U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Artikel 11 lid 5 Opiumwet. Grote hoeveelheid van een middel.

Het hof is van oordeel dat uitgaande van het bewezenverklaarde aantal geteelde hennepplanten (3251) sprake is van kwalificatie van “een grote hoeveelheid van een middel” als bedoeld in artikel 11 lid 5 Opiumwet , zonder dat deze strafverzwarende omstandigheid expliciet door de steller van de tenlastelegging in de tekst is opgenomen. Immers ziet deze strafverzwarende omstandigheid uitsluitend op het aantal hennepplanten en ten aanzien van “een grote hoeveelheid van een middel” wordt in artikel 1 lid 2 Opiumwetbesluit bepaald dat daarvan sprake is bij een aantal van 200 hennepplanten of meer.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-003394-15

Uitspraak d.d.: 24 februari 2017

TEGENSPRAAK

Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 juni 2015 met parketnummer 05-820005-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,

wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.J. Verweij, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het hoger beroep is door of namens verdachte onbeperkt ingesteld. In eerste aanleg is verdachte vrijgesproken van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten.

Hoger beroep tegen een gegeven vrijspraak is niet mogelijk . Het hof zal verdachte daarom niet ontvankelijk verklaren in het hoger beroep ten aanzien van de feiten onder 2 en 3.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover nog aan zijn oordeel onderworpen - vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:

1. primair:hij op of omstreeks de periode van 21 mei 2013 te Heumen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, al dan niet beroepsmatig of bedrijfsmatig heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods/woning aan [adres] te Heumen) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3251, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 3251 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten)

1. subsidiair:[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 21 mei 2013 in elk geval in de periode van 1 september 2012 tot en met 21 mei 2013 te Heumen, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een loods/woning aan de [adres] te Heumen (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 3251, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behoren lijst II,

tot en /of bij het plegen van welk te) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 21 mei 2013, in elk geval op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 september 2012 tot en met 21 mei 2013 te Heumen, in elk geval in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die [medeverdachte] en/of aan die onbekend gebleven personen voornoemde loods /woning ter beschikking te stellen en/of voor die onbekend gebleven persoon/personen werkzaamheden te verrichten voor de teelt /het kweken van hennepplanten.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Daarbij overweegt het hof dat het hof geen bewijs bevat dat verdachte alleen het tenlastegelegde handelen heeft gepleegd of in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1 subsidiair:[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon personen op of omstreeks 21 mei 2013 in elk geval in de periode van 1 september 2012 tot en met 21 mei 2013 te Heumen, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft /hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft / hebben gehad in een loods /woning aan de [adres] te Heumen (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 3251, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,

zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behoren lijst II,

tot en/of bij het plegen van welk (e) misdrijf /misdrijven verdachte op of omstreeks 21 mei 2013, in elk geval op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 september 2012 tot en met 21 mei 2013 te Heumen, in elk geval in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en /of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die [medeverdachte] en/of aan die onbekend gebleven persoon personen voornoemde loods /woning ter beschikking te stellen. en /of voor die onbekend gebleven persoon/personen werkzaamheden te verrichten voor de teelt /het kweken van hennepplanten.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Het hof is van oordeel dat uitgaande van het bewezenverklaarde aantal geteelde hennepplanten (3251) sprake is van kwalificatie van “een grote hoeveelheid van een middel” als bedoeld in artikel 11 lid 5 Opiumwet , zonder dat deze strafverzwarende omstandigheid expliciet door de steller van de tenlastelegging in de tekst is opgenomen. Immers ziet deze strafverzwarende omstandigheid uitsluitend op het aantal hennepplanten en ten aanzien van “een grote hoeveelheid van een middel” wordt in artikel 1 lid 2 Opiumwetbesluit bepaald dat daarvan sprake is bij een aantal van 200 hennepplanten of meer.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van een grote hoeveelheid hennepplanten, door op verzoek van een ander een grote loods te huren ten behoeve van die hennepkwekerij.

Het gebruik van softdrugs is schadelijk voor de volksgezondheid, reden waarom de overheid op het gebied van het gebruik van hennep sinds jaar en dag een streng gereguleerd gedoogbeleid voert. Daarnaast brengen hennepkwekerijen als algemeen bekend de nodige (brand)gevaren met zich mee.

Er was sprake van een uiterst professioneel opgezette hennepkwekerij, een kwekerij in een loods met meer dan 3000 planten. In verband met een verdenking van betrokkenheid bij de kwekerij zijn meerdere verdachten aangehouden en in de directe omgeving ervan heeft de politie wapens en munitie, bivakmutsen en een kogelvrij vest aangetroffen.

Verdachte heeft bij zijn handelen kennelijk louter oog gehad voor zijn financieel gewin. Het hof acht het handelen van verdachte dan ook kwalijk.

De rechtbank heeft verdachte ter zake van het 1 onder subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van het voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 maanden met aftrek van het voorarrest.

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.

Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de aard en ernst van het feit, in het bijzonder met hetgeen is gebleken ten aanzien van de professionaliteit en de omvang van de hennepkwekerij en de rol die verdachte bij het feit heeft gespeeld.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie gedateerd 10 januari 2017 is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van (ernstige) strafbare feiten, waarvoor gevangenisstraf werd opgelegd. Die eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbaar handelen.

Het hof realiseert zich dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf grote gevolgen voor de verdachte kan hebben, onder andere voor het werk dat hij inmiddels heeft gevonden.

Het hof is echter van oordeel dat de strafdoelen van vergelding en generale preventie in de weg staan aan een onvoorwaardelijke straf lager of gelijk aan het voorarrest.

Gelet op het voorgaande komt naar oordeel van het hof geen andere straf in aanmerking dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.

Alles afwegende komt het hof overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna te melden duur.

Beslag

De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 subsidiair begane feit aangetroffen.

Het wapen, de munitie en de kogelhuls zullen worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

De overige goederen, waarvan de verdachte heeft verklaard dat die niet aan hem toebehoren, zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 36d, 48 en 63 van het Wetboek van Strafrecht .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

 een half geladen vuurwapen, Norinco;

 9 stuks munitie 9x19,

 een kogelhuls (S&B 9 mm).

Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

 3 3 draaiknoppen mengkraan;

 3 een fles Jägermeister;

 3 papieren uit de loods;

 3 een mobiele telefoon (Nokia Rh-130;

 3 een kogelwerend vest;

 een bivakmuts.

Aldus gewezen door

mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,

mr. A.J. Smit en mr. J. van den Bos, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier,

en op 24 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. J. van den Bos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 24 februari 2017.

Tegenwoordig:

mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,

mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,

mr. T. Faber, griffier.

De voorzitter doet de zaak uitroepen.

De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.

De voorzitter spreekt het arrest uit.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature