Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verduistering parkeergelden ziekenhuis door receptiemedewerker. Bevestiging vonnis behoudens straf. Afwijzing verzoek benoeming forensisch accountant.

Uitspraak



parketnummer: 23-002778-13 (strafzaak)

datum uitspraak: 16 december 2016

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 juni 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-741308-10 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

2 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit dus bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd en met dien verstande dat het hof:

- het vonnis aanvult met de navolgende bespreking en verwerping van de ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren;

- een wijziging aanbrengt in de gronden van het vonnis, inhoudende dat het hof op pagina 5 onder “Redengevende feiten en omstandigheden”, het gedeelte met het kopje “Voorlopige conclusie” weglaat;

- een verzoek bespreekt dat de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht.

Ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren

Ten aanzien van feit 1

De raadsman heeft aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat contante parkeeropbrengsten niet aan het [medisch centrum] ten goede zijn gekomen (“er is helemaal geen of nauwelijks geld weg”).

De rechtbank heeft dit verweer op goede gronden verworpen. Hieraan kan worden toegevoegd, dat de ten laste gelegde verduisteringen van parkeergelden in dezelfde periode hebben plaatsgevonden als grote contante stortingen van muntgeld op de bankrekeningen van de verdachte.

De rechtbank heeft terecht en juist gemotiveerd weerlegd dat een ander dan de verdachte de verduisteringen zou hebben gepleegd. Hierbij heeft deze synchroniteit van verduisteringen en contante stortingen op eigen rekeningen mede een rol gespeeld.

Anders dan waar de raadsman van uitgaat, valt in het vonnis niet te lezen dat het bewijs mede is gegrond op de begrotingen die het ziekenhuis van de parkeergelden had opgesteld en die niet zijn behaald. Deze vormden wel mede aanleiding voor het instellen van onderzoek, maar zijn niet voor het bewijs gebruikt.

Verder heeft de raadsman gesteld dat de resultaten van het onderzoek naar de tellerstanden en de afstortingen van parkeergelden in de periode 8 juni 2010 tot einde 2010 onbetrouwbaar zijn, omdat de automaten slecht werkten en heel veel storingen hadden.

Dit verweer overtuigt niet. Dat de automaten veel storingen vertoonden, wordt weerlegd door het overzicht van storingen aan de parkeerinstallatie op blz. 117 van het dossier. Daaruit blijkt dat in de genoemde periode niet meer dan 6 storingen zijn gemeld, waarvan slechts een klein gedeelte betrekking had op de betaalautomaten. Ook de omstandigheid dat in de periode vóór de schorsing van de verdachte op 12 oktober 2010 bij de afstortingen elke week een bedrag van één tot enkele duizenden euro’s ontbrak, terwijl in de periode daarna de stortingen telkens één tot enkele duizenden euro’s hoger waren en slechts te verwaarlozen verschillen zijn geregistreerd, wijst erop dat deze discrepantie niet aan storingen in de geldautomaten kan zijn gelegen.

De raadsman heeft in dit verband nog gewezen op de tellerstand op 12 oktober 2010 (€ 7.516,-), ten opzichte waarvan het bij de geldtransporteur afgestorte saldo (€ 4.149,-) een groter tekort (€ 3.367,-) zou vertonen dan het op die dag berekende verduisteringsbedrag (€ 2.815,60). Dit betoog miskent dat het verduisteringsbedrag is vastgesteld aan de hand van het verschil tussen het afgestorte saldo op 12 oktober 2010 en de handmatige telling op 11 oktober 2010, waarbij niet naar de tellerstand op dat moment is gekeken.

Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat de geldautomaten pas in september 2008 zijn geplaatst, zodat deze slechts gedurende een gedeelte van de ten laste gelegde periode in functie zijn geweest. Dit moge zo zijn, maar dit sluit geenszins uit dat de verdachte in de periode voorafgaand aan de plaatsing, in welke periode hij ook verantwoordelijk was voor de parkeergelden, verduisteringen heeft gepleegd. Dit geldt te meer, nu uit de door de verdachte bij gelegenheid van zijn verhoor overgelegde uitgave “Uw Zorg” van het [medisch centrum] uit de zomer 2008 blijkt, dat voorafgaand aan de plaatsing van de nieuwe automaten uitsluitend met muntgeld kon worden betaald.

Ten aanzien van feit 2

De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat het oogmerk van de verdachte tot wederrechtelijke toe-eigening van het in de kluis aangetroffen bedrag heeft ontbroken. De verdachte heeft immers verklaard dat hij het geld apart had gelegd, om de ‘hoppers’ van de automaten hiermee te kunnen aanvullen wanneer dat nodig mocht blijken.

Uit de verklaring van de getuige Van Engelen, directeur van de leverancier van de parkeerautomaten, blijkt echter dat de ‘hoppers’ automatisch worden bijgevuld, zodat handmatig bijvullen in de praktijk nooit nodig is (blz. 162-164). Dit vindt bevestiging in de aanvullende verklaring van de aangeefster [aangeefster] van 3 januari 2011 (blz. 105-17). Zij heeft verklaard dat na de schorsing van de verdachte op 12 oktober 2010 niets aan de automaten is veranderd of aangepast en dat de ‘hoppers’ altijd voldoende gevuld waren en bijvullen nooit nodig is gebleken.

De verklaring van de verdachte, dat hij het geld apart had gelegd om de hoppers te kunnen bijvullen, is dan ook niet geloofwaardig. Het moet ervoor worden gehouden dat hij het geld in de die kluis apart heeft gelegd om dit op een later moment mee naar huis te kunnen nemen. Daarmee is het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gegeven. Ook dit verweer strandt.

Verzoek tot nader onderzoek

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht een forensisch accountant te benoemen, om vast te stellen of werkelijk aan het [medisch centrum] toebehorende parkeergelden zijn verdwenen en zo ja, hoe hoog dat bedrag is geweest.

Dit verzoek wordt afgewezen nu onvoldoende is onderbouwd waarom de omvang van de verduisterde parkeergelden niet uit de voorhanden bewijsmiddelen kan worden afgeleid, nog daargelaten of een forensisch accountant in staat zou zijn de omvang van de verduisterde bedragen op andere wijze vast te stellen.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest en tot verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 197.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte was als receptiemedewerker in dienst van het [medisch centrum] in [plaats] en droeg daarnaast de verantwoordelijkheid voor de overdracht van geldcassettes uit de parkeerautomaten aan de geldtransporteur. Hij heeft op slinkse wijze gedurende een periode van twee jaar en ruim acht maanden stelselmatig geldbedragen uit die parkeerautomaten onttrokken en zich toegeëigend. De verdachte heeft puur uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zijn werkgever grote financiële schade toegebracht. Daarnaast heeft hij in ernstige mate misbruik gemaakt van zijn positie en het in hem gestelde vertrouwen. Met zijn handelen heeft hij het vertrouwen dat het [medisch centrum] in werknemers behoort te kunnen stellen ernstig geschaad.

Met de raadsman is het hof van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. De redelijke termijn is op 25 januari 2011aangevangen, de dag dat de verdachte in verzekering is gesteld. Het vonnis van de rechtbank dateert van 11 juni 2013. De zaak is in hoger beroep afgerond met een eindbeslissing op 16 december 2016. De procedure in eerste aanleg en in hoger beroep heeft derhalve ruim vijf jaar en één maand geduurd. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie is deze periode met anderhalf jaar overschreden.

De raadsman heeft gelet op de blanco justitiële documentatie van de verdachte en diens actuele persoonlijke omstandigheden verzocht om bij veroordeling te komen tot oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Deze voorgestelde modaliteit doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten, waarmee een groot geldbedrag is gemoeid. In beginsel acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van 12 maanden een passende strafrechtelijke reactie op het bewezen verklaarde. Gelet op de geconstateerde termijnoverschrijding zal deze straf worden gematigd tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van voorarrest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 11 (elf) maanden.

Bepaalt dat de tijd, die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit arrest in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd:

- een geldbedrag van € 197 in één- en twee-euromunten.

Gelast de teruggave aan verdachte van:

- een externe harde schijf, merk DELL

- een windmachine

- een printer, merk Canon

- een geldbedrag van € 100 (2 bankbiljetten van elk € 50).

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. W.M.C. Tilleman en mr. D.J.M.W. Paridaens, in tegenwoordigheid van

mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

16 december 2016.

De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature