Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

-huwelijksvermogensrecht

-verdeling huwelijksgoederengemeenschap

-toepassing artikel 3:194 lid 2 BW

-vrouw verbeurt haar aandeel in waarde appartement in Moskou aan de man

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Uitspraak: 9 mei 2017

Zaaknummer: 200.180.234/ 01

Zaaknummer eerste aanleg: C14/154345 / FA RK 14-972

in de zaak in hoger beroep van:

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. A.I. Lunshof te Zwaag,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellant in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. P.G.A. van Leeuwen te Hoorn.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Partijen worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.

1.2.

Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen hieromtrent is opgenomen in zijn tussenbeschikking van 13 september 2016.

1.3.

Op 14 februari 2017 heeft het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: het IJI) zijn concept-rapport aan het hof doen toekomen.

1.4.

De vrouw heeft op 31 maart 2017 en de man op 3 april 2017 haar respectievelijk zijn reactie op het concept-rapport aan het hof doen toekomen.

2. Verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1.

In de tussenbeschikking van 13 september 2016 heeft het hof een onderzoek door het IJI bevolen ter beantwoording van de volgende vragen:

1. Op welk moment vindt naar Russisch recht tussen partijen bij het koopcontract (de koper en de verkoper) de eigendomsoverdracht van een onroerende zaak plaats:

- bij de ondertekening door de koper en de verkoper van de leveringsakte

- of na registratie van staatswege van de overdracht van de eigendomsrechten?

2. Indien de eigendomsoverdracht tussen de koper en de verkoper plaatsvindt na registratie van staatswege, om registratie van welk document gaat het dan: het koopcontract, de leveringsakte of beide?

3. Welke betekenis dient in verband met voorgaande vragen te worden gehecht aan de inhoud van artikel 9 van het koopcontract ?

2.2.

Het hof heeft het concept-rapport van het IJI gedateerd 10 februari 2017 aan partijen doen toekomen en partijen in de gelegenheid gesteld ten aanzien van het concept-rapport opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Het hof begrijpt uit de reacties van partijen dat zij geen van beiden een uitbreiding of een nadere toelichting door het IJI wensen. Ook het hof acht een dergelijke uitbreiding en/of toelichting niet noodzakelijk. Het hof merkt het concept-rapport daarom aan als het definitieve rapport en zal in het navolgende het concept-rapport aanduiden als rapport. Het rapport houdt het volgende in.

2.3.

De vragen 1 en 2 zijn vanwege hun onderlinge samenhang gezamenlijk beantwoord.

Naar Russisch recht komt een overeenkomst in beginsel tot stand door wilsovereenstemming tussen partijen (artikel 433 lid 1 CC, hof: het Burgerlijk Wetboek van de Russische Federatie ). Een koopovereenkomst inzake een onroerende zaak dient schriftelijk te worden aangegaan (artikel 550 CC ), en is niet perfect zolang het schriftelijke koopcontract niet is geregistreerd (artikel 433 lid 3 CC ).

Ook de eigendomsoverdracht dient te worden geregistreerd. Zowel tussen partijen als ten opzichte van derden gaat de eigendom pas over van de verkoper op de koper nadat inschrijving van de leveringshandeling heeft plaatsgevonden (artikel 223 lid 2 en artikel 551 lid 2 CC ).

Voor woonhuizen, waaronder begrepen appartementen, is een bijzondere regel neergelegd in artikel 558 lid 2 CC. Wanneer het gaat om de verkoop van een appartement zal zowel de koopovereenkomst (de koopakte) als de levering van het eigendomsrecht (leveringsakte) geregistreerd dienen te worden.

Het antwoord op vraag 3 luidt: de inhoud van artikel 9 van het koopcontract is in lijn met hetgeen het IJI in de geraadpleegde rechtsliteratuur heeft gevonden inzake de staatsregistratie bij de verkoop van een appartement.

2.4.

De man heeft geen reactie gegeven op de inhoud van het rapport. De reactie van de vrouw wordt hierna besproken.

2.5.

Uit het in de tussenbeschikking van 26 april 2016 genoemde “Bewijs van rijksregistratie van rechten [plaats] ” gedateerd 14 oktober 2015 blijkt dat het recht van eigendom van [X] op het appartement op die datum is ingeschreven in het Algemeen Rijksregister van rechten op onroerend goed en transacties met onroerend goed. Als document waarop het bewijs is gebaseerd wordt het in het register onder [nummer] opgenomen koopcontract genoemd, de leveringsakte niet. Voorts is in het bewijs van registratie vermeld dat een voorwaardelijk kadasternummer is gegeven. Dit brengt met zich dat niet worden vastgesteld dat (ook) de leveringsakte is ingeschreven.

Het dient er daarom voor te worden gehouden dat dit niet het geval is, hetgeen moet leiden tot de conclusie dat [X] noch op 14 oktober 2015 noch op enig moment voor die datum de eigendom van het appartement heeft verkregen. Immers, aan de in de artikelen 223 lid 2, 551 lid 2 en 558 lid 2 CC genoemde vereisten – inschrijving van zowel het koopcontract als de leveringsakte – is niet voldaan, en evenmin aan hetgeen de vrouw en [X] in artikel 9 van de koopovereenkomst over het moment van eigendomsoverdracht zijn overeengekomen.

Het tijdens de zitting in hoger beroep door de vrouw ingenomen standpunt van de vrouw – namelijk dat met de door haar overgelegde akte van levering van 3 november 2013 de eigendom van het appartement op die datum op [X] is overgegaan – kan derhalve niet worden gevolgd. Het hof leidt uit de reactie van de vrouw op het rapport van het IJI af dat zij dit standpunt niet (langer) inneemt. Zij is (thans) van mening dat registratie van zowel het koopcontract als de leveringsakte vereist is voor het totstandkomen van een koopovereenkomst, maar dat aan de registratie geen termijn is verbonden en partijen deze evenmin zijn overeengekomen.

Het hof volgt dit standpunt van de vrouw in zoverre dat de koopovereenkomst eerst (volledig) tot stand is gekomen door de registratie van de koopovereenkomst. Wanneer de registratie van de koopovereenkomst heeft plaatsgehad, kan het hof op basis van de stellingen van de vrouw niet vaststellen. Het koopcontract bevat aan het slot de vermelding dat deze onder [nummer] is geregistreerd, maar deze mededeling is niet van een datering voorzien. De inhoud van het op 14 oktober 2015 gedateerde stuk geeft in elk geval toereikende grond voor de vaststelling dat het koopcontract toentertijd was geregistreerd. De vrouw heeft geen conclusie verbonden aan haar stelling dat noch wettelijk noch contractueel voor de registratie een termijn is bepaald, zodat het hof daaraan voorbijgaat.

Op grond van het voorgaande moet dan ook worden geoordeeld dat het appartement op 13 mei 2014, de peildatum, deel uitmaakte van de huwelijksgoederengemeenschap.

2.6.

De man is van mening dat de vrouw het appartement aan hem heeft verbeurd, omdat zij het appartement opzettelijk heeft zoekgemaakt door het heimelijk te verkopen terwijl zij wist dat het tot de huwelijksgoederengemeenschap behoorde dan wel door het appartement fictief te verkopen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Ingevolge artikel 3:194 lid 2 BW verbeurt een echtgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, zijn aandeel in die goederen aan de andere echtgenoot. Van dit handelen of nalaten is sprake telkens wanneer een echtgenoot daarmee het oogmerk heeft de andere echtgenoot te benadelen. Uit artikel 3:189 lid 2 BW vloeit voort dat artikel 3:194 lid 2 BW van toepassing is op een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.

De huwelijksgoederengemeenschap van partijen is op 13 mei 2014 ontbonden. Het koopcontract is op 2 november 2013 ondertekend, maar pas na registratie perfect geworden. De stellingen van de vrouw houden onvoldoende in om aan te nemen dat registratie voor 13 mei 2014 heeft plaatsgehad. Uitgangspunt is derhalve dat de verkoop van het appartement na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap tot stand is gekomen.

De vrouw heeft niet betwist dat het appartement tot de huwelijksgoederengemeenschap behoorde. Zij heeft het appartement verkocht aan een goede vriendin van haar, [X] , buiten medeweten van de man. Volgens het koopcontract is de woning voor een bedrag van 600.000 roebel/€ 13.756,- aan [X] verkocht. De vrouw heeft het appartement voor dit bedrag verkocht omdat zij vanwege een aantal dringende betalingen in financiële nood verkeerde, waarbij is uitgegaan van de taxatiewaarde en de verwaarloosde staat van het appartement, zo stelt zij. Voorts stelt zij dat zij de verkoopopbrengst heeft aangewend voor die dringende betalingen en dat van dit bedrag niets over is.

2.7.

Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de man als productie b25 een handgeschreven tekst in het geding gebracht die hij in de voormalig echtelijke woning heeft gevonden. Volgens de vertaling houdt deze tekst het volgende in:

1. Echtscheiding in Holland

Het huwelijk staat in Rusland niet geregistreerd.

2. Appartement in [plaats]

verklaring van het Bureau van Technische Inventarisatie 5300 euro,

3. Of een Hollandse echtgenoot de gegevens over de werkelijke waarde van het appartement in [plaats] kan verkrijgen. (onafhankelijke waardering)

- in strijd met de verklaring van het Bureau van Technische Inventarisatie.

- appartement is voor het huwelijk geprivatiseerd.

4. Verkoop van het appartement voor de rechtszitting in Holland.

- In Holland wordt de eigendom in gelijke delen verdeeld, onafhankelijk van het feit wanneer deze is aangeschaft en waar deze zich bevindt.

5. – – koop- en verkoopovereenkomst (aan een vriendin) fictief

Hoe moet je dit registreren zonder financieel verlies.

(. . .)

- is het mogelijk om bij de notaris te ondertekenen, maar zonder te registreren en de beschikking van de rechtbank af te wachten.

- of te ondertekenen en onmiddellijk te ontbinden?

- Kan een buitenlandse echtgenoot over de registratie koop- en verkoopovereenkomst te weten komen?

- reden van urgente verkoop

1) schuld (verklaring) ZJKCH (. . .)

2) schuld in verband met een schade aan buren

3) lening 5000 euro (is het mogelijk om een gewone schriftelijke [onduidelijk geschreven woord, vert] of is het noodzakelijk bij de notaris)

In het ontvangstbewijs aangeven

achternaam, naam, vadersnaam, reden van de lening,

paspoortgegevens, adres (van beide partijen),

verplichting binnen drie jaar terug te betalen,

(. . .)

2009

[Y]

[telefoonnummer, vert.]”

2.8.

De vrouw betwist dat deze tekst door haar is geschreven. Kort voor de zitting in hoger beroep heeft zij de vertaling van een rapport van “Het Centrum voor Onafhankelijke expertise en recht Standart Expert” van 3 maart 2016 in het geding gebracht. Gelet op de datum van het rapport gaat het hof voorbij aan het bezwaar van de man tegen de late indiening ervan en zal het hof dit rapport in zijn overwegingen betrekken. De conclusie van het volgens het rapport uitgevoerde vergelijkende onderzoek van het handschrift van de vrouw en voornoemde tekst luidt dat deze tekst niet door de vrouw, maar door een andere persoon is opgesteld.

De vrouw betwist niet dat de man deze tekst in de echtelijke woning heeft gevonden. Gesteld noch gebleken is dat het de man is die deze tekst heeft geschreven dan wel dat zijnerzijds gesprekken hebben plaatsgevonden waarvan de tekst de weergave bevat. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de tekst notities bevat van een gesprek dat de vrouw met een derde ( [Y] ?) heeft gehad en dat, indien de vrouw deze notities niet heeft geschreven, deze derde of een andere betrokkene dat heeft gedaan.

2.9.

De gang van zaken met betrekking tot de verkoop van het appartement en de door de vrouw opgegeven redenen voor haar financiële nood komt overeen met het traject dat is beschreven in de hiervoor aangehaalde handgeschreven tekst. Het hof stelt in dit verband het volgende vast.

Het appartement is aan een vriendin verkocht. Het koopcontract is op 2 november 2013 gesloten, voordat de vrouw haar verzoek tot echtscheiding (op 13 mei 2014) heeft ingediend. De registratie van het koopcontract en de registratie van de leveringshandeling zijn vóór 13 mei 2014 uitgebleven. Het dossier bevat een document genaamd “akte van levering” gedateerd 3 november 2013. Uit het “Bewijs van Rijksregistratie van rechten [plaats] ” blijkt dat geen leveringsakte is geregistreerd. De mogelijkheid van ontbinding van het koopcontract op een daartoe geschikt moment is daarmee opengelaten, zonder het verstrekkende gevolg van de dan noodzakelijke teruglevering van het appartement. In artikel 6 van het koopcontract is in de mogelijkheid van ontbinding van het koopcontract voorzien in die zin dat de vrouw verplicht is de koopsom van 600.000 roebel/€ 13.756,-, die zij volgens deze bepaling vóór de ondertekening had ontvangen, aan [X] terug te betalen.

De vrouw heeft een aantal redenen genoemd waarom zij in financiële nood verkeerde, hetgeen mede heeft geleid tot de overeengekomen verkoopprijs van 600.000 roebel. Ter onderbouwing van haar stelling dat zij een voor de begrafenis van haar moeder geleend bedrag moest terugbetalen heeft zij een handgeschreven tekst in het geding gebracht die volgens de vertaling het volgende inhoudt:

“ [plaats] 27 september 2009

Ik, [de vrouw] , geboren in 1962, het paspoort [paspoortnummer] , afgegeven door de afdeling OUFMS in het disctrict [district] in [plaats] op Noord-Oost, woonachtig op het adres: [plaats] , [adres] heb geld geleend (het bedrag van 150.000 roebel) van [Z] geboren in 1966, woonachtig te [a-straat] , huis 11-a appartement 17 voor de begrafeniskosten. Ik ben verplicht om die bedrag terug betalen niet later dan 3 jaar.

150 000 = 3750 euro”

In deze tekst staan aldus de gegevens zoals in de gespreksnotitie weergegeven onder “in het ontvangstbewijs aangeven”.

2.10.

Voorts overweegt het hof het volgende.

Zoals uit het hierna onder 2.13 overwogene volgt kan de in het koopcontract vermelde koopsom van 600.000 roebel/€ 13.756,- niet als een reële verkoopprijs worden aangemerkt.

De vrouw heeft geen verklaring gegeven voor de omstandigheid dat de woning nog niet aan [X] in eigendom is overgedragen. Evenmin heeft zij een moment in de toekomst genoemd waarop de overdracht zal plaatsvinden. Zij beroept zich slechts op het feit dat voor de registratie van de leveringsakte geen termijn is overeengekomen in het koopcontract. Daarmee valt niet te rijmen dat zij de koopsom reeds van [X] heeft ontvangen. Zonder toelichting, die ontbreekt, kan bezwaarlijk worden aanvaard dat de koper bereid was de koopsom te voldoen, terwijl eigendomsoverdracht uitbleef.

De eenzijdige verklaring van de vrouw over de lening voor de begrafenis van haar moeder kan, zonder nadere onderbouwing in de vorm van een verklaring van de andere partij bij de lening en bankafschriften waaruit de ontvangst en de terugbetaling van het bedrag blijken, niet leiden tot het oordeel dat de schuld heeft bestaan en, na ontvangst van de koopsom voor het appartement, is afgelost. De summiere verklaring van de crediteur d.d. 3 november 2013 is in dit verband ontoereikend. Voorts heeft de vrouw de noodzaak tot aflossing van de schuld aan de stad [plaats] ter zake van het appartement uit de verkoopopbrengst – ter onderbouwing waarvan zij een document van de Rijksinstelling inzake budgettaire kwesties van de stad [plaats] gedateerd 14 oktober 2013 in het geding heeft gebracht, volgens welke verklaring zij per 28 oktober 2013 een betalingsachterstand had van 122.294,44 roebel/€ 2.775,19 – tegenover de gemotiveerde betwisting door de man, namelijk dat de vrouw inkomsten uit verhuur van het appartement had, onvoldoende onderbouwd. Evenmin heeft de vrouw de noodzaak van de andere door haar gestelde dringende betalingen (voldoende) onderbouwd.

2.11.

Aan deze overwegingen verbindt het hof de volgende gevolgtrekkingen. Op de peildatum behoorde het appartement tot de huwelijksgoederengemeenschap van partijen. De vrouw heeft met de door haar (vóór en) na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap verrichte (rechts)handelingen met betrekking tot het appartement een constructie opgezet teneinde het appartement aan de verdeling te onttrekken. Daarmee heeft zij zich schuldig gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 3:194 lid 2 BW , met het oogmerk de man te benadelen. Vervolgens moet de vraag onder ogen worden gezien, welk gevolg aan deze vaststelling dient te worden verbonden.

2.12.

Vast staat dat het appartement op de peildatum (13 mei 2014) deel uitmaakte van de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap van partijen. Nadien is het door de vrouw op 2 november 2013 met [X] gesloten koopcontract door registratie perfect geworden. Daarmee is voor de vrouw de verplichting tot levering van het appartement aan [X] tot stand gekomen. Deze verplichting is de vrouw tot heden niet nagekomen. Gelet op de inhoud van de hiervoor vermelde handgeschreven tekst met gespreksnotities, met name hetgeen daarin onder 5 is vermeld, alsmede de hiervoor beschreven gang van zaken met betrekking tot de verkoop van het appartement, valt ernstig te betwijfelen of zij deze verplichting op enig moment alsnog zal nakomen. Eerder ligt het in de rede te veronderstellen dat het koopcontract op een daartoe door de vrouw geschikt geacht moment zal worden ontbonden. Het hof ziet dan ook geen aanleiding de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin is beslist dat het appartement aan de vrouw wordt toegedeeld.

2.13.

De man stelt dat de waarde van de woning € 135.000,- bedraagt en heeft daartoe de twee onder 4.6 van de tussenbeschikking van 26 april 2016 genoemde berekeningen in het geding gebracht. De vrouw heeft daar tegenover een Russisch document in het geding gebracht, dat volgens de Nederlandse vertaling afkomstig is van het “Gecentraliseerd staatsbedrijf van de stad [plaats] , Technisch Taxatiebureau van de stad [plaats] ” en een op 27 juni 2012 gedateerde “verklaring N 7507” bevat, inhoudende dat de getaxeerde waarde van het appartement per die datum 212.973 roebel en 33 kopeke bedroeg. In een van de door de vertaalster toegevoegde voetnoten merkt zij op dat de taxatiewaarde van een woning wordt bepaald door de “Rijkstaxatie dienst roerende zaken”. Deze opmerking doet op zijn minst twijfel rijzen of het “Gecentraliseerd staatsbedrijf van de stad [plaats] , Technisch Taxatiebureau van de stad [plaats] ” de instantie is die de taxatiewaarde van een woning vaststelt. Daar komt bij dat uit het document niet blijkt met welk doel de taxatie heeft plaatsgevonden, welke waarde is getaxeerd en evenmin hoe de getaxeerde waarde tot stand is gekomen en is opgebouwd. De inhoud van het document biedt onvoldoende houvast om aan te nemen dat deze voor de kwestie die partijen verdeeld houdt een deugdelijk aanknopingspunt inhoudt. Gelet op de twee uitgebreide en onderbouwde onafhankelijke berekeningen waarop de man de door hem gestelde waarde baseert, alsmede de door de vrouw niet weersproken stelling van de man dat partijen zich altijd goed op de hoogte hebben gehouden van de waarde(ontwikkeling) van onroerend goed in [plaats] en dat partijen ervoor hebben gezorgd dat hun dochter officiële papieren had van haar dubbele nationaliteit om het appartement te kunnen erven, zal het hof de door de vrouw gestelde waarde niet volgen. Dat het appartement in een slechte staat van onderhoud verkeerde, heeft de vrouw niet althans onvoldoende onderbouwd. De verklaring van [X] waarnaar zij verwijst (het hof begrijpt: productie 5) houdt onvoldoende concreets in dat daarop wijst.

In het licht van het voorgaande ziet het hof evenmin aanleiding de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij is bepaald dat de vrouw de helft van de door de rechtbank vastgestelde waarde van het appartement van € 135.000,-, derhalve € 67.500,-, aan de man dient te vergoeden.

2.14.

Zoals hiervoor overwogen heeft de vrouw zich schuldig gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 3:194 lid 2 BW met het oogmerk het appartement aan de verdeling te onttrekken en aldus de man te benadelen. Daaruit volgt dat de vrouw haar aandeel in de waarde van het appartement, € 67.500,-, heeft verbeurd aan de man.

3 Beslissing

Het hof:

in principaal en incidenteel appel

bekrachtigt de beschikking van beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen;

bepaalt dat de vrouw haar aandeel in de waarde van het appartement met het adres “ [adres] ” in [plaats] ten bedrage van

€ 67.500,- heeft verbeurd aan de man;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Kleene-Eijk, mr. G.B.C.M. van der Reep en mr. J. Jonkers in tegenwoordigheid van mr. S. Rezel als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature