Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verhaalsbijdrage. Al dan niet bijtelling privégebruik bedrijfsauto.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.195.977/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/144987/FA RK 15-1838)

beschikking van 11 april 2017

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: verzoeker,

advocaat: mr. T. Bijlsma te Heerenveen,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân,

zetelend te Sneek,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de gemeente.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 20 april 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 19 juli 2016;

- een journaalbericht van mr. Bijlsma van 5 augustus 2016 met producties;

- een brief van de gemeente Súdwest-Fryslân van 9 september 2016;

- een brief van de gemeente Súdwest-Fryslân van 31 januari 2017;

- een journaalbericht namens mr. Bijlsma van 2 februari 2017 met productie.

2.2

Bij brief van 20 februari 2017 heeft het hof de bij laatstgenoemd journaalbericht van

2 februari 2017 gevoegde productie doorgestuurd aan de gemeente en de gemeente in de gelegenheid gesteld om daar binnen twee weken op te reageren. Van de gemeente is geen reactie ontvangen.

2.3

Op verzoek van partijen wordt de zaak zonder mondelinge behandeling op de stukken afgedaan.

3 De vaststaande feiten

3.1

Verzoeker en [B] (hierna: [B] ) zijn de ouders van:

- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren op 20 april 2002 in de gemeente [A] ,

- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren op 30 juli 2004 in de gemeente [A] , en

- [de minderjarige3] (hierna: [de minderjarige3] ), geboren op 2 december 2006 in de gemeente [C] .

3.2

Met ingang van 19 september 2014 verleent de gemeente aan [B] een uitkering op grond van de Participatiewet, mede ten behoeve van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , tot 1 juli 2015 naar de norm voor een alleenstaande ouder en sindsdien naar de zogeheten kostendelersnorm.

3.3

De gemeente wenst de verstrekte bijstand op verzoeker te verhalen tot de grens van zijn onderhoudsplicht jegens [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , welke grens de gemeente bij besluit van 9 juni 2015 heeft vastgesteld op € 1.362,42 per maand en nadien gewijzigd in die zin dat het bedrag per 1 juli 2015 is vastgesteld op € 736,31 per maand.

3.4

Voorafgaand aan dit besluit heeft de gemeente verzoeker meermalen aangeschreven en hem telkens gewezen op zijn onderhoudsplicht alsmede hem telkens verzocht inlichtingen omtrent zijn financiële omstandigheden te verstrekken. Aan deze verzoeken heeft verzoeker geen gevolg gegeven. Nadat na voornoemd besluit en na herhaalde aanmaningen betaling uitbleef, heeft de gemeente besloten tot verhaal in rechte en daartoe op 21 oktober 2015 een verzoek bij de rechtbank ingediend, strekkende tot vaststelling van het verhaalsbedrag in de periode van 1 juni 2015 tot 1 juli 2015 op € 1.362,42 en vanaf 1 juli 2015 op € 736,31 per maand, jaarlijks te indexeren per 1 januari.

3.5

Verzoeker voert sinds 8 maart 2004 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, genaamd [D] . Het betreft een stratenmakers- en klussenbedrijf.

4 De omvang van het geschil

4.1

In geschil is de hoogte van het verhaalsbedrag door de gemeente op verzoeker van de aan [B] mede ten behoeve van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verstrekte bijstand. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking het verhaalsbedrag met ingang van 1 juni 2015 vastgesteld op € 321,55.

4.2

Verzoeker is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 april 2016. Deze grief ziet op zijn draagkracht. Verzoeker verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de gemeente toe te wijzen tot een bedrag ter hoogte van maximaal € 35,- per maand dan wel een bedrag door het hof te bepalen en het verzoek van de gemeente voor het meerdere af te wijzen.

5 De motivering van de beslissing

5.1

Verzoeker betwist niet dat behoefte bestaat aan (tenminste) de door de rechtbank

opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, zodat die behoefte in rechte vaststaat.

5.2

Verzoeker bestrijdt dat zijn draagkracht betaling van het vastgestelde verhaalsbedrag toelaat. Hij voert daartoe aan dat de voor het privégebruik van zijn bedrijfsauto geldende fiscale bijtelling, anders dan de rechtbank heeft gedaan, nog in mindering moet worden gebracht op het resultaat uit zijn onderneming. Volgens de rechtbank is het bedrag dat in de jaarrekening is opgenomen voor het privégebruik van de auto bij de bepaling van het resultaat reeds buiten beschouwing gelaten. De gemeente is het eens met het oordeel van de rechtbank.

5.3

Het hof volgt de stelling van verzoeker. Volgens de normen van de Expertgroep Alimentatie dient de bijtelling ten behoeve van de belasting van het privégebruik van een bedrijfsauto voor de bepaling van de draagkracht buiten beschouwing te worden gelaten.

Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat uit de jaarrekeningen over 2012, 2013 en 2014 van het bedrijf van verzoeker volgt dat bij het vaststellen van het resultaat rekening is gehouden met de bijtelling in verband met privégebruik van de auto. De in de winst- en verliesrekeningen opgenomen autokosten zijn immers reeds verlaagd met de bijtelling wegens privégebruik, hetgeen tot hogere resultaten leidt en zodoende tot een hogere inkomstenbelasting. Dit betekent dat de autokosten (inclusief de bijtelling) nog in mindering gebracht moeten worden op het gemiddelde resultaat. De gemeente heeft niets aangevoerd waardoor het hof reden zou zien anders te beslissen. Zodoende slaagt de grief van verzoeker.

5.4

Nu bijlage 2 van de bestreden beschikking ontbreekt, zal het hof aansluiting zoeken bij de in eerste aanleg als productie 8 van zijn verweerschrift door verzoeker overgelegde draagkrachtberekening van 23 december 2015 met kenmerk "Nbi man 2015 ivm berekening draagkracht". De gemeente heeft de hoogte van de daarin opgenomen (gemiddelde) winst uit onderneming (€ 36.725,-) als ook de overige posten, los van genoemde bijtelling, niet weersproken. Wat betreft de in die berekening opgenomen premie arbeidsongeschiktheids-verzekering (€ 6.814,- per jaar) verwijst het hof naar rechtsoverweging 2.7 van de rechtbank. Weliswaar wordt in rechtsoverweging 2.7 gesproken over een premie arbeidsongeschikt-heidsverzekering voor 2014 die niet door de rechtbank wordt meegenomen, maar in de procedure bij het hof is ook niet gebleken dat deze premie over 2015 wel zou zijn betaald door verzoeker. Verzoeker heeft hierover niets naar voren gebracht, zodat het hof over het jaar 2015 in dezen aansluit bij de rechtsoverweging van de rechtbank. In zoverre dient genoemde draagkrachtberekening te worden gecorrigeerd. Een en ander leidt - blijkens aangehechte berekening - voor verzoeker tot een NBI van € 2.380,- per maand. Op basis van de toepasselijke formule (inclusief de door de gemeente niet weersproken verhoging van het draagkrachtloos inkomen) bedraagt de draagkracht van verzoeker per 1 juni 2015 70% x [2.380 - (30% x 2.380 + 875 + 500)] = € 204,- per maand.

5.5

Vaststaat dat verzoeker een zorgkorting heeft van € 108,90 per maand. Nu het tekort aan gezamenlijke draagkracht van verzoeker en [B] om in de behoefte van de kinderen te kunnen voorzien groter is dan tweemaal de zorgkorting is voor (gedeeltelijke) verzilvering van die korting geen plaats.

6 De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief. Het hof zal de bestreden

beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7. Aanhechten draagkrachtberekening

Het hof heeft een berekening van het netto besteedbaar inkomen van verzoeker gemaakt. Een gewaarmerkt exemplaar van deze berekening is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

8 De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van

20 april 2016, en opnieuw beschikkende:

bepaalt dat verzoeker met ingang van 1 juni 2015 en voor de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de gemeente zal voldoen € 204,- per maand als bijdrage in de kosten die de gemeente heeft in verband met de aan [B] , mede ten behoeve van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , verstrekte uitkering ingevolge de Participatiewet;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, I.A. Vermeulen en F. Kleefman, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 11 april 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature