Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Duurovereenkomst voor informaticaprestaties. Verwerping beroep op reflexwerking Colportagewet en artikel 6:236 en 237 BW, geen onredelijk bezwarend beding.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.127.059/01

(zaaknummer rechtbank 303638)

arrest van 31 mei 2016

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidProximedia Nederland B.V.,

gevestigd te IJsselstein, gemeente Utrecht,

appellante,

in eerste aanleg: eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie,

hierna: Proximedia,

advocaat: mr. H. van der Valk,

tegen:

[geïntimeerde] , handelend onder de naam [bedrijfsnaam],

wonende te [plaatsnaam] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. M.A. Schuring.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van de rechtbank Almelo van 22 februari 2011, van de rechtbank Utrecht van 29 juni 2011, 20 juni 2012 en van de rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, locatie Utrecht van 30 januari 2013.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 26 april 2013,

- de memorie van grieven tevens akte vermindering van eis met producties,

- de memorie van antwoord.

2.2

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.3.

Proximedia heeft in hoger beroep – kort samengevat – gevorderd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest de vonnissen van 20 juni 2012 en 30 januari 2013 zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de gewijzigde vordering van Proximedia van € 6.052,54 zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.

3 De vaststaande feiten

3.1

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1. tot en met 2.5. van het vonnis van 20 juni 2012. Deze luiden, voor zover in hoger beroep van belang, als volgt.

3.2.

Op 27 november 2008 is tussen Proximedia en [geïntimeerde] een schriftelijke overeenkomst opgemaakt en ondertekend. Bij deze overeenkomst, genaamd “overeenkomst voor informaticaprestaties”, verplicht Proximedia zich tot terbeschikkingstelling aan [geïntimeerde] van een computer en een internetverbinding, het ontwerpen van een website, het verzorgen van een basisopleiding bij het personeel, het leveren van technische bijstand en een helpdesk. [geïntimeerde] verbindt zich maandelijks aan Proximedia een bedrag van € 201,11 inclusief BTW te betalen en eenmalig een bedrag van € 90,00 inclusief BTW aan dossierkosten.

3.3.

De schriftelijke overeenkomst vermeldt voorts, voor zover hier van belang:TUSSEN: De ondergetekende: PROXIMEDIA Nederland B.V. (…)Hierna: “Proximedia” genoemd;EN: naam of handelsnaam: [bedrijfsnaam] Juridische vorm: 1manszaakVertegenwoordigd door: [geïntimeerde](…)Hierna de “abonnee” genoemd;Beide partijen hierna gezamenlijk te noemen: “Partijen’,

Werd een overeenkomst afgesloten voor informatieprestaties. De onderhavige Overeenkomst voor informaticaprestaties geldt voor een niet reduceerbare en onherroepelijke termijn van 48 maanden volgens de hieronder recto en verso beschreven algemene en bijzondere voorwaarden. De Abonnee verklaart kennis te hebben genomen van deze voorwaarden en ze onverkort te aanvaarden.(…)

ARTIKEL 7 – DUUR VAN DE OVEREENKOMST – ONTBINDING – VERNIEUWING 7.1. – Onverminderd de verlengingen die verband houden met eventueel gebruik van de optie zoals omschreven in artikel 11, wordt onderhavige Overeenkomst gesloten voor een onherroepelijke en niet reduceerbare termijn van 48 maanden. De Abonnee kan evenwel besluiten om de Overeenkomst te ontbinden mits de betaling van een ontbindingsvergoeding gelijk aan 60% van de nog niet vervallen maandelijkse betalingen voor de lopende periode. In alle andere gevallen van vervroegde contractbreuk door een handeling of een overtreding door de Abonnee, is deze ook gehouden om aan PROXIMEDIA, bij wijze van forfaitaire vergoeding, een som te betalen gelijk is aan 60% van de nog niet vervallen maandelijkse betalingen voor de lopende periode.(…)In alle gevallen van beëindiging van de onderhavige Overeenkomst door het verstrijken van de termijn van de termijn of door vervroegde ontbinding, is de Abonnee ook gehouden alle te zijner beschikking gestelde apparatuur onmiddellijk aan PROXIMEDIA terug te geven en wordt bij niet-naleving een dwangsom opgelegd van 50,00 € per dag vertraging. (…)

3.4.

Op 28 november 2008 heeft [geïntimeerde] tevens een formulier “Bewijs van levering materiaal en indienststelling van het internetabonnement” ondertekend, waarin staat opgenomen:“Het ondertekenen van dit bewijs van levering betekent dat de abonnee of de persoon die hem vertegenwoordigt expliciet erkent en aanvaardt dat al wat in dit bewijs van levering staat vermeld exact is en niet ter discussie kan worden gesteld.

Bovenstaand materiaal werd geïnstalleerd en is in perfecte staat

De installatie en de internetaansluiting werden uitgevoerd

Alle betrokken personen kregen een opleiding zoals beschreven in artikel 3 van de

overeenkomst (…).”

3.5.

Bij brief van 24 februari 2009 aan Proximedia heeft [geïntimeerde] het volgende medegedeeld:“(…) Deze overeenkomst bent u niet nagekomen omdat:1. De website met volledige webshop functie nog steeds niet af is, terwijl er een

termijn van 30 dagen is afgesproken. Deze termijn is reeds ruim overschreden.2. De internetverbinding zoals in het contract staat is niet aangelegd.3. U bent in strijd met Artikel 24, 2e lid, en artikel 25 van de Colportagewet . waar kleine

ondernemers (eenmanszaken) ook ondervallen.Nu u tot op heden heeft nagelaten om punt 1 en 2 op te lossen en mijn vorige brieven niet heeft beantwoord, laat ik weten de overeenkomst wegens wanprestatie met terugwerkende kracht te ontbinden, tevens bent u in strijd met het door mij omschreven punt 3. En tevens vorder ik van u een vergoeding van de kosten ad. Euro 753,33 die ik tengevolge van deze wanprestatie heb moeten maken en de reeds betaalde termijnen (…).De laptop die de monteur heeft uitgepakt en ik niet heb gebruikt zal ik op verzoek van u direct retourneren. (…)”

3.6.

In reactie op die brief heeft Proximedia op 16 maart 2009 aan [geïntimeerde] geschreven:“(…)U heeft aangegeven dat u de overeenkomst wenst te ontbinden, daar u vindt dat Proximedia Nederland B.V. wanprestatie heeft geleverd en u beroept zich op de colportagewet. (…) U geeft ook aan dat u de betaalde maantermijnen, te weten € 914,55 gecrediteerd wilt hebben. Proximedia Nederland B.V. zal de door u betaalde maandtermijnen niet aan u crediteren, daar u niet alleen voor de website de maandelijkse bijdragen betaald, maar voor het totaalpakket. Het computersysteem wordt u ter beschikking gesteld. U betaald voor de diensten en de service. De technische dienst wordt u ter beschikking gesteld bij eventuele technische, e-mail en internet problemen. Indien nodig is er technische bijstand bij u op locatie mogelijk . Tevens betaald u ook voor de hosting van uw website en domeinnaam.Proximedia Nederland B.V. is van goede wil en is bereid tot een oplossing te komen voor beide partijen. Na intern overleg gaan wij coulancehalve de maand januari 2009 aan u crediteren, te weten € 201,11. Tevens heeft u aangegeven dat er geen internet verbinding bij u op locatie is aangelegd. Proximedia Nederland B.V. kan analoog internet leveren. Dit houdt in dat de internetverbinding via de telefoonlijn gaat. U betaald aan uw telefoonmaatschappij de telefoonkosten voor de tijd dat u online bent. Proximedia Nederland B.V. kan geen digitaal netwerk leveren, zoals ADSL of kabel. (…)”

3.7.

Proximedia heeft gedurende de periode januari tot en met december 2009 maandelijks een bedrag van € 201,11 aan [geïntimeerde] gefactureerd. [geïntimeerde] heeft deze facturen onbetaald gelaten. Proximedia heeft de overeenkomst met [geïntimeerde] in december 2009 beëindigd vanwege het uitblijven van betaling van de facturen.

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1

Proximedia heeft in eerste aanleg (in conventie) betaling gevorderd van € 5.761,21 ter zake van achterstallige maandtermijnen van januari tot en met december 2009 en de verbrekingsvergoeding (ex artikel 7.1 van de overeenkomst ), € 342,54 aan rente tot 15 maart 2011 en € 864,18 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 15 maart 2011 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.

4.2

[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg (in reconventie) betaling gevorderd van € 351,11 ter zake van onverschuldigd betaalde maandtermijnen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2009 en de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 178,50, met veroordeling van Proximedia in de kosten van de procedure.

4.3

De rechtbank heeft bij vonnis van 20 juni 2012 het beroep van [geïntimeerde] op de Colportagewet en ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie verworpen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat [geïntimeerde] via de open norm van art. 6:233 onder a BW de bescherming toekomt van de zogenaamde ‘grijze lijst’, waaronder ook artikel 6:237 sub i BW, en dat het daarom aan Proximedia is om te stellen en te bewijzen dat de door haar in artikel 7.1. van de overeenkomst bedongen vergoeding van 60 % van de resterende maandtermijnen redelijk is, tot welk bewijs Proximedia bij dat vonnis is toegelaten.

4.4.

Bij vonnis van 30 januari 2013 heeft de rechtbank geoordeeld dat Proximedia niet in dat bewijs is geslaagd en dat het beroep van [geïntimeerde] op de onredelijkbezwarendheid van artikel 7.1. van de overeenkomst slaagt. Vervolgens heeft zij de vorderingen van Proximedia (in conventie) afgewezen, behoudens voor zover die betrekking hadden op de termijnen over de maanden januari en februari 2009, ter zake waarvan een bedrag is toegewezen van € 402,22. De vordering van [geïntimeerde] (in reconventie) is afgewezen.

5 De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1.

Proximedia is van de vonnissen van 20 juni 2012 en 30 januari 2013 in hoger beroep gekomen onder aanvoering van drie grieven. De eerste grief is gericht tegen de oordelen van de rechtbank aangaande de onredelijk bezwarendheid van artikel 7.1. van de overeenkomst. Het hof oordeelt daarover als volgt.Het toepassingsgebied van de artikelen 6:236 en 6:237 BW is beperkt tot overeenkomsten met personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Het begrip ‘handelen in de uitoefening van een beroep op bedrijf’ omvat mede overeenkomsten die weliswaar ten behoeve van het beroep of bedrijf van de wederpartij van de gebruiker zijn gesloten, maar niet verschillen van overeenkomsten die ook door particulieren plegen te worden aangegaan. Het begrip ‘consument’ als zodanig dient derhalve strikt te worden opgevat. Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde] niet als consument handelde, aangezien hij de overeenkomst met Proximedia is aangegaan ten behoeve van zijn winkel en webshop in onder- en badmode voor jongens en heren. 5.2. Het voorgaande sluit niet uit dat de bedoelde artikelen via de open norm van artikel 6:233 onder a BW een zekere mate van reflexwerking kunnen uitoefenen. Dit zal met name ook het geval kunnen zijn bij transacties die nauwelijks van consumententransacties te onderscheiden zijn. In dit verband heeft [geïntimeerde] , op wie ook ter zake de stelplicht en bewijslast rust, aangevoerd dat de door Proximedia aangeboden informaticadiensten niet, althans niet onmiddellijk samenhangen met de werkzaamheden die [geïntimeerde] in het kader van zijn eenmanszaak verricht en liggen buiten het gebied van de eigen professionele activiteiten van [geïntimeerde] . Zijn activiteiten moeten volgens hem worden beschouwd als een uit de hand gelopen hobby. Ook wijst [geïntimeerde] erop dat hij een leek is op het gebied van informatica.

5.3.

Zoals eerder overwogen staat vast dat [geïntimeerde] de overeenkomst heeft gesloten in de uitoefening van zijn bedrijf. Verder betreft het een overeenkomst die naar het oordeel van het hof bij uitstek door een (kleine) ondernemer wordt aangegaan. Immers, naast het verstrekken van een laptop voorzag de overeenkomst onder meer ook in het ontwerpen van een website, het opleiden van gebruikers, onderhoud van apparatuur en een technische helpdesk. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ligt niet voor de hand dat consumenten een dergelijke overeenkomst aangaan. De door [geïntimeerde] aangevoerde omstandigheden vormen voor het hof dan ook geen reden voor toepassing van de reflexwerking van artikel 6:237, aanhef en onder i BW in de daaraan door de rechtbank gegeven betekenis: een vermoeden van onredelijk bezwarendheid van het desbetreffende beding, zodat Proximedia diende te bewijzen dat het beding de toetsing aan de open norm van artikel 6:233 onder a BW kan doorstaan.

5.4.

Het voorgaande brengt op zich zelf nog niet mee dat artikel 7.1. van de overeenkomst voor [geïntimeerde] niet onredelijk bezwarend zou kunnen zijn. Dit moet door hem echter op de gewone wijze aan de hand van artikel 6:233 onder a BW worden aangetoond. Ter onderbouwing van de betwisting van de onredelijk bezwarendheid van artikel 7.1. zoekt Proximedia aansluiting bij de bepalingen over de voortijdige be ëindiging van de overeenkomst van opdracht. In het bijzonder moet daarbij volgens haar acht worden geslagen op de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is beëindigd. Verder heeft Proximedia gewezen op de cijfermatige onderbouwing die zij in de procedure in eerste aanleg in het geding heeft gebracht. Die onderbouwing is gelijk aan de cijfermatige onderbouwing die in andere procedures in het geding is gebracht en waarover dit hof eerder heeft geoordeeld dat de verbrekingsvergoeding niet onredelijk is, aldus Proximedia.

5.5.

[geïntimeerde] stelt hiertegenover dat de beëindiging van de overeenkomst is te wijten aan Proximedia nu zij haar verplichtingen niet is nagekomen (geen internetverbinding, ondeugdelijk en niet tijdig samengestelde conceptwebsite, geen opleiding genoten), [geïntimeerde] de laptop die zij van Proximedia had verkregen weer heeft geretourneerd en [geïntimeerde] dus geen voordeel heeft ondervonden van de overeenkomst. Verder wijst [geïntimeerde] op de wederzijdse belangen: Proximedia is een grote onderneming met vestigingen in het buitenland terwijl [geïntimeerde] een kleine ondernemer was die zijn onderneming jaren geleden heeft gestaakt. Kosten als onderhoud van apparatuur, het onderhoud van de website en het gebruik van de helpdesk zijn kosten die pas later worden gemaakt en omdat de overeenkomst bijna direct na aanvang eindigde, heeft [geïntimeerde] van deze service geen gebruik gemaakt. Met betrekking tot de cijfermatige onderbouwing verwijst [geïntimeerde] naar de overweging van de rechtbank in haar vonnis van 30 januari 2013, in het bijzonder waar de rechtbank heeft overwogen dat niet valt in te zien dat de kosten van de commerciële buitendienst en het salaris van de directeur, die merendeels de kostprijs bepalen, in deze mate moeten worden toegerekend aan het contract van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] wijst er verder op dat hij de laptop slechts enkele maanden in zijn bezit heeft gehad, terwijl de berekening van Proximedia uitgaat van bezit en gebruik gedurende 48 maanden. Ten slotte wijst [geïntimeerde] erop dat er algemene stukken zijn overgelegd terwijl er stukken overgelegd hadden moeten worden die zien op de specifieke kwestie.

5.6.

Het hof oordeelt als volgt. In verband met het onredelijk bezwarend karakter van artikel 7.1. van de overeenkomst, door [geïntimeerde] toegespitst op de aan Proximedia in geval van tussentijdse beëindiging verschuldigde vergoeding, is het volgende van belang.Naast de terbeschikkingstelling van apparatuur bestaan de verplichtingen van Proximedia uit wat in de overeenkomst in artikel 3 aan verplichtingen wordt genoemd: de installatie van de computerapparatuur en software; de opleiding van de gebruikers; onderhoud van de apparatuur; ontwikkeling en ingebruikstelling van de website; diensten voor huisvesting van de website en onderhoud; toegang tot internet; opslag van informaticagegevens. Het merendeel van de verplichtingen van Proximedia moet worden nagekomen direct na het ingaan van de looptijd van de overeenkomst: dan vindt de terbeschikkingstelling van de computer en daarbij behorende apparatuur plaats, wordt de opleiding gegeven, de website ontworpen, de domeinnaam geregistreerd etc. In de verdere looptijd behoudt de klant de voordelen van die inspanningen van Proximedia. In het “verdienmodel” van Proximedia wordt voor die inspanningen niet reeds betaald in het begin van de looptijd, maar financiert zij haar kosten. Pas naarmate de looptijd verstrijkt, wordt Proximedia door middel van de overeengekomen maandelijkse afdrachten betaald voor haar in de aanvangsfase gemaakte kosten voor ‘informaticaprestaties’. Nu in de volgens het beding te betalen vergoeding rekening wordt gehouden met de verstreken looptijd van de overeenkomst – deze is immers gekoppeld aan de nog niet vervallen maandelijkse betalingen voor de lopende periode – en de prestaties van Proximedia voor het overgrote deel in het begin van de looptijd worden verricht, is deze vergoeding op zichzelf niet onredelijk te noemen.

5.7.

Voorts valt niet in te zien waarom de door Proximedia overgelegde cijfers niet van haarzelf afkomstig mogen zijn, waarbij wordt aangetekend dat de kostenstructuur van Proximedia mede wordt onderbouwd met de jaarrekening 2007, opgesteld door Unster De Meent Accountants & Adviseurs te Houten. Met betrekking tot de percentages van toegerekende kosten stelt het hof vast dat het om bedrijfsbeslissingen gaat die, naar mag worden aangenomen, binnen algemeen gehanteerde normen vallen, gelet ook op het feit dat zij de accountantscontrole zijn gepasseerd en de fiscus met die toerekening akkoord gaat. Waarom die toerekening onjuist zou zijn, heeft [geïntimeerde] niet gepreciseerd. Onder kosten vallen ook de kosten die worden gemaakt om het bedrijf van Proximedia ‘in de lucht’ te houden, derhalve ook algemene kosten waaronder die van personeel (de directeur, de commerciële buitendienst) die niet direct zijn gemaakt voor de afgebroken overeenkomst. In zoverre gaat het argument van [geïntimeerde] dat er met betrekking tot zijn overeenkomst minder kosten zijn gemaakt door Proximedia omdat hij de overeenkomst al na enkele maanden heeft beëindigd en hij dus van een aantal diensten geen gebruik heeft gemaakt, niet op. Tussen partijen lijkt voorts niet in geschil dat de laptop door [geïntimeerde] niet is gebruikt en al na enkele maanden is geretourneerd. Dat en, zo ja, in welke mate dit van wezenlijke invloed is op de restwaarde van de laptop, heeft [geïntimeerde] echter niet (met bescheiden) onderbouwd.

5.8.

Gelet op al het voorgaande ziet het hof in hetgeen partijen over en weer hebben aangedragen geen reden voor (gedeeltelijke) vernietiging van artikel 7.1 van de overeenkomst op de grond dat die bepaling voor [geïntimeerde] onredelijk bezwarend is. [geïntimeerde] heeft ter zake ook geen specifiek bewijs aangeboden. Grief een slaagt derhalve.

5.9.

[geïntimeerde] heeft nog een beroep gedaan op de (derogerende werking van de) redelijkheid en billijkheid. Daartoe voert hij aan dat het niet zo kan zijn dat Proximedia elke keer argeloze kleine ondernemers iets ‘aansmeert’ en misbruik maakt van deze onwetende kleine ondernemers terwijl het voor Proximedia overduidelijk is dat dit niet is wat de desbetreffende kleine ondernemer wil. [geïntimeerde] heeft echter nagelaten deze algemene omstandigheden feitelijk te onderbouwen. Reeds daarop strandt het beroep op de (derogerende werking van de) redelijkheid en billijkheid.

5.10.

Het slagen van de eerste grief betekent dat het hof op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep nogmaals en/of alsnog de in eerste aanleg door [geïntimeerde] opgeworpen verweren dient te beoordelen.

5.11.

[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een beroep gedaan op de reflexwerking van de Colportagewet en op ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie. De rechtbank heeft deze verweren op goede gronden in haar vonnis van 20 juni 2012 onder 4.1. en 4.3. verworpen. Het hof neemt deze oordelen over en maakt deze tot de zijne. Datzelfde geldt voor het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] niet de bescherming toekomt van de Richtlijn oneerlijke bedingen.

5.12.

Proximedia heeft haar vordering in die zin verminderd dat zij, vanwege de opzegging van [geïntimeerde] bij brief van 24 februari 2009, thans de onbetaalde facturen vordert tot en met februari 2009 en over de resterende 45 maanden de verbrekingsvergoeding van 60%. Hiertegen heeft [geïntimeerde] op zichzelf geen verweer gevoerd en deze berekening komt het hof, tegen de achtergrond van de hiervoor genomen beslissingen, juist voor. Het totaalbedrag van € 4.965,22 komt voor vergoeding in aanmerking, vermeerderd met, zoals in eerste aanleg en in appel door Proximedia gevorderd, de wettelijke rente en niet de contractuele rente, zoals door de rechtbank is toegewezen.

5.13.

Proximedia heeft ten slotte een derde grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de buitengerechtelijke kosten worden toegewezen tot een bedrag van 15% van de hoofdsom, te weten € 60,33. Zij meent dat dat percentage moet worden berekend over de hoofdsom die zij thans in appel heeft gevorderd, zodat aan buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 744,78 moet worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg. Uit de bij inleidende dagvaarding overgelegde brieven, in het bijzonder die bij productie 5 bij inleidende dagvaarding, blijkt in voldoende mate dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die meer omvatten dan het enkele verzenden van een herhaalde sommatie. Het hof ziet daarin voldoende aanleiding de vordering toe te wijzen. Grief drie slaagt.

6 De slotsom

6.1

De grieven een en drie slagen, zodat de bestreden vonnissen moeten worden vernietigd.

6.2

Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties veroordelen. In zoverre is grief 2 terecht voorgesteld. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Proximedia zullen worden vastgesteld op:

- explootkosten € 87,89

- griffierecht € 360,00

subtotaal verschotten € 447,89

- salaris advocaat € 1.920,00 (5 punten x tarief 384)

De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Proximedia zullen worden vastgesteld op:

- explootkosten € 83,71

- griffierecht € 683,00- subtotaal verschotten € 766,71- salaris advocaat € 632,00 (1 punt x tarief 1)

6.3

Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

vernietigt de vonnissen van de rechtbank Utrecht van 20 juni 2012 en van de rechtbank Midden-Nederland van 30 januari 2013, behoudens voor zover bij het laatste vonnis de vorderingen van [geïntimeerde] in reconventie zijn afgewezen, bekrachtigt dit vonnis in zoverre en doet voor het overige opnieuw recht;

veroordeelt [geïntimeerde] in conventie tot betaling aan Proximedia van € 4.965,22, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW van af de respectieve vervaldata van de onderliggende termijnfacturen en de verbrekingsvergoeding, tot de dag van betaling;

veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Proximedia van € 744,78, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW van af 11 oktober 2010 tot de dag van betaling;

veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Proximedia wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 447,89 voor verschotten en op € 1.920,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 766,71 voor verschotten en op € 632,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;

veroordeelt [geïntimeerde] in de nakosten, begroot op € 131,--, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,-- in geval [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;

verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Lenselink, A.E.B. ter Heide en S.C.P. Giesen, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature