U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Ontbinding geregistreerd partnerschap.

Uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Uitspraak: 25 april 2017

Zaaknummers: 200.201.857/01 en 200.201.857/02

Zaaknummers eerste aanleg: C/13/586008 / FA RK 15/3058 en C/13/605346 / FA RK 16/2061

in de zaak in hoger beroep van:

[de vrouw] ,

wonende te [plaats] ,

appellante in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

verweerster in incident,

advocaat: mr. A.A.C. Spoormans te Amsterdam.

tegen

[de man] ,

wonende te [plaats] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellant in incidenteel hoger beroep,

verzoeker in incident,

advocaat: mr. E.Z. Anink te Amsterdam,

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Partijen worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.

1.2.

De vrouw is op 20 oktober 2016 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 juli 2016 van de rechtbank Amsterdam met kenmerken C/13/586008 / FA RK 15/3058 en C/13/605346 / FA RK 16/2061.

1.3.

De man heeft op 29 november 2016 incidentele verzoeken ingediend.

1.4.

De man heeft op 15 december 2016 een verweerschrift ingediend en heeft daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

De vrouw heeft op 27 januari 2017 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van de man ingediend.

1.6.

De vrouw heeft op 3 februari 2017 een verweerschrift tegen de incidentele verzoeken van de man ingediend.

1.7.

De man heeft op 6 februari 2017 een nader stuk met bijlagen ingediend.

1.8.

Het hof heeft, met kennisgeving daarvan aan partijen, aanleiding gezien de zaak gesplitst te behandelen. Het hoger beroep van de vrouw voor zover het de ontbinding van het geregistreerd partnerschap betreft en de incidentele verzoeken van de man zijn op 8 februari 2017 ter terechtzitting behandeld.

1.9.

Ter terechtzitting zijn verschenen:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat.

2 De feiten

Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan te Amsterdam [in] 2010. Eerder al was uit de relatie van partijen geboren [kind a] [in] 2009. Tijdens het geregistreerd partnerschap is geboren [kind b] [in] 2012. De man heeft de kinderen erkend. De kinderen verblijven bij de vrouw.

3 Het geschil in hoger beroep

3.1.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank als volgt beslist.

In de zaak met zaak- en rekestnummer C/13/586008 / FA RK 15/3058 is:

- de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen uitgesproken;

- de hoofdverblijfplaats van voornoemde minderjarigen vastgesteld bij de vrouw;

- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus bepaald dat met ingang van de dag van de beschikking:

de man voornoemde kinderen eenmaal per drie weken bij zich zal hebben, waarbij hij [kind a] op zaterdag om 10:00 uur ophaalt en om 17:00 uur weer terugbrengt en [kind b] op zondag om 10:00 uur ophaalt en om 17:00 uur weer terugbrengt, en waarbij geldt dat de zorgregeling onder begeleiding van ‘Ouderschap Blijft’ en JBRA uitgebreid kan worden als dit in het belang van de kinderen wordt geacht;

- bepaald dat de informatieregeling tussen partijen via een schriftje zal verlopen, tenzij er

sprake is van een noodsituatie, dan kan er telefonisch contact dan wel contact via WhatsApp

plaatsvinden;

- bepaald dat de man € 511,- per kind per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw;

- bepaald dat voormelde nevenvoorzieningen uitvoerbaar bij voorraad zijn;

- bepaald dat de vrouw, indien zij ten tijde van de inschrijving van de uitspraak van de

ontbinding van het geregistreerd partnerschap nog de echtelijke woning te [plaats] aan [a-straat] 96 bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten voor de duur van zes maanden na de inschrijving van de beschikking;

- bepaald dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt;

- het meer of anders verzochte afgewezen.

In de zaak met zaak en rekestnummer C/13/605346 / FA RK 16/2061 is als wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap:

- bepaald dat de vrouw bij uitsluiting van de man alle uit de hypothecaire geldlening

afgesloten hij de ABN Amro bank voortvloeiende renteverplichtingen zal voldoen;

- bepaald in het kader van een vergoedingsrecht dat de vrouw aan de man moet betalen

€ 73.140,- (drieënzeventigduizend honderdveertig euro) een en ander overeenkomstig hetgeen onder rechtsoverweging 4.8.5 overwogen;

- bepaald in het kader van een gebruiksvergoeding dat de vrouw aan de man moet betalen

€ 2.583,- (tweeduizend vijfhonderd drieëntachtig euro) bruto per maand;

- bepaald dat de vrouw tot 1 november 2016 de gelegenheid krijgt om de woning aan [a-straat]

96-H, 96-huis, 96II en 96-2 te [plaats] , toegedeeld te krijgen tegen een waarde, vastgesteld door makelaar [de makelaar], onder de opschortende voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldleningen op deze woning;

- bepaald dat indien de man niet voor 1 november 2016 zal zijn ontslagen uit zijn hoofdelijke

aansprakelijkheid en derhalve de opschortende voorwaarde intreedt, de woning zal dienen te

worden verkocht door tussenkomst van de makelaar [de makelaar],

tot het geven van de opdracht waartoe ieder der partijen afzonderlijk bevoegd is, waarbij het volgende geldt:

- de makelaar zal de vraagprijs bindend voor partijen vaststellen;

- beide partijen zijn verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper;

- iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten van de verkoop en de levering te dragen;

- de hypothecaire geldleningen zullen bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning;

- de eventueel aan de hypothecaire geldleningen verbonden polis(sen) van

levensverzekering worden afgekocht;

- de netto-verkoopopbrengst, na aftrek van het vergoedingsrecht van de man zoals hiervoor overwogen, dient gelijkelijk tussen partijen te worden verdeeld, dan wel draagt en betaalt ieder van partijen de helft van de restschuld;

- bepaald dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt;

- het meer of anders verzochte afgewezen.

3.2.

De vrouw verzoekt in principaal appel, met vernietiging van de bestreden beschikking (zaaknummer C/13/586008 / FA RK 15/3058) in zoverre:

- de afwikkeling van de partnerschapsvoorwaarden vast te stellen en te bepalen dat de man aan de vrouw in het kader van de verrekenplicht een bedrag moet betalen van €112.176,— , te vermeerderen met de helft van het nog vast te stellen saldo van de bank/vermogenssaldi van de man en met de helft van de eventuele meerwaarde van de aandelen boven de nu gehanteerde waarde van €1.035.936,- en te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van ontbinding van het partnerschap,

althans -voor zover de hoogte van deze vordering door de man gemotiveerd wordt betwist- een deskundige te benoemen die de waarde van de onroerende zaken bindend vaststelt teneinde de verrekenvordering te kunnen vaststellen en partijen vervolgens in de gelegenheid te stellen hun standpunt over de verrekenvordering nader aan te passen en waar nodig hun verzoek te wijzigen;

- de man te bevelen, als hij daartoe niet vrijwillig overgaat, om inzage of afschrift te verstrekken in de meest recente afschriften van al zijn bankrekeningen en overige vermogensproducten, alsmede in zijn aanslagen en aangiften IB over 2015 en t.z.t. over 2016, en in de jaarstukken van de Holding BV van 2015 en de prognoses van 2016, e.e.a ex art 843a Rv;

- te bepalen dat de vrouw de gelegenheid krijgt om de woning aan [a-straat] toegedeeld te krijgen onder de opschortende voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldleningen op de woning en te bepalen dat indien de man niet ontslagen zal kunnen worden uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid en derhalve de opschortende voorwaarde intreedt de woning zal dienen te worden verkocht een en ander zoals bepaald in het dictum van de beschikking van de rechtbank, doch;

a. met als termijn de datum waarop de door uw hof te geven beschikking in kracht van gewijsde gaat (in plaats van 1 november 2016) en

b. zonder dat op de verkoopopbrengst enig vergoedingsrecht in mindering

wordt gebracht;

- de verzoeken van de man voor het overige af te wijzen, althans subsidiair

en uitsluitend voor zover uw Hof toch zou besluiten tot enige door de

vrouw aan de man te betalen gebruiksvergoeding, te bepalen dat die

gebruiksvergoeding maximaal 0.6 tot 0.8 % van de openstaande lening bij

de Holding bedraagt en niet eerder ingaat dan de datum van uw

beschikking;

Voorts verzoekt de vrouw, uitsluitend indien de gebruiksvergoeding en de ingangsdatum voor de gebruiksvergoeding in stand blijft, de bestreden beschikking (C/13/586008/FA RK 15/3058) te vernietigen voor zover daarin de ontbinding van het geregistreerd partnerschap is

uitgesproken.

Tot slot verzoekt de vrouw de man te veroordelen in de kosten van beide instanties.

3.3.

De man verzoekt de vrouw in haar principaal appel niet ontvankelijk te verklaren, dan wel de verzoeken af te wijzen.

3.4.

In incidenteel appel verzoekt de man, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het verzoek van de vrouw met betrekking tot het voortgezet gebruik van de woning ex art. 1:165 BW alsnog af te wijzen en te bepalen dat de man vanaf de ontbinding van het geregistreerd partnerschap een bedrag van maximaal € 152 per kind per maand dient te betalen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding, aldus een zodanig bedrag als het hof in goede justitie mag menen te behoren.

3.5.

De vrouw verzoekt in het incidenteel appel de man niet ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen, dan wel te oordelen als het hof in goede justitie vermeent te behoren, met veroordeling van de man in de kosten van het incidentele appel.

3.6.

De man verzoekt in zijn incidentele verzoek (i) de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep tegen de uitgesproken ontbinding van het geregistreerd partnerschap, althans dat hoger beroep af te wijzen en (ii) de bestreden beschikking, onder zaaknummer C/13/605346 / FA RK 16/2061, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De man verzoekt voorts de vrouw te veroordelen in de proceskosten en een verklaring van non-appel af te geven.

3.7.

De vrouw verzoekt in het incidentele verzoek van de man, zijn verzoek tot niet ontvankelijk verklaring van haar in haar voorwaardelijke grief af te wijzen, althans de behandeling daarvan aan te houden tot ook in de hoofdzaak wordt beslist, alsmede de verzochte uitvoerbaar bij voorraad verklaring af te wijzen, met veroordeling van de man in de kosten van het incident.

4. Beoordeling van het incidentele verzoek van de man (uitvoerbaarverklaring bij voorraad)

4.1.

Zoals met partijen besproken zal het hof in der onderhavige beschikking slechts het (voorwaardelijke) hoger beroep van de vrouw tegen de ontbinding van het geregistreerd partnerschap en de incidentele verzoeken van de man beoordelen. Het hof ziet aanleiding eerst het incidenteel verzoek van de man om de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren te behandelen.

4.2.

De man heeft verzocht de bestreden beschikking, onder zaaknummer C13/605346/ FA RK 16/2061, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De man stelt belang te hebben bij uitvoerbaar bij voorraad verklaring omdat het om een te betalen geldsom ( hypotheekrente en gebruiksvergoeding) gaat en hij momenteel in een financiële noodsituatie verkeert. Bij het ontbreken van een uitvoerbaar bij voorraad verklaring zal de vrouw geen enkele stimulans hebben mee te werken mee te werken aan de verkoop van de woning, hetgeen de man belet verder te gaan met zijn leven.

4.3.

De vrouw verzet zich tegen het verzoek van de man de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat dit ertoe zal leiden dat zij, met name door de verschuldigde gebruiksvergoeding, in een financiële noodsituatie terecht komt. Uitvoerbaarverklaring van de bestreden beschikking vóórdat de vermogensafwikkeling is afgerond brengt haar in een onhoudbare positie; de vrouw en de kinderen zullen genoodzaakt zijn om de woning te verlaten.

4.4.

Uit HR 20 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:688) volgt dat in geval van een verzoek aan de appelrechter tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een in vorige instantie gegeven beschikking, indien, zoals in dit geval, daarin geen gemotiveerde beslissing is opgenomen over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, van het volgende beoordelingskader moet worden uitgegaan. De verzoeker dient allereerst belang te hebben bij de door hem verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Bij de beoordeling moeten vervolgens de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of het belang van degene die de veroordeling verkreeg (hier: de man), zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde (hier: de vrouw) bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist.

4.5.

Het hof overweegt als volgt. Aangenomen kan worden dat de man (enig) belang heeft bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, nu de beslissing onder meer de betaling van een vergoedingsrecht, een gebruiksvergoeding en hypothecaire renteverplichtingen betreft. Dit betekent dat de belangen van de man en de vrouw tegen elkaar moeten worden afgewogen. Uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting is gebleken dat beide partijen in een financieel moeilijke situatie verkeren. De man heeft te kampen met aanzienlijke financiële lasten, die voor een groot deel hun oorsprong vinden in het feit dat de vermogensrechtelijke afwikkeling tussen partijen nog niet is afgerond. Door het achterwege laten van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad wordt de man belemmerd in het doorgaan met zijn leven; zo is het thans niet mogelijk om, samen met zijn huidige partner, een woning te kopen. Anderzijds zal de vrouw bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de bestreden beschikking geconfronteerd worden met aanzienlijke extra financiële lasten, zoals een gebruiksvergoeding van € 2.583,- per maand. Het hof acht voorshands aannemelijk dat de vrouw deze lasten niet kan opbrengen en aldus noodgedwongen met de kinderen van partijen de woning zal moeten verlaten. Afweging van bovengenoemde belangen brengt het hof tot het oordeel dat het belang van de man bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad minder zwaar weegt dan het belang van de vrouw bij behoud van de bestaande toestand totdat definitief over de wijze van verdeling van huwelijksgoederengemeenschap is beslist. Het belang van de vrouw om, in afwachting van de definitieve verdeling, in de woning te kunnen blijven is tevens het belang van de kinderen en daarmee zwaarwegend. Het is voor de kinderen, mede gezien de problematiek van [kind a] , van groot belang dat zij thans nog ongestoord in de woning kunnen blijven wonen. Het hof zal het incidenteel verzoek van de man tot uitvoerbaar verklaring van de bestreden beschikking daarom afwijzen.

4.6.

De man heeft het hof verzocht een verklaring van non-appel af te geven met betrekking tot de ontbinding van het geregistreerd partnerschap. Het hof zal ook dit verzoek afwijzen reeds nu de vrouw (voorwaardelijk) in hoger beroep is gekomen tegen de ontbinding van het geregistreerd partnerschap.

5. Beoordeling van (een deel van) het hoger beroep (ontbinding geregistreerd partnerschap)

5.1.

De vrouw heeft een voorwaardelijke grief ingesteld tegen de ontbinding van het geregistreerd partnerschap inhoudende dat zij opkomt tegen de ontbinding van het geregistreerd partnerschap indien de door de rechtbank bepaalde ingangsdatum voor de gebruiksvergoeding in stand blijft.

5.2.

Veronderstellenderwijs ervan uitgaand dat te zijner tijd de voorwaarde waaronder de vrouw dit deel van haar hoger beroep heeft ingesteld in vervulling zal gaan, overweegt het hof als volgt. De vrouw en de man hebben in eerste aanleg beiden de ontbinding van het geregistreerd partnerschap verzocht. De door de rechtbank uitgesproken ontbinding berust derhalve mede op de wens van de vrouw. De vrouw betwist ook in hoger beroep niet dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht. Zij heeft toegelicht dat het belang van haar hoger beroep tegen de ontbinding is gelegen in de door de rechtbank bepaalde gebruiksvergoeding en de door de rechtbank bepaalde termijn van gebruik van de echtelijke woning, te weten zes maanden na de inschrijving van de ontbindingsbeschikking. Nu zowel de door de rechtbank bepaalde gebruiksvergoeding (zie overweging 4.5) als de gebruikstermijn niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, acht het hof het belang van de vrouw bij het tegengaan of uitstellen van de ontbinding onvoldoende. Daarbij komt dat het rechtsmiddel van hoger beroep volgens vaste rechtspraak (HR 4 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:BL8473) niet is gegeven om aan een partij wier verzoek tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap door de eerste rechter is toegewezen, gelegenheid te geven die beschikking ongedaan te maken.

Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of de voorwaarde waaronder de vrouw dit deel van haar hoger beroep heeft ingesteld te zijner tijd daadwerkelijk in vervulling zal gaan, omdat het hoger beroep tegen de uitgesproken ontbinding van het geregistreerd partnerschap hoe dan ook niet slaagt. Het hof ziet daarom aanleiding het verzoek van de vrouw reeds thans in zoverre af te wijzen en de bestreden beschikking in zoverre te bekrachtigen.

5.3.

Het hof houdt iedere verdere beslissing in principaal en incidenteel appel aan tot een nog nader te bepalen mondelinge behandeling.

6 Beslissing

Het hof:

In het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep:

wijst af het verzoek van de vrouw in hoger beroep voor zover het de ontbinding van het geregistreerd partnerschap betreft en bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarbij de ontbinding van het geregistreerd partnerschap is uitgesproken;

In het principaal en incidenteel hoger beroep:

bepaalt dat verdere behandeling van deze zaak zal plaatsvinden op een nog nader te bepalen dag en tijd, waarvoor partijen door de griffier van dit hof zullen worden opgeroepen;

houdt iedere verdere beslissing aan.

In het incidenteel verzoek van de man tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad:

wijst het verzoek van de man af.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J.W. Brunt in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature