U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Op klaarlichte dag heeft op 13 februari 2013 een diefstal van een waardevol liturgisch kunstvoorwerp, te weten een zogenaamde monstrans, uit het museum Catharijneconvent in Utrecht plaatsgevonden. De monstrans is in gehavende staat teruggevonden. Tot op de dag van vandaag ontbreekt het gedeelte van de monstrans, waarin zich vele ingelegde diamanten bevonden. De verdachte heeft de monstrans op enig moment voorhanden gehad en kan daarom als heler worden aangemerkt.

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-004033-15

Uitspraak d.d.: 14 februari 2017

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen

-na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 12 mei 2015- op

het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van

19 september 2013 met parketnummer 16-700431-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1991] ,

wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van

19 september 2013 veroordeeld ter zake van opzetheling tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft bij arrest van 31 maart 2014 verdachte ter zake van het medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest doorgebracht.

De verdachte heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.

Bij arrest van 12 mei 2015 heeft de Hoge Raad het arrest van het hof vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof om de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is -na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.M. Dassen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:

primair:hij op of omstreeks 29 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in / uit het Museum Catharijneconvent heeft weggenomen een monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Museum Catharijneconvent en/of Parochie van de Heilige Drie-Eenheid, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van een glazen deur en/of een vitrinekast

subsidiair:dat [medeverdachte] , [mededader 1] , [mededader 2] en/of [mededader 3] en/of een of meet ander(en) op of omstreeks 29 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het Museum Catharijneconvent heeft/hebben weg genomen een monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk `Het Boompje¿ en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Museum Catharijneconvent en/of Parochie van de Heilige Drie-eenheid, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte(n) en/of genoemde verdachten, waarbij genoemde verdachte(en) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van een glazen deur en/of een vitrinekast, zijnde hij verdachte en/of een of meer ander(en) opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van het voren omschreven misdrijf, hebbende hij en/of zijn mededaders op de uitkijk gestaan, gewacht in een vluchtauto en/of op een vluchtscooter en/of genoemde daders/verdachten van de diefstal en/of het gestolen voorwerp met een vluchtauto en/of vluchtscooter vanaf de plaats van het voren omschreven misdrijf meegenomen/vervoerd;

meer subsidiair:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2013 tot en met 13 februari 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje') en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde Monstrans wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Het hof acht onvoldoende bewijs aanwezig om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de monstrans noch in de vorm van medeplegen noch in de vorm van medeplichtigheid. Niet kan worden vastgesteld of verdachte in de nabije omgeving van de plaats delict aanwezig is geweest, welke handelingen hij daar heeft verricht en of daar, impliciet of expliciet, afstemming over is geweest met de plegers van de diefstal.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het meer subsidiair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Het hof overweegt – nagenoeg gelijk aan de rechtbank – nog het volgende.

De gestolen monstrans is ongeveer twee weken na de diefstal teruggevonden in een auto die werd bestuurd door [mededader 2] en die door verdachte in een andere auto werd begeleid. Gelet op de afgeluisterde telefoongesprekken heeft medeverdachte [medeverdachte] geregeld dat [mededader 2] mee zou rijden naar België. In combinatie met het observatieverslag moet het ervoor worden gehouden dat de monstrans in aanwezigheid van [medeverdachte] , [mededader 2] en verdachte uit de woning aan de [adres] (waar de ouders van de vriendin van [medeverdachte] wonen) is gehaald en vervolgens is gelegd in de door [mededader 2] bestuurde auto. [medeverdachte] en verdachte zijn in een andere auto achter de auto van [mededader 2] aangereden. Uit de gesprekken die zowel [medeverdachte] als verdachte op 13 februari 2013 voerden, kan worden afgeleid dat zij beiden een rol hebben gespeeld in het vervoer van de monstrans op die dag.

Ook een aantal andere bewijsmiddelen in het dossier ondersteunt het oordeel dat verdachte in de periode tussen de diefstal van de monstrans en 13 februari betrokken is geweest bij de opslag en het vervoer van de gestolen monstrans. Op 29 januari 2013 is de monstrans in de woning geweest van [naam] en [naam] in Tiel. Die dag heeft de telefoon van deze personen contact met telefoonnummers die aan verdachte zijn gelieerd. De volgende dag gebeurt dit weer en straalt de telefoon van verdachte bovendien een telefoonmast aan in Tiel.

In de door de daders bij de diefstal achtergelaten sporttas bevond zich verder een bitje met daarop DNA sporen die volledig matchen met het DNA van verdachte. Verdachte heeft hiervoor geen andere verklaring gegeven dan dat hij zijn sporttassen wel eens kwijtraakt of dat deze wel eens worden gestolen. Verder is van belang dat bij de huiszoeking in de slaapkamer van verdachte een zorgverzekeringspas op naam van [naam] is aangetroffen en dat die [naam] na zijn verhoor bij de politie “off the record” heeft verklaard dat onder andere [verdachte] betrokken is geweest bij de diefstal van de monstrans. Toen de diefstal werd gepleegd zou [verdachte] volgens [naam] buiten in de auto hebben gewacht. Volgens de verklaring van verdachte ter zitting van het hof wordt hij inderdaad [verdachte] genoemd. Gevraagd naar de pas van [naam] heeft verdachte in eerste aanleg zich op zijn zwijgrecht beroepen.

De omstandigheid dat uit het observatieverslag noch uit andere bewijsmiddelen onomstotelijk blijkt dat verdachte de monstrans zelf in handen heeft gehad, doet niet af aan de bewezenverklaring van opzetheling. Doorslaggevend is immers of verdachte feitelijke zeggenschap heeft gehad over het goed en dat is het geval, met name gelet op de telecomgegevens, de afgeluisterde telefoongesprekken en het observatieverslag, in onderlinge samenhang bezien. Gelet op de verschijningsvorm van de monstrans, de verklaring van [naam] , het bitje met daarop het DNA van verdachte dat in de achtergelaten sporttas is aangetroffen, de telecomgegevens, de afgeluisterde telefoongesprekken en het observatieverslag – uit welke bewijsmiddelen blijkt dat verdachte vanaf het moment van de diefstal tot aan de vondst van de Monstrans door de politie een bepaalde betrokkenheid had - kan het niet anders dan dat verdachte vanaf het moment dat hij feitelijke zeggenschap had, heeft geweten dat de monstrans door een misdrijf verkregen was.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

meer subsidiair:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2013 tot en met

13 februari 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje') en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde Monstrans wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:

opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Het hof heeft bij de straftoemeting de hierna volgende omstandigheden in aanmerking genomen.

Op klaarlichte dag heeft een diefstal van een waardevol liturgisch kunstvoorwerp, te weten een zogenaamde monstrans, uit het museum Catharijneconvent in Utrecht plaatsgevonden. De monstrans heeft een verzekerde waarde van € 250.000. De diefstal van de monstrans heeft grote indruk heeft gemaakt op de in het museum aanwezige bezoekers en medewerkers. De monstrans is in gehavende staat is teruggevonden. Tot op de dag van vandaag ontbreekt het gedeelte van de monstrans, waarin zich vele ingelegde diamanten bevonden. De verdachte heeft de monstrans op enig moment voorhanden gehad en kan daarom als heler worden aangemerkt.

Uit een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 3 januari 2017 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van al dan niet gekwalificeerde vermogensdelicten, maar dat na zijn vrijlating geen relevante nieuwe strafbare feiten zijn geregistreerd.

Gelet op de ernst van het feit, meer in het bijzonder gelet op het voorwerp van de heling en de waarde daarvan, is in beginsel een gevangenisstraf voor de duur als opgelegd door de rechtbank, gerechtvaardigd. Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf echter in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze strafzaak een grote impact heeft gehad op zijn persoonlijk leven en hij veel tijd nodig heeft gehad om weer op te krabbelen. Inmiddels is hij, voor zover het betreft relatie en werk, weer op de goede weg.

Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit niet volstaan kan worden met de oplegging van een gevangenisstraf die de duur van de door verdachte reeds ondergane voorlopige hechtenis niet te boven gaat. Anderzijds stelt het hof vast dat er sprake lijkt te zijn van een positieve ontwikkeling in het leven van verdachte.

Gelet op het bovenstaande en op het tijdsverloop in deze zaak acht het hof het niet gewenst dat verdachte in deze zaak nog terug moet keren naar de gevangenis. Het hof zal daarom naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur aan verdachte een taakstraf opleggen. Alles afwegende, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest in combinatie met een taakstraf voor de duur van 120 uren, thans een passende bestraffing vormt.

Vordering van de benadeelde partij Museum Catharijneconvent

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.327,62. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij Museum Catharijneconvent

Wijst de vordering van de benadeelde partij Museum Catharijneconvent tot schadevergoeding af.

Compenseert de door partijen gemaakte kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Aldus gewezen door

mr. M.E. van Wees, voorzitter,

mr. J.D. den Hartog en mr. M. Keppels, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. D. Mientjes, griffier,

en op 14 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 14 februari 2017.

Tegenwoordig:

mr. M.E. van Wees, voorzitter,

mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,

mr. I.I.D. Leene, griffier.

De voorzitter doet de zaak uitroepen.

De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.

De voorzitter spreekt het arrest uit.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature