U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De terbeschikkinggestelde verblijft thans op de long-stay afdeling van (kliniek). Nu de terbeschikkinggestelde in het kader van de Wet BOPZ kan worden geplaatst in een reguliere GGZ-instelling en daarmee het nog steeds bestaande recidivegevaar voldoende kan worden tegengegaan, kan naar het oordeel van het hof, mede gelet op de rechtsbeginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, een beëindiging van de terbeschikkingstelling thans plaatsvinden.

Uitspraak



TBS P13/0160

Beslissing d.d. 20 juni 2013

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen

[naam terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum],

verblijvende in [kliniek].

Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 maart 2013, houdende afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling.

Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:

de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 11 februari 1994, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;

het verlengingsadvies van de [kliniek] van 17 december 2012;

de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 10 januari 2013;

het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;

de beslissing waarvan beroep;

de aanvullende informatie van de [kliniek] van 14 mei 2013;

de brief van de raadsman van 6 juni 2013 aan het hof met afschrift aan de advocaat- generaal, met als bijlage de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij een voorlopige machtiging tot verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis wordt verleend ten aanzien van de terbeschikkinggestelde.

Het hof heeft ter zitting van 30 mei 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.C. Knoef, advocaat te 's-Gravenhage, en de advocaat generaal mr M.J.M van der Mark.

Overwegingen:

Het advies van de kliniek

Kernproblematiek/stoornis

Uit de rapportage van de kliniek van 17 december 2012 blijkt dat de terbeschikkinggestelde is opgegroeid in een affectief en verwaarlozende omgeving. Vermoedelijk is in de adolescentie een schizofrene ontwikkeling op gang gekomen, welke in de loop der jaren steeds duidelijker naar voren is gekomen. Vooral paranoïdie ten opzichte van personen in zijn omgeving bleek daarbij een kernbegrip te zijn. Mogelijk is het antisociale gedrag te duiden als een voorbode van het latere schizofrene proces. In de huidige situatie wordt de terbeschikkinggestelde behandeld met antipsychotica, waardoor de positieve symptomatologie in de vorm van wanen en hallucinaties beperkt blijft. De negatieve symptomatologie is zichtbaar in de vorm van een vertraagde informatieverwerking, initiatiefarmoede en affectarmoede. Door het wegvallen van de behandeldruk en een aangepast leefmilieu lijkt er een voorzichtige positieve tendens bespeurbaar in het vertrouwen in zijn omgeving. De in het verleden geopperde diagnose pervasieve ontwikkelingsstoornis is recent niet bevestigd door hetero-anamnestisch onderzoek.

Recidivegevaar

Binnen de huidige kaders van het verblijf binnen de langdurige forensisch psychiatrische zorg is het recidivegevaar beperkt. Mocht de beveiliging, structuur en begeleiding zoals deze nu geboden wordt, wegvallen, dan zal het risico op herhaling aanzienlijk stijgen.

Advies kliniek

Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat indien de terbeschikkinggestelde zonder psychiatrische begeleiding dan wel gestructureerde leefomgeving zou geraken. Hij heeft zich zo goed mogelijk aangepast aan het leven in een gesloten instelling, maar de relatieve stabiliteit in zijn gedrag is hoofdzakelijk afhankelijk van de strakke structuur en prikkelarme omgeving die hem wordt geboden. Ook beschikt de terbeschikkinggestelde slechts in beperkte mate over ziektebesef en –inzicht. Gelet hierop concludeert de kliniek dat de terbeschikkinggestelde gebaat is bij een op zijn problematiek afgestemd milieu, strakke structuur en begeleiding, aangebracht door zijn omgeving. De kliniek adviseert de maatregel met twee jaren te verlengen.

Uit de aanvullende informatie van de kliniek van 14 mei 2013 blijkt dat het toestandsbeeld van de terbeschikkinggestelde sinds 2009 relatief stabiel is als gevolg van strakke externe structurering, begeleiding en extern gecontroleerde medicatietoediening. Binnen de huidige instelling is de terbeschikkinggestelde gehospitaliseerd. De lange duur van de TBS-maatregel en de vertrouwde omgeving waarin hij nu verblijft, pleit voor een langzame afvloeiing van de begeleidingsintensiviteit en een geleidelijke opbouw van de bewegingsvrijheden. De kliniek persisteert bij het verlengingsadvies. Mocht de TBS-maatregel echter worden beëindigd, dan zal er een rechterlijke machtiging tot gedwongen plaatsing via de Wet BOPZ worden aangevraagd, zodat de terbeschikkinggestelde kan worden opgenomen in een GGZ-instelling.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 12 februari 2013, LJN BY8434, zich op het standpunt gesteld dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht. De terbeschikkinggestelde is immers veroordeeld ter zake van feiten waarbij geweld is gebruikt, waardoor niet kan worden gezegd dat de mogelijkheid van verlenging van de maatregel na vier jaren voor de terbeschikkinggestelde niet voorzienbaar was. De terbeschikkingstelling is derhalve niet in duur gemaximeerd.

De advocaat-generaal heeft zich voorts op het standpunt gestelde dat gelet op de ernst van de stoornis, het feit dat het recidivegevaar bij een eventuele beëindiging van de terbeschikkingstelling als hoog wordt ingeschat en het gegeven dat de terbeschikkinggestelde nog veel zorg en begeleiding nodig heeft, voortzetting van de maatregel geïndiceerd is. Van schending van het proportionaliteitsbeginsel is geen sprake nu niet alleen de duur van de terbeschikkingstelling een rol speelt, maar ook de mate van het recidivegevaar. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en tot verlenging van de maatregel voor de duur van twee jaren. Een opname van de terbeschikkinggestelde in het kader van een BOPZ-machtiging acht de advocaat-generaal vanuit veiligheidsoogpunt onvoldoende.

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

De raadsman heeft voorop gesteld dat de delicten waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd, niet tot de ernstigste categorie TBS-delicten kunnen worden gerekend. De terbeschikkinggestelde verblijft al enige jaren op de longstay-afdeling waar geen behandeling gericht op gedragsverandering meer wordt aangeboden. Als het al mogelijk is een behandelrelatie op te bouwen zal een behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling nog lange tijd duren. Op dit moment is er geen reëel zicht op zo’n behandeling. Mede gezien de beheersbaarheid van het recidiverisico binnen de minder beperkende setting van een gesloten afdeling van een reguliere GGZ-instelling is voortzetting van de terbeschikkingstelling niet aanvaardbaar. De problematiek van de terbeschikkinggestelde is binnen de huidige setting goed beheersbaar. Hij is goed ingesteld op medicatie, hij gebruikt al vele jaren geen alcohol of drugs. Hij is meewerkend en er zijn de afgelopen periode geen incidenten geweest. Gezien het huidige functioneren is plaatsing in een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis een goed alternatief. De terbeschikkinggestelde wil toekomstperspectief door een plaatsing in een GGZ-instelling met een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ. Gelet op de relatief geringe ernst van de indexdelicten, de lange duur van de terbeschikkingstelling, het gebrek aan een reëel uitzicht op een behandeling in de TBS-setting en daarmee op beëindiging van de maatregel langs de “reguliere weg” binnen een aanvaardbare termijn, beginnen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit mee te spelen. De raadsman heeft melding gemaakt van het feit dat op 4 juni 2013 een verzoek tot het verlenen van een voorlopige rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ door de rechtbank Oost-Brabant zal worden behandeld.

Primair heeft de raadsman verzocht om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Subsidiair heeft hij verzocht om schorsing van het onderzoek om de beslissing inzake het verzoek om afgifte van een voorlopige BOPZ-machtiging af te wachten.

Het oordeel van het hof

Indexdelict

Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van de rechtbank Middelburg van 11 februari 1994 onder meer is veroordeeld ter zake van:

diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;

poging tot zware mishandeling;

Blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de straf en de maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, ligt in die uitspraak besloten dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van geweldsmisdrijven in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en dat derhalve niet kan worden gezegd dat de mogelijkheid van verlenging van de maatregel na vier jaren voor de terbeschikkinggestelde in redelijkheid niet voorzienbaar was. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat blijkens de bewezenverklaring de terbeschikkinggestelde het slachtoffer verbaal heeft bedreigd met een mes en het slachtoffer met het mes in het onderlichaam heeft gestoken.

Beschikking van de rechtbank Oost-Brabant

Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 juni 2013 is op grond van de Wet BOPZ een voorlopige machtiging verleend om de terbeschikkinggestelde in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden. De advocaat-generaal en de raadsman hebben het hof ter zitting toestemming gegeven om de inhoud van deze beschikking bij de besluitvorming mee te nemen.

Vernietiging

Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen nu de rechtbank op onjuiste gronden de vordering van de officier van justitie heeft afgewezen.

Het hof is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling vereist en dat derhalve de vordering van het openbaar ministerie dient te worden afgewezen.

De primaire doelstelling van de maatregel van terbeschikkingstelling is de beveiliging van de samenleving. De maatregel wordt opgelegd aan personen die een ernstig delict hebben gepleegd en bij wie ten tijde van het begaan van dat delict een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond die (mede) van invloed is geweest op het plegen van het delict. Behandeling van die stoornis is dan noodzakelijk om het recidivegevaar tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

Ten tijde van het opleggen van de terbeschikkingstelling heeft de rechter een zodanig gevaar voor herhaling van ernstige delicten aanwezig geacht dat het opleggen van de maatregel noodzakelijk is bevonden. De terbeschikkingstelling is formeel ingegaan op 3 maart 1994 en loopt thans ruim negentien jaren.

De terbeschikkinggestelde verblijft thans op de long-stay afdeling van de [kliniek]. Volgens het advies van de kliniek is de terbeschikkinggestelde gebaat bij een op zijn problematiek afgestemd milieu met strakke structuur en begeleiding, aangebracht door zijn omgeving. De kliniek heeft daarnaast ook aangegeven dat bij beëindiging van de TBS-maatregel een rechterlijke machtiging tot gedwongen plaatsing via de Wet BOPZ zal worden aangevraagd, zodat de terbeschikkinggestelde kan worden opgenomen in een GGZ-instelling. Bij beschikking van 4 juni 2013 heeft de rechtbank Oost-Brabant een voorlopige machtiging in het kader van de Wet BOPZ verleend om de terbeschikkinggestelde in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden. Nu de terbeschikkinggestelde in het kader van de Wet BOPZ kan worden geplaatst in een reguliere GGZ-instelling en daarmee het nog steeds bestaande recidivegevaar voldoende kan worden tegengegaan, kan naar het oordeel van het hof, mede gelet op de rechtsbeginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, een beëindiging van de terbeschikkingstelling thans plaatsvinden.

Het hof zal daarom de vordering van de officier van justitie afwijzen.

Beslissing

Het hof:

Vernietigt de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 maart 2013 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde].

Wijst af de vordering van de officier van justitie.

Aldus gedaan door

mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,

mr E.A.K.G. Ruys en mr J.P. Bordes als raadsheren,

en drs. R. Poll en drs. J. Boon als raden,

in tegenwoordigheid van mr J.P. Fuchs-van Dis als griffier,

en op 20 juni 2013 in het openbaar uitgesproken.

Mr. Bordes en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature