.

Met dagtekening 2 januari 2015 doet de Inspecteur uitspraak op bezwaar waarbij gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoet wordt gekomen.

2.13.

Bij brief van 6 januari 2015 retourneert de Inspecteur op verzoek van de echtgenoot van belanghebbende alle overgelegde stukken. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:

“Bijgevoegd heb ik alle door u toegezonden correspondentie en opstellingen van kosten. Tevens zowel een uitdraai van de originele aangifte (waarin geen kosten zijn opgenomen) als de toegezonden kopie aangifte 2009, waarin wel kosten zijn opgenomen.

Stukken van betalingsbewijzen (bank- en/of giroafschriften) inzake de opgevoerde ziektekosten zijn nooit door u toegezonden dus kan ik uiteraard ook niet meezenden.”

2.14.

Na sluiting van het onderzoek door de Rechtbank stuurt belanghebbende nadere stukken naar de Rechtbank.

2.15.

Ter zitting van het Hof heeft de echtgenoot van belanghebbende afschriften overgelegd van vier verklaringen van [C] , (keurings)arts te [D] . Twee van deze verklaringen zijn gedagtekend 16 januari 2013 en de andere twee zijn gedagtekend 10 juni 2013. De verklaringen hebben betrekking op belanghebbende en de echtgenoot.

3 Geschil

In geschil is of belanghebbende recht heeft op een hogere aftrek wegens specifieke zorgkosten en giften dan de Inspecteur reeds in bezwaar heeft toegekend. Ook is de verzuimboete in geschil. De geclaimde (en niet-toegekende) aftrek wegens scholingsuitgaven is niet in geschil. Voorts stelt belanghebbende zich op het standpunt dat aan de zijde van de Rechtbank en de bezwaarbehandelaar sprake was van vooringenomenheid.

4 Beoordeling van het geschil

Specifieke zorgkosten

4.1.

Het Hof stelt, net als de Rechtbank, voorop dat belanghebbende de bewijslast heeft. Belanghebbende dient bewijs te overleggen dat zij voor aftrek in aanmerking komende kosten heeft gemaakt en dat deze kosten op haar drukken. Dit betekent dat kosten niet in aftrek komen voor zover deze door een derde (zoals een zorgverzekeraar ) zijn vergoed.

4.2.

In de bezwaarfase heeft de Inspecteur € 600 voor extra kleding en beddengoed en € 250 voor vervoer (798 kilometer x € 0,31) geaccepteerd. Het Hof ziet in de door belanghebbende en de echtgenoot opgestelde overzichten van alle afspraken met (para)medici en de overgelegde afsprakenkaarten van het ziekenhuis geen aanleiding om een extra aftrek te verlenen. Uit deze overzichten en kaarten kan niet worden afgeleid dat belanghebbende kosten heeft gemaakt, laat staan dat deze drukken. Het Hof ziet geen aanleiding om voor vervoer meer kosten in aftrek toe te staan dan de Inspecteur al heeft gedaan. Hiervoor zijn de overzichten te algemeen en te grof. Bovendien is onduidelijk of belanghebbende voor vergoeding van vervoerskosten door de zorgverzekeraar in aanmerking zou zijn gekomen, indien zij daarom had verzocht.

4.3.

Ter zitting van het Hof heeft de echtgenoot van belanghebbende vier verklaringen overgelegd van een arts. Deze arts verklaart voor belanghebbende dat zij aan insuline afhankelijke diabetes mellitus lijdt in combinatie met een verhoogde bloeddruk, hypercholesterolemie, overgewicht en een eiwitstofwisselingsstoornis en dat haar daarvoor een eiwit- en cholesterolbeperkt dieet wordt voorgeschreven. Tevens verklaart deze arts dat belanghebbende incontinentiemateriaal gebruikt, meer dan normaal kleding en beddengoed moet aanschaffen, dagelijks 2 gram vitamine C in de vorm van bruistabletten gebruikt en in verband met overgewicht is verwezen naar cardio-fitness. Deze arts verklaart dat de echtgenoot aan hartfalen lijdt en dat hem een energie - en eiwitrijk en lactose- en cholesterolbeperkt dieet is voorgeschreven. Voorts verklaart deze arts dat de echtgenoot van belanghebbende aan andrologische dysfunctie en urine-incontinentie lijdt, waarvoor de echtgenoot incontinentiemateriaal gebruikt, en dat hij op Viagra- en Cialis-medicatie staat.

4.4.

Het Hof leidt uit de genoemde verklaringen af dat belanghebbende en de echtgenoot beiden een dieet is voorgeschreven, dat zij beiden incontinentiemateriaal gebruiken, dat belanghebbende vitamine C slikt en aan cardio-fitness zou moeten doen en dat de echtgenoot medicijnen gebruikt. Voor de aftrek wegens specifieke zorgkosten heeft dit de volgende gevolgen:

Uit de verklaringen kan niet worden afgeleid dat de genoemde kosten voor incontinentiemateriaal daadwerkelijk zijn gemaakt (facturen, bonnen en betaalbewijzen ontbreken), laat staan dat deze op belanghebbende drukken. Uit de informatie van zorgverzekeraar [B] , die tot de gedingstukken behoort, kan worden afgeleid dat incontinentiemateriaal wordt vergoed. Belanghebbende heeft niets overgelegd waaruit blijkt dat zij heeft geprobeerd om een vergoeding voor deze kosten te krijgen en, indien een verzoek om vergoeding wel is gedaan, wat het antwoord van [B] is geweest.

Uit de verklaringen kan niet worden afgeleid dat arts [C] aan belanghebbende en de echtgenoot medicijnen of hulpmiddelen heeft voorgeschreven. Dat hij verklaart dat belanghebbende c.q. de echtgenoot bepaalde medicijnen gebruikt, is niet gelijk te stellen met een medisch voorschrift. Hierop stuit de aftrek van de genoemde bedragen voor medicijnen al af.

Het Hof voegt voor de medicijnen ten overvloede toe dat uit de verklaringen niet kan worden afgeleid dat belanghebbende kosten voor de genoemde medicijnen heeft gemaakt. Bonnen, facturen en betaalbewijzen ontbreken. Bovendien is niets overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat belanghebbende heeft geprobeerd om kosten van medicijnen die zij wel betaald heeft, vergoed te krijgen. Indien een verzoek om vergoeding wel is gedaan, had belanghebbende de correspondentie daarover moeten overleggen. Dit laatste punt is overigens niet van belang voor Viagra, waarvan [B] heeft verklaard dat zij dit niet vergoedt.

Voor de cardio-fitness heeft belanghebbende verder niets aangevoerd. Het enkel noemen van deze post is onvoldoende voor aftrek. Het Hof laat in het midden of, en zo ja, onder welke voorwaarden, hiervoor wel aftrek mogelijk is.

Voor extra kleding en beddengoed heeft de Inspecteur in de bezwaarfase een aftrek verleend van € 600 (2 x € 300). Met de verklaringen heeft belanghebbende niet aangetoond dat zij recht heeft op een hogere aftrek. Bewijzen van de omvang van de extra kosten en betaalbewijzen ontbreken.

Uit de verklaringen kan wel worden afgeleid dat aan belanghebbende en de echtgenoot beiden een dieet is voorgeschreven. Anders dan de Inspecteur bepleit, kan uit de informatie van [B] niet worden afgeleid dat belanghebbende voor het volgen van een dieet een vergoeding had kunnen krijgen. [B] vergoedt slechts onder voorwaarden maximaal drie uur per jaar voor dieetadvisering. Het Hof zal hierna beoordelen of voor de diëten een bedrag voor aftrek in aanmerking komt.

4.5.

Belanghebbende lijdt aan diabetes mellitus, verhoogde bloeddruk, hypercholesterolemie, overgewicht en een eiwitstofwisselingsstoornis. Voor deze aandoeningen is aan belanghebbende een eiwit- en cholesterolbeperkt dieet voorgeschreven. Voor de hiervoor genoemde combinatie van ziekte en dieet is geen bedrag opgenomen in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 . Belanghebbende heeft ook overigens niet aangetoond dat het volgen van dit dieet extra kosten met zich meebrengt ten opzichte van personen die een normaal dieet volgen.

4.6.

De echtgenoot van belanghebbende lijdt aan hartfalen en hem is een energie- en eiwitrijk en lactose- en cholesterolbeperkt dieet voorgeschreven. Voor de hiervoor genoemde combinatie is evenmin een bedrag opgenomen in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 . De echtgenoot van belanghebbende heeft ook overigens niet aangetoond dat het volgen van dit dieet extra kosten met zich meebrengt ten opzichte van personen die een normaal dieet volgen.

4.7.

De conclusie luidt dat de Inspecteur de aftrek voor specifieke zorgkosten niet op een te laag bedrag heeft vastgesteld.

Giften

4.8.

Belanghebbende heeft in de aangifte € 2.775 aan giften opgevoerd. De Inspecteur heeft op basis van de overgelegde jaaroverzichten € 678 geaccepteerd. Dit bedrag is overgemaakt aan [E] , een algemeen nut beogende instelling (hierna: anbi). Na aftrek van de drempel heeft de Inspecteur een aftrek verleend van € 428. De overige genoemde instellingen beschikten in 2009 niet over de anbi-status. Ter zitting van het Hof heeft de echtgenoot van belanghebbende aangevoerd dat een van deze instellingen via de overkoepelende stichting wel de anbi-status heeft. De echtgenoot van belanghebbende heeft geen nadere gegevens overgelegd en geen nadere toelichting gegeven. Belanghebbende is dus niet geslaagd in de last te bewijzen dat het restant van de afgetrokken giften is betaald aan een instelling die de anbi-status heeft. Het Hof ziet geen aanleiding meer aftrek te verlenen wegens giften.

Verzuimboete

4.9.

De Inspecteur heeft de verzuimboete opgelegd omdat belanghebbende, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd en aangemaand, geen aangifte zou hebben gedaan. Tussen partijen is niet langer in geschil dat belanghebbende op papier aangifte heeft gedaan. Tot de gedingstukken behoort een kopie van een ingevuld, papieren aangiftebiljet, met daarop handgeschreven de datum 8 december 2010. De echtgenoot van belanghebbende heeft verklaard dat hij tijdig aangifte heeft gedaan en dat hij later, op verzoek van de Inspecteur, voor de tweede keer aangifte heeft gedaan. De Inspecteur heeft ter zitting van het Hof desgevraagd verklaard dat de kopie van de aangifte met de datum 8 december 2010, die als bezwaarschrift tegen de aanslag is aangemerkt, niet de door de echtgenoot bedoelde tweede aangifte kan zijn. Indien een belastingplichtige door omstandigheden een tweede aangiftebiljet aanvraagt, ontvangt hij een blanco exemplaar en geen exemplaar met de naam, het adres en het BSN erop gedrukt. De Inspecteur gaat er dan ook vanuit dat het exemplaar dat tot de gedingstukken behoort, het originele exemplaar is en dat het pas na de aanslag is ontvangen.

4.10.

Zoals hiervoor is vermeld, staat op het aangiftebiljet de datum 8 december 2010. Op het aangiftebiljet is geen datumstempel van ontvangst aangebracht. Uit de door de Inspecteur ingebrachte stukken kan dus niet worden afgeleid dat belanghebbende pas na ontvangst van de aanmaning aangifte heeft gedaan. Het is mogelijk dat belanghebbende de aangifte eerder heeft ingediend en dat deze kwijt is geraakt. De onder 2.13 geciteerde passage wijst ook in deze richting. Hoewel de verklaring van de echtgenoot van belanghebbende op dit punt niet geheel kan kloppen, is niet uitgesloten dat de aangifte tijdig is gedaan en dat het aangiftebiljet een tijdje zoek is geweest. Het Hof zal de verzuimboete vernietigen.

Bejegening

4.11.

De echtgenoot van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof aangevoerd dat de Rechtbank vooringenomen was en dat de uitspraak niet rechtvaardig is. Het Hof heeft geen enkele reden of aanleiding om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de behandelend rechter. Met de stukken die de rechter tot haar beschikking had, kon zij niet tot een ander oordeel komen. Het Hof verwerpt dit standpunt van belanghebbende.

4.12.

Dat de bezwaarbehandelaar vooringenomen zou zijn geweest, zoals belanghebbende stelt, is niet aannemelijk gemaakt. Belanghebbende dient haar recht op aftrekposten aannemelijk te maken. Het Hof acht de bewering van belanghebbende dat de Inspecteur niet alle stukken zou hebben teruggezonden, ongeloofwaardig. De Inspecteur heeft verklaard dat hij niets heeft achtergehouden en dat hij geen declaraties of bankafschriften van belanghebbende heeft ontvangen. Gelet op de eerdere verklaring van belanghebbende dat deze stukken tijdens een inbraak zouden zijn meegenomen, acht het Hof aannemelijk dat de Inspecteur de waarheid spreekt. Hieraan doet niet af dat de echtgenoot van belanghebbende bij het Hof heeft verklaard dat hij erin was geslaagd om 95% van de gestolen stukken opnieuw op te vragen en dat hij deze stukken had overgelegd. Het Hof ziet niet in wat het voordeel van de Inspecteur is om stukken achter te houden of niet in behandeling te nemen. Van verwerpelijke motieven aan de zijde van de Inspecteur, zoals discriminatie van moslims, zoals de echtgenoot heeft gesuggereerd, is niet gebleken. Dat de Inspecteur de aftrek van de door belanghebbende gestelde posten grotendeels heeft geweigerd, is, nu voor deze posten geen enkele nadere specificatie, stukken of betaalbewijzen zijn overgelegd, terecht. De Inspecteur heeft niet gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid of enig ander beginsel van behoorlijk bestuur.

Heffingsrente

4.13.

Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is ook in zoverre ongegrond.

Slotsom Belanghebbende heeft niet het van haar verlangde bewijs geleverd dat de aanslag na de vermindering in bezwaar tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Op grond van het oordeel over de verzuimboete is het hoger beroep gegrond.

5 Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, bepaalt het Hof dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt.

Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

6 Beslissing

Het Hof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,

– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur inzake de verzuimboete,

– laat de overige uitspraken van de Inspecteur in stand,

– vernietigt de verzuimboete,

– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 45 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 124 in verband met het hoger beroep bij het Hof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, lid van de enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.

De beslissing is op 25 april 2017 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, Het lid van de enkelvoudige

belastingkamer,

(E.D. Postema) (A. van Dongen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 25 april 2017

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature