U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Uitspraak



parketnummer: 23-002637-16

datum uitspraak: 7 november 2016

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13/096750-16 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,

adres: [adres] ,

thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

7 november 2016.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 9 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk DOG 1.0 gedaan krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en /of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 26 maart 2016 tot en met 25 september 2016 niet mocht bevinden in/op dealeroverlastgebied 1.0, immers bevond hij, verdachte, zich op 9 mei 2016 opzettelijk in/op Singel 33 , althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op de hoogte was van het tegen hem uitgevaardigde gebiedsverbod, maar dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het Singel , waar hij op 9 mei 2016 liep, niet binnen het gebied lag waarop het gebiedsverbod betrekking had. Het hof vat deze verklaring van de verdachte aldus op dat hij ontkent het gebiedsverbod opzettelijk te hebben overtreden.

Het hof overweegt als volgt.

Op 23 maart 2016 is jegens de verdachte namens de burgemeester van Amsterdam een bevel uitgevaardigd zich gedurende zes maanden – van 26 maart 2016 tot en met 25 september 2016 – niet op te houden in het Dealeroverlastgebied 1.0. Een kopie van dit verwijderingsbevel bevindt zich bij de stukken van het dossier. Bij het bevel hoort een kaartje van het centrum van Amsterdam waarop de grenzen van het Dealeroverlastgebied 1.0 – waarop het verbod betrekking had – zijn gemarkeerd. Onder het kaartje staat beschreven welke straten en grachten het gebied omvat, waaronder de gehele oneven zijde van het Singel tot aan het water.

Blijkens het proces-verbaal van de politie is de verdachte op 9 mei 2016 gesignaleerd op het Singel ter hoogte van nummer 33 . Het hof heeft met de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep aan de hand van de kaart vastgesteld dat de Singel 33 is gelegen in Dealeroverlastgebied 1.0. Nu de verdachte voorts ten overstaan van het hof heeft verklaard dat ‘het slechts om een paar meter ging’ acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte ervan uit ging dat de plaats waar hij werd gesignaleerd niet binnen het verboden gebied lag. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte (minst genomen voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het overtreden van het gebiedsverbod.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 9 mei 2016 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk DOG 1.0, gedaan krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening door de burgemeester van Amsterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 26 maart 2016 en 25 september 2016 niet mocht bevinden in dealeroverlastgebied 1.0, immers bevond hij, verdachte, zich op 9 mei 2016 opzettelijk bij Singel 33 .

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf van drie maanden met aftrek en heeft een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van zes maanden.

Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis met daarbij de oplegging van een maatregel, inhoudende een gebiedsverbod voor de duur van zes maanden, zoals door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft opzettelijk niet voldaan aan een hem gegeven bevel zich gedurende zes maanden uit een door de burgemeester aangewezen gebied in de Amsterdamse binnenstad te verwijderen. Daarmee heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor een door het bevoegd gezag gegeven bevel ter handhaving van de openbare orde.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 oktober 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor het overtreden van gebiedsverboden. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.

Het hof heeft acht geslagen op een omtrent de verdachte (in een andere zaak opgemaakt) reclasseringsrapport van 4 november 2016.

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij gemotiveerd is zijn leven op de rit te (krijgen en te) houden, dat hij sinds zijn 18de tot de zogeheten top 600 (in Amsterdam) behoort, maar daaruit dit jaar zal uitstromen, momenteel tijdelijk verblijft in het [verblijf] en dat wordt gezocht naar structurele huisvesting.

Het hof wil deze positieve ontwikkeling in het leven van verdachte niet doorkruisen en ziet in genoemde omstandigheden aanleiding hem een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het hof zal hieraan een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden verbinden om de verdachte de kans te bieden voort te gaan op de ingeslagen weg. Het hof ziet geen aanleiding aan de verdachte een gebiedsverbod op te leggen.

Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht .

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

de veroordeelde zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het arrest meldt bij Inforsa Reclassering tussen 09:00 en 12:00 uur, op het adres Keizersgracht 572 te Amsterdam, dan wel op een nader door de reclassering te bepalen adres, waarna de veroordeelde zich moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

de veroordeelde verblijft in een door de reclassering te bepalen woonvoorziening en zich houdt aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.A.F. Gerding en mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt, in tegenwoordigheid van S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 november 2016.

Mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt is buiten staat dit arrest te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature