Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht ziet in de kern op de vaststelling van de beslagvrije voet.

De kamer heeft de klacht gegrond verklaard en aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel tot betaling van een geldboete van 1000 euro opgelegd.

Het hof verklaart twee van de drie klachtonderdelen gegrond en legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.194.145/01 GDW

nummer eerste aanleg : 370.2015

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 januari 2017

inzake

[naam] ,

voorheen gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,

appellant,

tegen

[naam] ,

wonend te [plaats] ,

geïntimeerde.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 28 juni 2016 een beroepschrift – met

bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 31 mei 2016 (ECLI:NL:TGDKG:2016:87). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) gegrond verklaard en aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel tot betaling van een geldboete van € 1.000,- opgelegd.

1.2.

Klager heeft op 12 juli 2016 een verweerschrift bij het hof ingediend.

1.3.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 november 2016. De gerechtsdeurwaarder en klager zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, ieder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2 Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3 Feiten

3.1.

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

3.2.

Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.

3.2.1.

In de periode 22 augustus 2014 tot en met 10 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd onder de [instelling 1] , de [instelling 2] en (destijds) [instelling 3] in verband met door klager verschuldigde alimentatie. De gerechtsdeurwaarder heeft de voor klager geldende beslagvrije voet ten tijde van de beslaglegging op nihil gesteld.

3.2.2.

Per e-mail van 25 november 2014 heeft mr. [naam] , de advocaat van klager, aan de gerechtsdeurwaarder een overzicht doen toekomen van alle inkomsten en uitgaven van klager, de gerechtsdeurwaarder verzocht te bevestigen dat hij daarmee rekening zou houden bij de vaststelling van de beslagvrije voet en het teveel geïncasseerde terug te storten.

3.2.3.

Bij e-mailbericht van 19 december 2014 heeft een medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, [naam] , aan de advocaat van klager meegedeeld vooralsnog onvoldoende informatie te hebben ontvangen om de beslagvrije voet op een juiste wijze vast te kunnen stellen.

3.2.4.

Vervolgens is er tussen de advocaat van klager en vorengenoemde medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd over toepassing/vaststelling van de beslagvrije voet en de daarvoor (nog) benodigde stukken. Hierbij is ook ter sprake gekomen dat de echtgenote van klager geen inzage wenste te geven in haar inkomen.

3.2.5.

In reactie op een e-mailbericht van 11 februari 2015 van de advocaat van klager heeft de medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder bij e-mailbericht van 12 februari 2015 bericht dat de beslagvrije voet op € 910,25 was vastgesteld – hetzelfde bedrag waarop de advocaat van klager deze had berekend, dat dat bedrag met terugwerkende kracht zou worden toegepast en dat het teveel ingehouden bedrag zou worden gestort op de rekening van genoemde advocaat.

3.2.6.

Nadat de advocaat van klager op 17 februari 2015 nogmaals had verzocht de teveel ingehouden bedragen op zijn derdenrekening over te maken, heeft de gerechtsdeurwaarder op 18 februari 2015 een bedrag van € 3.642,08 op bedoelde rekening gestort, op 9 maart 2015 € 1.821,04 en op 14 april 2015 € 910,25.

3.2.7.

Op 7 april 2015 heeft de advocaat van klager aan de gerechtsdeurwaarder verzocht om aan de uitkerende instanties mee te delen dat zij rekening dienden te houden met de beslagvrije voet en op 21 april 2015 om hem te informeren naar aanleiding van zijn verzoek van 7 april 2015.

3.2.8.

Bij brief van 22 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de hoogte van de beslagvrije voet doorgegeven aan de [instelling 1]. Bij brieven van diezelfde datum heeft de gerechtsdeurwaarder [instelling 2] en [instelling 3] verzocht het onder hen gelegde beslag tot nader order op te schorten en niet verder tot inhoudingen over te gaan.

4 Standpunt van klager

In de kern verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij:

i. de hoogte van de beslagvrije voet niet binnen een redelijke termijn heeft bepaald;

ii. niet tijdig heeft gereageerd op verzoeken tot het geven van informatie over de wijze waarop de beslagvrije voet was bepaald en tot het geven van een specificatie van de op de rekening van klagers advocaat overgeboekte bedragen;

iii. de uitkerende instanties niet tijdig heeft ingelicht over de juiste hoogte van de beslagvrije voet en de te veel geïncasseerde gelden niet tijdig heeft afgedragen.

5 Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

5.1.

De gerechtsdeurwaarder heeft in eerste aanleg aangevoerd dat hij de beslagvrije voet aanvankelijk op nihil had gesteld omdat het hem bekend was dat de echtgenote van klager een inkomen genoot en klager naast zijn uitkeringen inkomsten ontving uit de verhuur van een vakantiewoning. De door de advocaat van klager op 25 november 2014 verstrekte informatie over de inkomsten en uitgaven van klager leek vervolgens niet compleet en onjuist. Zo woonde klager samen met zijn echtgenote in een kapitale villa, bleek klager nog als bestuurder ingeschreven te staan van [BV] en bleek hij voorts werkzaamheden te verrichten voor twee andere besloten vennootschappen. Er waren dan ook genoeg redenen om aanvullende vragen te stellen, aldus de gerechtsdeurwaarder. Dat dit enige tijd in beslag heeft genomen, valt hem niet te verwijten.

5.2.

In hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder nogmaals benadrukt dat hem niets te verwijten valt. Er is, zo voert hij aan, in de onderhavige kwestie geen sprake van laksheid met betrekking tot het reageren en vaststellen van de beslagvrije voet maar van een terecht vermoeden dat de gegevens die door klager zijn aangeleverd onjuist dan wel incompleet waren. Volgens de gerechtsdeurwaarder dient de klacht derhalve alsnog ongegrond te worden verklaard en dient de aan hem opgelegde geldboete te vervallen.

6 Beoordeling

Gang van zaken eerste aanleg

6.1.

De gerechtsdeurwaarder heeft in de eerste plaats bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg, stellende dat hij ten onrechte nimmer een oproep heeft ontvangen voor de zitting van de kamer op 5 april 2016 en dat hij evenmin de beslissing van de kamer heeft ontvangen. Nu de gerechtsdeurwaarder in hoger beroep heeft kunnen reageren op hetgeen klager op de zitting in eerste aanleg heeft gesteld en inmiddels ook kennis heeft kunnen nemen van de beslissing, behoeft dit bezwaar geen (nadere) bespreking.

Verzoek tot voldoen kosten van de procedure

6.2.

Klager heeft in eerste aanleg verzocht de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in zijn kosten (waaronder advocaatkosten). Hieromtrent heeft te gelden dat de wet de mogelijkheid een kostenveroordeling als verzocht toe te wijzen nog niet kent. Klager zal daarom in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.

Klachtonderdelen i. en iii.

6.3.

Artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat de beslagvrije voet in beginsel negentig procent bedraagt van de voor de schuldenaar geldende bijstandsnorm inclusief vakantieaanspraak en dat de beslagvrije voet voor ten hoogste de helft wordt verminderd met het eigen, niet onder beslag liggende periodieke inkomen inclusief vakantieaanspraak van degene aan wie de bijstand samen met de schuldenaar zou kunnen toekomen. Krachtens artikel 475g lid 1 en lid 2 Rv is een schuldenaar verplicht aan de beslagleggende deurwaarder desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven en is een deurwaarder die beslag heeft gelegd, verplicht op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt en wordt de beslagvrije voet gehalveerd zo lang als de schuldenaar desgevraagd niet aan de beslaglegger opgeeft of en hoeveel inkomen toekomt aan degene aan wie samen met hem gezinsbijstand zou kunnen toekomen.

6.4.

De gerechtsdeurwaarder heeft ten behoeve van de gelegde beslagen in augustus en september 2014 de beslagvrije voet van klager aanvankelijk vastgesteld op nihil. Met de kamer is het hof van oordeel dat dit in de onderhavige zaak in strijd is met de wet; niet gebleken is dat voor deze nihilstelling een wettelijke grondslag aanwezig is.

6.5.

Na eerst nog telefonisch contact te hebben gehad met de gerechtsdeurwaarder over de beslagvrije voet, heeft (de advocaat van) klager de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 25 november 2014 de benodigde gegevens verstrekt met betrekking tot inkomsten en uitgaven van klager ten behoeve van de juiste berekening van die beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft daarop pas gereageerd bij e-mail van 19 december 2014, dus ongeveer vier weken later. Het hof acht dit onredelijk laat en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar.

6.6.

Verder valt het de gerechtsdeurwaarder aan te rekenen dat hij de nihilstelling van de beslagvrije voet tot aan 12 februari 2015 heeft gehandhaafd. Het moge zo zijn dat de gerechtsdeurwaarder zijn twijfels had over de juistheid en volledigheid van de financiële gegevens die (de advocaat van) klager aan hem had verstrekt, maar dat bracht niet met zich dat hij gerechtigd was al die tijd vaststelling/aanpassing van de beslagvrije voet achterwege te laten. Als de gerechtsdeurwaarder na vaststelling van de beslagvrije voet uit nader onderzoek zou zijn gebleken van neveninkomsten van klager, had hij op dat moment de beslagvrije voet (opnieuw) kunnen aanpassen. Het hof is overigens niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder daadwerkelijk nader onderzoek heeft verricht.

6.7.

Evenzeer verwijtbaar is dat de gerechtsdeurwaarder pas na herhaald verzoek op 22 april 2015 de (aangepaste) hoogte van de beslagvrije voet heeft doorgegeven aan de derde-beslagenen, terwijl hij ruim twee maanden eerder, op 12 februari 2015, de beslagvrije voet had vastgesteld. Het gevolg hiervan is geweest dat gedurende een lange periode maandelijks een aanzienlijk groter deel van het inkomen van klager onder de beslagen werd gebracht dan uit de wet voortvloeit. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder niet tijdig (en pas na herhaald verzoek) de te veel geïncasseerde bedragen aan klager uitbetaald.

6.8.

Het hof rekent het de gerechtsdeurwaarder zwaar aan dat hij de zorgvuldigheid die van hem wordt verwacht bij het toepassen van een ingrijpende maatregel als het leggen van beslag op het inkomen van een debiteur (en het daarbij behorende vaststellen/aanpassen en aan de derde beslagene(n) meedelen van de beslagvrije voet) heeft veronachtzaamd. Deze onderdelen van de klacht zijn gegrond.

Klachtonderdeel ii.

6.9.

Bij e-mailbericht van 12 februari 2015 is aan klager de hoogte van de beslagvrije voet medegedeeld zonder dat daarbij informatie is gegeven over de wijze waarop de beslagvrije voet door de gerechtsdeurwaarder was berekend, zoals klager terecht stelt. Nu de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet op hetzelfde bedrag had vastgesteld als de advocaat van klager was een nadere toelichting over de wijze waarop de beslagvrije voet was berekend echter ook niet strikt noodzakelijk. Het zou voorts beter geweest zijn als de gerechtsdeurwaarder meteen een specificatie zou hebben verstrekt van de bedragen die hij aan de advocaat van klager deed overboeken ter zake van teveel ingehouden bedragen, maar het niet meteen verstrekken van die specificatie is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Conclusie en maatregel

6.10.

Gezien de gegrondheid van de klachtonderdelen i. en iii. en het belang van een tijdige en juiste vaststelling van een beslagvrije voet, is het hof van oordeel dat een maatregel op zijn plaats is. Anders dan de kamer acht het hof de maatregel van berisping passend en geboden. Die maatregel is in lijn met eerdere uitspraken in soortgelijke zaken.

6.11.

Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.

6.12.

Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing, waarbij het hof voor alle duidelijkheid de beslissing van de kamer geheel zal vernietigen en opnieuw zal beslissen.

7 Beslissing

Het hof:

- vernietigt de bestreden beslissing;

en, opnieuw beslissende:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek, zoals geformuleerd in rechtsoverweging 6.2.;

- verklaart de klachtonderdelen i. en iii. gegrond;

- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

- verklaart klachtonderdeel ii. ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2017 door de rolraadsheer.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature