Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Het hof wijst het beklag van klager af

Uitspraak



K15/1075

Beschikking

inzake

[klager] ,

domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde

klager

bijgestaan door mr. [advocaat] , advocaat te [plaats]

tegen

[beklaagde] ,

domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde

beklaagde

bijgestaan door mr. M. van der Steeg, advocaat te Schalkhaar.

Op 18 november 2015 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klager. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland om tegen beklaagde geen strafvervolging in te stellen.

Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de (hoofd)officier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.

Op 11 oktober 2016 is ter griffie van het hof ter voorbereiding op de behandeling in raadkamer een schrijven van beklaagde binnengekomen, inhoudende standpunt van beklaagde inzake het door klager indiende klaagschrift.

Op 14 oktober 2016 is de zaak in raadkamer van dit hof behandeld. Bij de behandeling in raadkamer waren klager en beklaagde met hun gemachtigden aanwezig, alsmede de advocaat-generaal. Zij zijn in raadkamer gehoord.

De advocaat-generaal heeft – in overeenstemming met het subsidiaire standpunt zoals vervat in het schriftelijk verslag – geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beklag voor wat betreft valsheid in geschrift en ongegrondverklaring wat betreft smaad dan wel laster.

Het beklag

Klager heeft op 28 november 2013 aangifte gedaan van smaad c.q. laster en valsheid in geschrift, gepleegd door beklaagde in de periode april – mei 2011 te [plaats] .

Bij brief van 16 oktober 2015 is door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland aan klager en zijn gemachtigde meegedeeld dat de zaak tegen beklaagde onder voorwaarden zal worden geseponeerd nu beklaagde een disciplinaire maatregel heeft gekregen (te weten: voorwaardelijk ontslag met een proeftijd van één jaar) en om die reden een andere interventie prevaleert boven een strafrechtelijk ingrijpen.

De beoordeling van het beklag

Ontvankelijkheid

Klager kan als rechtstreeks belanghebbende worden beschouwd en is derhalve ontvankelijk in zijn beklag.

Aanleiding

Klager is als juridisch medewerker werkzaam bij het advocatenkantoor [advocatenkantoor] . In die hoedanigheid heeft klager samen met mr. [advocaat] – gemachtigde van klager in deze beklagprocedure – het strafdossier van zijn broer [broer 1 klager] doorgenomen. Blijkens het strafdossier van [broer 1 klager] is klager getapt en geobserveerd in de strafzaak tegen zijn broer. Bij bestudering van de onderliggende aanvragen strekkende tot de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden (hierna: BOB-aanvragen) heeft klager geconstateerd dat beklaagde in zijn hoedanigheid van rechercheur bij de politie onjuiste informatie in de BOB-aanvragen had opgenomen.

De feiten en omstandigheden

Klager heeft op 28 november 2013 aangifte gedaan. De aangifte van klager houdt kort samengevat in dat klager ervan uitgaat dat beklaagde in zijn hoedanigheid als rechercheur – betrokken bij het team inbraken van de politie Midden-Nederland – opzettelijk valse informatie heeft verstrekt en opgenomen in enkele BOB-aanvragen, teneinde de officier van justitie en de rechter-commissaris te overtuigen van de noodzaak tot het (mede) tappen en observeren van klager. Door het Bureau Veiligheid, Integriteit en Klachten (hierna: bureau VIK) is in opdracht van het openbaar ministerie onderzoek gedaan naar deze feiten.

Op een drietal punten zou er sprake zijn van onjuistheden in de BOB-aanvragen d.d. 27 april 2011, 2 mei 2011 en 30 mei 2011, welke betrekking hebben op klager.

Ten eerste zou er onjuiste informatie zijn opgenomen in de BOB-aanvragen omtrent de controles en de aanhouding ter zake van het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen. In de BOB-aanvragen welke zijn getekend door beklaagde staat:

“Tevens dient opgemerkt te worden dat [broer 1 klager] samen met anderen waaronder [klager] in de afgelopen maanden meerdere keren in oa de nachtelijke uren in zijn auto met anderen werd gecontroleerd. Daarbij werden zij samen met anderen ook aangehouden ter zake van overtreding van de APV van de gemeente [gemeente] ivm het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen.”

In de onderliggende stukken, zijnde aanvraag observatie van de broer van klager d.d. 27 april 2011 en de aanvraag doorzoeking d.d. 22 september 2011, staat daarover het volgende:

“Tevens dient opgemerkt te worden dat [broer 1 klager] meer dan eens in de nachtelijke uren (met anderen in eerder genoemde auto) werd gecontroleerd en dat hij op 26 november 2010, 21 januari 2011 en 4 februari 2011 samen met anderen werd aangehouden ter zake overtreding van de APV van de gemeente [gemeente] ivm het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen.”

Uit het onderzoek van Bureau VIK is – kort gezegd – gebleken dat er geen mutaties zijn gevonden waarop de bovengenoemde stellingen zoals vervat in het de door beklaagde opgemaakte BOB-aanvragen kunnen worden gebaseerd.

Ten tweede zou klager ten onrechte in bovengenoemde BOB-aanvragen nadrukkelijk zijn gekoppeld aan een inbraak in een flatwoning van [aangever] gelegen aan het [adres 1] te [plaats] . In de BOB-aanvragen welke zijn getekend door beklaagde staat:

“Op 17 april 2011 vond er een inbraak plaats in de flatwoning [adres 1] te [plaats] . Dit betreft de woning van de zus en aangetrouwde zwager van de hierboven genoemde [broer 1 klager] en zijn broer [klager] . Door de buurvrouw werd gehoord dat er iemand op het balkon van de woning [adres 1] te [plaats] met iets bezig was. Vervolgens zag zij de haar bekende oudste broer ( [klager] ) van de bewoonster van dat adres, omstreeks 22.00 uur van het balkon springen en weglopen. Een andere buurvrouw had twee Marokkaanse mannen omstreeks 22.00 uur dezelfde woning via de voordeur binnen zien gaan. Uit de woning bleek o.a. een onder een matras verstopte enveloppe met 16.000 euro weggenomen.”

In de getuigenverklaring van de buurvrouw, te weten [getuige 1] , d.d. 19 april 2011 staat het volgende:

“Tussen 21.00 en 21.55 uur. (…) Ik zag door het glas een silhouet van een manspersoon. Buiten was het op dat moment donker, maar met een heldere maan. (…) Nadat hij gesprongen was zag ik hem naar de parkeerplaats van de flat achter de flat waar ik woon lopen. Toen deze man langs mijn balkon liep, herkende ik hem als de oudste broer van de vrouw [aangever] . Dit is ook de broer die elke leer na een ruzie langs komt. (…) Ook herkende ik hem aan zijn ‘loopje’. De oudste broer loopt een beetje gebogen, zijn schouders naar voren. Tevens houdt hij zijn hoofd ook gebogen. Hij loopt altijd met korte passen. (…) Ondanks dat ik zijn gezicht niet heb kunnen zien, ben ik er heel zeker van dat het de oudste broer is geweest. Ik zie hem bijna elke dag lopen, het kan gewoon niet missen. (…) Deze broer ken ik niet van naam, maar van een andere bewoner had ik een keer gehoord dat hij de oudste broer was.”

Het dossier bevat voorts een verklaring van getuige [getuige 2] d.d. 19 april 2011. Deze verklaring houdt in dat de getuige op 17 april 2011 omstreeks 22.00 uur twee Marokkaanse jongens de flat aan de [adres 1] heeft zien binnengaan. Voorts heeft de getuige verklaard dat volgens haar de jongen op foto, zoals door beklaagde aan haar is getoond, er niet bij betrokken was. Blijkens het proces-verbaal inhoudende relaas van beklaagde blijkt dat de foto die beklaagde aan getuige [getuige 2] heeft getoond van [broer 1 klager] .

Voorts bevat het dossier een telefonische verklaring van aangever [aangever] d.d. 26 april 2011, inhoudende dat op de avond van de inbraak [broer 1 klager] en [broer 2 klager] die avond bij hem zijn geweest. Op de vraag wie er op de avond van 17 april 2011 bij hem thuis zijn geweest heeft de getuige geantwoord dat de broers van zijn vrouw [broer 1 klager] en [broer 2 klager] bij hem en zijn vrouw thuis zijn gekomen na de inbraak.

Blijkens het onderzoek van bureau VIK is klager inderdaad de oudste broer van de familie [familienaam klager] .

Een en ander zou betekenen dat in de door beklaagde opgemaakt BOB-aanvragen ten onrechte ontlastende informatie aangaande de rol van klager niet is opgenomen en zodoende de naam van klager ten onrechte is gekoppeld aan de inbraak in de flat aan de [adres 1] .

Voorts is op 24 mei 2011 aangever [aangever] opnieuw gehoord door de politie waarbij de verklaring van de getuige [getuige 1] is voorgehouden. [aangever] heeft in reactie op de confrontatie met laatstgenoemde getuigenverklaring verklaard dat het signalement zoals beschreven door getuige [getuige 1] overeenkomt met [broer 1 klager] , in het bijzonder wat betreft het ‘loopje’.

Een en ander zou met zich meebrengen dat in de BOB-aanvraag d.d. 30 mei 2011 deze nieuwe informatie naar aanleiding van laatgenoemde getuigenverklaring niet is verwerkt.

Blijkens het onderzoek van bureau VIK heeft op 20 juni 2011 getuige [getuige 3] een verklaring afgelegd bij de politie inhoudende dat [broer 1 klager] de woninginbraak op 17 juni 2011 heeft gepleegd. [getuige 3] heeft verklaard dat hij [broer 1 klager] hulp heeft geboden bij het plegen van dit feit. Ook op basis van het tap-gesprek d.d. 22 juni 2011 is eveneens het vermoeden gerezen dat [broer 1 klager] betrokken was bij de inbraak.

Samengevat zou een en ander er op neerkomen dat beklaagde ten onrechte klager in verband heeft gebracht met de woninginbraak op 17 juni 2011 en ontlastende informatie omtrent diens rol niet opgenomen in deze BOB-aanvragen.

Ten derde zou in het kader van de doorzoeking van de woning van klager ten onrechte zijn opgenomen in de BOB-aanvraag dat [broer 1 klager] gebruik maakte van de woning van klager aan het [adres 2] te [woonplaats] .

Blijkens het onderzoek van Bureau VIK kon een en ander worden geconcludeerd op grond van opgenomen en afgeluisterd telecommunicatieverkeer en observaties. Zo werd onder meer gezien dat [broer 1 klager] de woning van klager met een sleutel afsloot.

Visie van klager en zijn gemachtigde

Klager heeft op vragen van het hof verklaard dat het goed mogelijk is dat zijn broer [broer 1 klager] op enig moment beschikte over de sleutel van de zijn woning, maar het niet zo was dat laatstgenoemde normaliter beschikkingsmacht had over de sleutel dan wel de woning van klager.

Door de gemachtigde van klager is in raadkamer aangevoerd dat beklaagde de BOB-aanvragen onjuistheden en/of onvolledigheden bevatten, waardoor er door de rechter-commissaris dan wel de officier van justitie machtigingen zijn afgegeven op grond waarvan klager mocht worden geobserveerd, getapt en zijn woning mocht worden doorzocht. Naar de mening van klager en zijn gemachtigde staat vast dat beklaagde opzet had op het plegen van – kort gezegd – valsheid in geschrifte, al dan niet in voorwaardelijk vorm. Beklaagde was als coördinator en leider van het inbrakenteam verantwoordelijk voor het dossier en de BOB-aanvragen en vervulde zodoende een cruciale rol in het onderzoek. De verklaring van beklaagde dat er wellicht sprake was van een vergissing dan wel onzorgvuldigheid is onaannemelijk, zodat het niet anders kan dan dat beklaagd wel degelijk de bedoeling had de belangen van klager te schaden en opzettelijk heeft gehandeld, aldus de gemachtigde van klager. Tevens is in lijn met het klaagschrift aangevoerd dat wat betreft smaad c.q. laster in tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie en de advocaat-generaal hebben aangevoerd wel degelijk is voldaan aan het vereiste van ruchtbaarheid geven, nu klager in het openbaar is aangehouden en publiekelijk is vervolgd.

Visie van beklaagde en zijn gemachtigd

Beklaagde heeft op vragen van het hof verklaard dat hij degene was die het merendeel van de BOB-aanvragen maakte, maar het goed mogelijk is dat er bij het maken van een BOB-aanvraag delen tekst uit een voorafgaande BOB-aanvraag werd overgenomen, door deze te knippen en vervolgens in de nieuwe aanvraag te plakken. Voorts is het denkbaar dat er wijzingen werd aangebracht in de bestaande tekst, waarbij de handtekening van de oorspronkelijke opsteller van het stuk bleef staan. Beklaagde heeft daarnaast verklaard dat hij zichzelf verantwoordelijk houdt voor de onjuiste weergave van de feiten in de BOB-aanvragen en een en ander voor zijn rekening neemt. Tenslotte heeft beklaagde beschreven dat informatie die niet terug te voeren is op mutaties wellicht mondeling tot hem is gekomen en hij deze zodoende ten grondslag heeft gelegd aan de tekst in de BOB-aanvraag, terwijl hij zich ervan bewust was dat hij deze informatie had dienen te controleren.

De gemachtigde van beklaagde heeft overeenkomstig het door haar ingebracht stuk d.d. 10 oktober 2016 aangevoerd dat er wat betreft smaad c.q. laster niet is voldaan aan het vereiste van ruchtbaarheid geven aan, te meer omdat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de informatie zoals vervat in het BOB-dossier en de uiteindelijke strafzaak tegen klager. Wat betreft de valsheid in geschrifte heeft de gemachtigde van beklaagde aangevoerd dat enig bewijs dat beklaagde op het moment dat hij de BOB-aanvragen opmaakte wist dat de informatie die hij daarin opnam mogelijk niet juist was ontbreekt en voorts niet gezegd kan worden dat hij voorwaardelijk opzet had, nu volgens vaste jurisprudentie enkel onzorgvuldig handelen onvoldoende is.

Oordeel van het hof

Het hof heeft in deze zaak te oordelen over het handelen van beklaagde in deze zaak en niet over de wijze waarop door de politie Midden-Nederland dit onderzoek is opgezet en vorm gegeven.

Het hof is van oordeel dat het beklag voor zover het ziet op smaad c.q. laster ongegrond is en overweegt daartoe als volgt. Om te kunnen spreken van smaad in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat iemand opzettelijk de eer of goede naam van een ander aanrandt door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven. Het vereiste van ruchtbaarheid geven houdt in het ter kennis van het publiek brengen, hetgeen een bredere kring van betrekkelijk willekeurige personen verondersteld. Gelet op de stukken in het dossier is het hof van oordeel dat daarvan niet is gebleken.

Voor zover het beklag ziet op valsheid in geschrifte is het hof eveneens van oordeel dat het beklag ongegrond is en overweegt daartoe als volgt. Vervalsen dan wel valselijk opmaken in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht impliceert opzet dat gericht is op het ‘vals maken’ van het geschrift. Volstaan kan worden met voorwaardelijk opzet.

Uit het onderzoek van Bureau VIK is gebleken dat de informatie vermeld in verschillende BOB-aanvragen gedaan door beklaagde onjuistheden bevatte en onvolledig was in die zin dat niet alle recente (ook ontlastende) informatie daarin was vermeld. Het hof is echter van oordeel dat – gelet op de inhoud van het dossier en de vaste regels voor het bewijs in strafzaken, inhoudende dat de aangifte dient te worden ondersteund door enig ander objectief bewijsmiddel in het dossier afkomstig uit een andere bron dan klager – de kans dat een later oordelende strafrechter tot een bewezenverklaring komt gering is, in het onderhavige geval voor wat betreft het bovengenoemde opzet op het vervalsen/vals opmaken.

De officier van justitie heeft in deze zodoende een juiste beslissing genomen.

Uit het voorgaande volgt dat het beklag ongegrond is. Er wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het hof:

Wijst het beklag af.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,

mr. F.A.M. Bakker en mr. B.F.A. van der Krabben, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. F.A.A.M. van der Veen, griffier,

op 8 november 2016 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature