U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

OK; adviesrecht van de ondernemingsraad; politieke primaat; besluit tot reorganisatie niet kennelijk onredelijk; (voorlopige) voorzieningen afgewezen; art. 25 WOR; art 26 WOR; art. 46d aanhef en onder b WOR

Uitspraak



beschikking

___________________________________________________________________

GERECHTSHOF AMSTERDAM

ONDERNEMINGSKAMER

zaaknummer: 200.201.650/01 OK en 200.201.650/02 OK

beschikking van de Ondernemingskamer van 23 november 2016

inzake

DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM

gevestigd te Amsterdam,

VERZOEKER,

advocaat: mr. R.E.M. Vink-Dijkstra, kantoorhoudende te Leiden,

t e g e n

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE AMSTERDAM,

zetelend te Amsterdam,

VERWEERSTER,

advocaat: mr. A. van der Kolk, kantoorhoudende te Amsterdam.

1 Het verloop van het geding

1.1

Partijen worden hierna de ondernemingsraad en de gemeente Amsterdam genoemd.

1.2

De ondernemingsraad heeft bij op 19 oktober 2016 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, zakelijk weergegeven, om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,

a. te oordelen dat de gemeente Amsterdam bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het besluit tot reorganisatie van de Stadsbank van Lening;

b. de gemeente Amsterdam de verplichting op te leggen om dit besluit in te trekken;

c. de gemeente Amsterdam te verbieden handelingen te verrichten ter uitvoering van dit besluit;

met veroordeling van de gemeente Amsterdam in de proceskosten.

1.3

De ondernemingsraad heeft bij op 21 oktober 2016 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, zakelijk weergegeven, om bij wege van voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente Amsterdam een verbod op te leggen om handelingen te verrichten ter (verdere) uitvoering van het besluit.

1.4

De gemeente Amsterdam heeft bij op 4 november 2016 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van de ondernemingsraad.

1.5

De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 10 november 2016. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van partijen toegelicht onder overlegging van pleitaantekeningen en, wat de ondernemingsraad betreft, van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties 15 tot en met 19. Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord. Nadat de gemeente Amsterdam desgevraagd bevestigde dat zij de door de ondernemingsraad in het kader van de onderhavige procedure gemaakte kosten zal vergoeden, heeft de ondernemingsraad haar verzoek tot veroordeling van de gemeente Amsterdam in de kosten van de procedure ingetrokken.

1.6

Na een schorsing van de mondelinge behandeling heeft de Ondernemingskamer aanstonds uitspraak gedaan op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, voor zover dat verzoek ertoe strekt de voorgenomen sluiting op 14 november 2016 van het filiaal Albert Cuyp van de Stadsbank van Lening te verbieden. De Ondernemingskamer heeft dat verzoek afgewezen en daartoe kort gezegd overwogen:

dat het besluit tot sluiting van dit filiaal, gelet op de inhoud van de adviesaanvraag en het bepaalde in artikel 46d aanhef en onder b WOR (het politieke primaat) geen onderdeel uitmaakt van het besluit waarover advies gevraagd is, te weten de reorganisatie ter uitvoering van het collegebesluit tot (onder meer) sluiting van het filiaal Albert Cuyp, en

dat geen aanleiding bestaat reeds ter zitting te beslissen op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot de personele gevolgen van de reorganisatie, omdat, zoals de gemeente Amsterdam ter zitting heeft bevestigd, die gevolgen eerst op 1 januari 2017 aan de orde zijn en de Ondernemingskamer voordien op het sub 1.2 genoemde verzoek ten gronde zal beslissen.

2 De feiten

2.1

Bestuurder in de zin van de WOR van de gemeente Amsterdam is de gemeentesecretaris, [A] . Er is (sinds mei 2016) één ondernemingsraad ingesteld bij de gemeente Amsterdam.

2.2

Als gevolg van een reorganisatie in 2014 en 2015 onder de naam “Fijnstructuur”, bestaat de gemeentelijke organisatie – naast uit zeven stadsdelen – uit vier clusters die in het totaal 44 “resultaat verantwoordelijke eenheden” (RVE’s) omvatten. Een van die RVE’s is de Stadsbank van Lening, behorende tot het cluster Dienstverlening en Informatie.

2.3

De voorjaarsnota 2015 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (gepubliceerd in mei 2015) houdt onder meer in dat een structurele besparing van € 1,6 miljoen mogelijk is door het sluiten van drie van de bestaande vier locaties van de Stadsbank van Lening.

2.4

Op 5 april 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd onder meer

“met het treffen van de volgende maatregelen, om structureel € 1,2 miljoen te besparen op de organisatie- en huisvestingskosten van de Stadsbank van Lening:

a. formatiereductie, het herinrichten van de organisatie, het stoppen met de dienst gebruiksgoederen en het doorvoeren van procesoptimalisaties en digitaliseren bij winkel, veiling en bankfilialen (€ 1,03 miljoen op organisatiekosten);

b. het sluiten van bankfiliaal Albert Cuyp (€ 0,17 miljoen op huisvestingskosten);”

en

“met de uitvoering van bovengenoemde maatregelen als niet-ingrijpende reorganisatie bij de Stadsbank van Lening. Uitwerking en uitvoering van een niet-ingrijpende reorganisatie vindt conform hoofdstuk 16 NRGA plaats onder verantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris;”

2.5

Een niet ondertekende brief van de gemeentesecretaris aan de voorzitter van de ondernemingsraad, gedateerd 9 juni 2016, met als onderwerp “Adviesaanvraag over reorganisatie Stadsbank van Lening” houdt onder meer in:

“Ik vraag u advies uit te brengen over het reorganisatieplan in het bijzonder hoofdstuk 3 Functies en taken 2017.”

2.6

Een (ondertekende) brief van de gemeentesecretaris aan de ondernemingsraad van 13 juni 2016, waarvan de inhoud grotendeels overeenstemt met de inhoud van de onder 2.5 genoemde brief, houdt onder meer in:

“Op 5 april jongstleden heeft het college van B&W besluiten genomen over maatregelen (…) bij de Stadsbank van Lening.

Effectuering van deze maatregelen leidt tot een reorganisatie bij de Stadsbank van Lening in de zin van artikel 16.8 van de Nieuwe Rechtspositieregeling gemeente Amsterdam (NRGA). Het gaat om een niet-ingrijpende reorganisatie in de zin van artikel 16.1 NRGA (…).

Op grond van het Bevoegdhedenbesluit is de gemeentesecretaris gemandateerd om te besluiten over niet-ingrijpende reorganisaties. Ik heb een voorgenomen besluit tot reorganisatie genomen.

De kern van de reorganisatie komt neer op:

• Het aantal vestigingen wordt teruggebracht van vier naar drie bankfilialen.

• Dit betekent dat de organisatie moet inkrimpen met 23,25 FTE formatie, wat inhoudt 14,4 FTE bezetting, indien er geen enkele vorm van mobiliteit plaatsvindt voor 1-1-2017;

• Het management wordt aangepast aan de nieuwe structuur en span of control.

• Een vereenvoudiging van de functiestructuur, de functie van taxateur vormt daarin straks de spil.

• Dat boventalligheid helaas niet kan worden voorkomen. Een aantal functies vervallen ten gunste van de functie taxateur. Daar waar nodig wordt gewerkt met afspiegeling.

• De reorganisatiedatum is 1 januari 2017.

In samenwerking met het mobiliteit centrum wordt gekeken naar mogelijkheden tot herplaatsing. De [Stadsbank van Lening] biedt medewerkers de mogelijkheid om opleidingen en trainingen te volgen. (…) Er is naast de samenwerking met het mobiliteitscentrum een plan van aanpak gemaakt, en er is tijdelijke inzet bij de [Stadsbank van Lening] geregeld die medewerkers (…) begeleidt. Daarnaast wordt (…) gekeken of het wenselijk is om vertrekregelingen aan te bieden.

Het Sociaal Plan Amsterdam (hoofdstuk 16 NRGA) is van toepassing.

Ik vraag u advies uit te brengen over de personele effecten van deze voorgenomen reorganisatie. Ik verwijs u daarvoor in het bijzonder naar de pagina’s 4 en 11 en de hoofdstukken 3 en 4 in het plan. (…).”

Als bijlagen zijn bij deze brief gevoegd:

het reorganisatieplan getiteld Stadsbank van Lening Slagvaardig! (hierna: het reorganisatieplan)

het collegebesluit van 5 april 2016 (zie 2.4),

een stuk getiteld Toelichting formatieberekening in het primaire proces bij de afdeling Bank van 18 mei 2016.

2.7

Tijdens een overlegvergadering op 14 juli 2016 heeft de ondernemingsraad, na eerste lezing van de adviesaanvraag, enkele vragen gesteld waarop geantwoord is door [B] , directeur van de Stadsbank van Lening.

2.8

Bij brief van 22 juli 2016 aan de gemeentesecretaris (waarin verwezen wordt naar de in 2.5 genoemde brief van 9 juni 2016) heeft de ondernemingsraad, althans zijn commissie Dienstverlening & Informatie, een aantal opmerkingen geplaatst bij en vragen gesteld over het onderzoek en de analyse die de grondslag liggen aan het voorgenomen besluit tot reorganisatie en geconcludeerd:

“1 De OR commissie D&I kan deze adviesaanvraag niet in behandeling nemen omdat een degelijke onderbouwing van de aannames en analyses ontbreekt.

2 In de ontvangen adviesaanvraag (…) staat dat boventalligheid helaas niet kan worden voorkomen en dat een aantal functies vervallen ten gunste van de functie taxateur. De OR commissie D&I wil u erop attenderen dat dit in strijd is met de gemaakte afspraken ten aanzien van reorganisaties binnen de Gemeente Amsterdam.

3 In het belang van een zorgvuldige afweging en de belangenbehartiging van zowel de organisatie als haar medewerkers vraagt de OR commissie D&I u om een degelijk methodologisch onderzoek te laten uitvoeren gebaseerd op valide data. Wij zien graag op korte termijn een nieuwe adviesaanvraag tegemoet.”

2.9

In reactie op de brief van 22 juli 2016 heeft de gemeentesecretaris in een ongedateerde brief aan de ondernemingsraad onder meer het volgende geschreven:

“De gemeenteraad heeft bij vaststelling van de Voorjaarsnota 2015 besloten tot een taakstelling van structureel € 1.6 miljoen per jaar voor de Stadsbank van Lening. Het College van B&W heeft op 5 april 2016 besloten tot het nemen van vier maatregelen om deze taakstelling te realiseren waaronder het sluiten van één bankfiliaal en de inkrimping van het aantal formatieplaatsen. Het College van B&W laat de keuze hoe de formatiereductie wordt uitgewerkt op grond van het bevoegdhedenbesluit over aan de gemeentesecretaris. Daarmee is de bezuinigingsmaatregel het politieke primaat en is het aan de organisatie om de personele gevolgen daarvan zo goed mogelijk op te vangen. In het reorganisatieplan zijn de personele gevolgen op een zorgvuldige en evenwichtige wijze uitgewerkt. Aan u is gevraagd om naar deze uitwerking te kijken en mij daarover te adviseren.”

De brief bevat voorts een reactie op de opmerkingen en de vragen van de ondernemingsraad over de “Toelichting formatieberekening”. In reactie op de hierboven geciteerde conclusies van de ondernemingsraad schrijft de gemeentesecretaris onder meer:

“1+3 (…) Zoals ik in de uitgebreide toelichting op de cijfermatige analyse heb laten zien heb ik vertrouwen in de wijze waarop deze analyse tot stand is gekomen en de conclusies die hieraan verbonden zijn.

2. (…) In het reorganisatieplan is geprobeerd om de reductie van het aantal taxateurs (…) zo beperkt mogelijk te houden. Uiteindelijk krimpt ook deze functie formatief met 6,25 FTE. De zelfstandige functie van kassier komt te vervallen. Betalingen worden zoveel mogelijk gedigitaliseerd en vormen een integraal onderdeel van het brede takenpakket van de taxateur. De functie van kassier is niet uitwisselbaar met de functie van taxateur. In paragraaf 3.2.1 van het reorganisatieplan (…) wordt dit verder toegelicht.

Binnen de gemeente zijn er bij mijn weten geen afspraken gemaakt waardoor boventalligheid niet meer kan ontstaan. Uiteraard wordt dit zoveel mogelijk voorkomen. (…) De reorganisatie bij de Stadsbank van Lening is geheel in lijn met de huidige richtlijnen en spelregels.”

2.10

Bij brief van 12 september 2016 heeft de Ondernemingsraad aan de gemeentesecretaris onder meer geschreven:

“Uw reactie op ons verzoek om alsnog een zorgvuldig onderbouwde adviesaanvraag in te dienen, heeft niet geleid tot een nieuwe beter onderbouwde adviesaanvraag.

De OR/OC is dan ook helaas genoodzaakt om (…) een negatief advies te geven (…) tenzij u akkoord gaat met opheffing van de boventalligheid voor alle medewerkers en deze benadert vanuit de boven-formativiteit.”

2.11

Bij brief van 21 september 2016 heeft de gemeentesecretaris aan de ondernemingsraad medegedeeld te hebben besloten tot de reorganisatie van de Stadsbank van Lening. De brief houdt onder meer in:

“Zoals u in uw uiteindelijke reactie aangeeft zijn alle medewerkers tegenwoordig in algemene dienst van de Gemeente Amsterdam. U geeft aan dat dit kansen biedt om de betreffende medewerkers binnen de gemeente Amsterdam te houden. Daarom is overwogen of een tijdelijke bovenformatieve plaatsing mogelijk is. Die biedt binnen de huidige kaders echter alleen soelaas als ik binnen een redelijke termijn als gevolg van mobiliteit verwacht dat er alsnog plaatsingsmogelijkheden ontstaan. Voor bovenformativiteit over de grenzen van de rve heen is nu geen mogelijkheid. (…) Kijkend naar de actuele situatie ben ik van mening dat de medewerkers die niet geplaatst kunnen worden, het meest gebaat zijn bij de toekenning van de boventalligheidsstatus. (…) Een boventallige status zorgt ervoor dat de betreffende medewerkers de kansen krijgen die binnen de gehele gemeente voor hen gecreëerd worden zoals voorrang bij vacatures, behoud van salaris bij het vinden van een werkplek met een lagere inschaling tot 2 schalen, intervisie, coaching, opleiding en alles wat er verder nodig is om een medewerker te faciliteren in de zoektocht naar een nieuwe passende functie binnen of buiten de Gemeente Amsterdam.

De Stadsbank van Lening zal zich inspannen om in samenwerking met juridische zaken afspraken op maat te maken met medewerkers van 60 jaar en ouder binnen de geldende kaders van het NRGA. ”

3 De gronden van de beslissing

Inleiding

3.1

De ondernemingsraad heeft aan haar verzoeken kort samengevat het volgende ten grondslag gelegd:

a. Een zorgvuldig onderbouwde adviesaanvraag ontbreekt.

De adviesaanvraag voldoet niet aan artikel 16.2 NRGA, in het bijzonder omdat een zorgvuldige onderbouwing van de formatiereductie ontbreekt. De formatiereductie is als een voldongen feit opgenomen in het reorganisatieplan en dat strookt niet met het doel van het adviesrecht van de ondernemingsraad. De analyse van de beleidsafdeling van de RVE Dienstverlening, zoals weergegeven in de “Toelichting formatieberekening”, is niet op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen en bevat gebrekkige, althans eenzijdige informatie. Anders dan de ondernemingsraad heeft verzocht is geen methodologisch onderzoek door een onafhankelijke instantie uitgevoerd. De volledige analyse die ten grondslag ligt aan de formatieberekening is niet aan de ondernemingsraad verstrekt en daarmee is niet alle relevante informatie verstrekt die hij nodig heeft om een weloverwogen advies uit de brengen.

Minder ingrijpende personele maatregelen zijn mogelijk.

Onderzocht had moeten worden of boventalligheid van medewerkers had kunnen worden voorkomen door aan de desbetreffende medewerkers “de bovenformatieve status” toe te kennen. Dat is een minder ingrijpende maatregel dan boventalligheid omdat dit laatste betekent dat de dienstbetrekking eindigt indien niet binnen twee jaar een passende functie binnen de gemeente wordt gevonden. Het toekennen van “de bovenformatieve status” past bij het feit dat alle medewerkers van de gemeente sinds 1 januari 2015 in algemene dienst van de gemeente zijn.

De ondernemingsraad heeft tevergeefs opgeroepen tot toepassing van een zogenaamd generatiepact.

De plaatsingsprocedure is niet in overeenstemming met de geldende regelgeving; doordat de functie van taxateur blijft bestaan en die van kassier vervalt worden de kassiers onredelijk benadeeld in de plaatsingsprocedure. Aan de kassiers is de mogelijkheid ontnomen om door te groeien of om te scholen naar de functie van taxateur.

Het besluit is gebrekkig gemotiveerd.

De gemeentesecretaris heeft in het besluit van 21 september 2016 niet gereageerd op alle argumenten van de ondernemingsraad.

3.2

De gemeente heeft verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dat verweer ingaan.

3.3

De Ondernemingskamer stelt voorop dat, als gevolg van de hierboven onder 2.5 en 2.6 weergegeven feiten, enige onduidelijkheid is ontstaan over de adviesaanvraag. Aannemelijk is dat de niet ondertekende brief van 9 juni 2016 gericht aan de voorzitter van de ondernemingsraad slechts een concept-adviesaanvraag was (al komt het woord “concept” in die brief niet voor) en dat de wel ondertekende brief van 13 juni 2016 gericht aan de ondernemingsraad de definitieve adviesaanvraag is. In haar brief van 22 juli 2016 verwijst de ondernemingsraad naar de brief van 9 juni 2016, hetgeen erop duidt dat een misverstand bestond over de status van de brief van 9 juni 2016. In reactie op die verwijzing, heeft de gemeente Amsterdam, zo is ter zitting gebleken, dat misverstand niet onderkend en opgehelderd.

3.4

Wat er ook zij van het hierboven gesignaleerde misverstand, tussen partijen is niet in geschil dat het collegebesluit van 5 april 2016 (zie 2.4) vanwege het primaat van de politiek (art. 46d aanhef en onder b WOR) niet is onderworpen aan medezeggenschap en dat de adviesaanvraag slechts betrekking heeft op de voorgenomen reorganisatie ter uitvoering van dit collegebesluit. Het collegebesluit van 5 april 2016 strekt, voor zover hier van belang, tot een andere inrichting van de organisatie en sluiting van het filiaal Albert Cuyp. Volgens het besluit gaat dat gepaard met een formatiereductie van 22 FTE die voor circa 13 FTE daadwerkelijk zal leiden tot boventalligheid (pagina 4 en 5 van dat besluit).

De inhoud van de adviesaanvraag

3.5

In het bij de adviesaanvraag gevoegde reorganisatieplan (29 pagina’s) wordt uitvoerig ingegaan op onder meer het collegebesluit van 5 april 2016, de bestaande situatie, de noodzaak tot verandering, de uitgangspunten van de nieuwe organisatie en de nieuwe organisatieopzet. In hoofdstuk 3 van het reorganisatieplan wordt ingegaan op de operationele en personele veranderingen bij de afdelingen Bank, Vendu en Staf. Hoofdstuk 4 van het reorganisatieplan is gewijd aan de rechten van de medewerkers bij de veranderingen. Het toepasselijke Sociaal Plan is opgenomen in hoofdstuk 16 NRGA. De bij de adviesaanvraag gevoegde “Toelichting formatieberekening in het primaire proces bij de afdeling Bank” behelst een analyse uitgevoerd door de beleidsafdeling van de RVE Dienstverlening op basis van de ontwikkeling van de bezoekersaantallen van de Stadsbank van Lening, de inzet van medewerkers, het volume en de waarde van (her)beleningen en lossingen.

3.6

In het licht van de in 3.4 aangeduide reikwijdte van de adviesaanvraag en het feit dat het college op 5 april 2016 reeds had besloten tot de formatiereductie, is de inhoud van de adviesaanvraag naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet ontoereikend. Evenmin kan gezegd worden dat het reorganisatieplan niet voldoet aan artikel 16.2 NRGA, welke bepaling beschrijft welke informatie een reorganisatieplan moet bevatten. Meer in het bijzonder acht de Ondernemingskamer de “Toelichting formatieberekening” voldoende specifiek als onderbouwing van de uitwerking van de formatiereductie, ook omdat paragraaf 3.1 van het reorganisatieplan een beschouwing bevat op basis van deze formatieberekening, waarin onder meer de personele keuzes worden toegelicht. De adviesaanvraag biedt aldus voldoende inzicht voor adequate advisering door de ondernemingsraad. De door de ondernemingsraad over de formatiereductie gestelde vragen bij brief van 22 juli 2016 zijn door de gemeentesecretaris in zijn onder 2.9 genoemde brief beantwoord. Niet gebleken is dat de ondernemingsraad die beantwoording in zijn advies heeft betrokken of daarover nadere vragen heeft gesteld. De gemeente was in de gegeven omstandigheden niet gehouden om, zoals de ondernemingsraad verlangde, een onafhankelijk extern (“methodologisch”) onderzoek te doen uitvoeren. De klacht van de ondernemingsraad dat aan hem ten onrechte niet de volledige analyse van de beleidsafdeling van de RVE Dienstverlening is verstrekt, berust op de ter zitting onjuist gebleken veronderstelling dat die beleidsafdeling naast de genoemde “Toelichting formatieberekening” nog een meer uitgebreide schriftelijke analyse zou hebben gemaakt.

3.7

De ondernemingsraad heeft gewezen op het uitgangspunt dat het aan de ondernemingsraad is (en niet aan de bestuurder) om te bepalen welke informatie hij nodig heeft om tot een weloverwogen advies te kunnen komen. Dat uitgangspunt neemt niet weg dat in het onderhavige geval niet blijkt dat de bestuurder aan de ondernemingsraad enige informatie heeft onthouden die de ondernemingsraad redelijkerwijs nodig had om te kunnen adviseren.

3.8

De tussenconclusie is dat de in 3.1 sub a genoemde bezwaren van de ondernemingsraad niet tot toewijzing van de verzoeken kunnen leiden.

De personele gevolgen en de met het oog daarop getroffen maatregelen

3.9

De ondernemingsraad heeft haar standpunt dat aan de desbetreffende medewerkers een “bovenformatieve status” toegekend had moeten worden in plaats van deze medewerkers boventallig te verklaren, aangeduid als haar belangrijkste bezwaar. Daarmee strookt de “tenzij-bepaling” in het negatieve advies van de ondernemingsraad (zie 2.10).

3.10

Zoals uit de door de ondernemingsraad overgelegde stukken blijkt en ter zitting door de gemeente Amsterdam is bevestigd, komt het voor dat in het kader van een reorganisatie medewerkers “bovenformatief” worden geplaatst. De gemeente Amsterdam heeft toereikend toegelicht dat dit slechts gebeurt indien de desbetreffende functie na de reorganisatie blijft bestaan (zij het in een geringere formatie) en voorzien wordt dat op korte termijn, door natuurlijk verloop, de feitelijke formatie van de desbetreffende functie(groep) in overeenstemming zal zijn met de formatieve norm. De gemeente Amsterdam heeft in de toelichting op het besluit (zie 2.11) en in de onderhavige procedure voldoende toegelicht dat die situatie zich bij de reorganisatie van de Stadsbank van Lening niet voordoet, gelet op de omvang van de personeelsreductie, het vervallen van de functie kassier en de samenstelling van de groep betrokkenen.

3.11

Het begrip “bovenformatieve status” komt niet voor in het Sociaal Plan. Het Sociaal Plan houdt onder meer in dat “[e]r sprake [is] van boventalligheid als ambtenaren na een reorganisatie niet geplaatst kunnen worden in de formatie binnen het reorganisatiegebied”. (artikel 16.10 NRGA). In geval van boventalligheid zijn de gemeente en de betrokkene verplicht om gedurende een bemiddelingstermijn van maximaal twee jaar (behoudens verlenging), op basis van een individuele overeenkomst (trajectovereenkomst) inspanningen te verrichten gericht op het verkrijgen van een andere functie, zo mogelijk door herplaatsing binnen de gemeente, waarbij boventallige mobiliteitskandidaten bij vacatures binnen de gemeente voorrang hebben op alle overige kandidaten en hun oorspronkelijke salaris behoudens indien zij worden geplaats in een functie met een lager salaris met een maximum van twee salarisschalen (artikelen 16.29, 16.30, 16.31 en 16.34 NRGA ). Indien herplaatsing niet wordt gerealiseerd binnen de bemiddelingstermijn kan ontslag volgen met inachtneming van de ontslagprocedure van artikel 16.36 NRGA. Artikel 16.37 NRGA bevat een regeling voor het geval een van beide partijen de trajectovereenkomst niet nakomt of bij de uitvoering daarvan geschillen ontstaan.

3.12

Het ter zitting door de ondernemingsraad verwoorde standpunt dat “boventalligheid” in de praktijk niet leidt tot effectieve inspanningen van de gemeente gericht op herplaatsing binnen de gemeente of een andere oplossing, heeft de ondernemingsraad onvoldoende toegelicht. Dat standpunt is bovendien bestreden; ter zitting heeft de gemeente Amsterdam desgevraagd verklaard dat bij eerdere reorganisaties ten aanzien van een ruime meerderheid van de personen die boventallig zijn verklaard de bemiddeling binnen twee jaar succesvol is geweest.

3.13

Anders dan de ondernemingsraad meent is “boventalligheid” niet onverenigbaar met het feit dat sinds 1 januari 2015 alle medewerkers van de gemeente Amsterdam in algemene dienst zijn van de gemeente. Dat volgt reeds uit de definitie van boventalligheid in artikel 16.10 NRGA. Van zelfsprekend doet daar niet aan af dat volgens artikel 16. 6 van het Sociaal Plan boventalligheid zoveel mogelijk moet worden voorkomen.

3.14

In het licht van het bovenstaande kon de gemeente Amsterdam naar het oordeel van de Ondernemingskamer in redelijkheid besluiten tot toepassing van het Sociaal Plan, ook met betrekking tot boventalligheid.

3.15

De omstandigheid dat een “generatiepact” geen deel uitmaakt van de maatregelen in verband met de personele gevolgen van de reorganisatie, maakt niet dat de gemeente Amsterdam niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.

3.16

Met betrekking tot plaatsingsprocedure overweegt de Ondernemingskamer als volgt. Zoals uit het reorganisatieplan blijkt (pagina 13) is onderdeel van de reorganisatie dat de functie van kassier wordt opgeheven. Het reorganisatieplan houdt in dat werkzaamheden rond betalingen verder zullen worden gedigitaliseerd, dat taxateurs de kern zullen vormen van het primaire proces van de afdeling Bank en dat kassiers niet de taken van de taxateurs kunnen uitvoeren. Nu de formatie aan taxateurs eveneens krimpt, ligt het voor de hand dat de geadviseerde omscholing van kassiers tot taxateurs geen oplossing voor herplaatsing van kassiers biedt. Het maken van onderscheid in de huidige functies is in dit verband niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het advies van de ondernemingsraad biedt geen aanknopingspunten voor de opvatting dat een en ander onjuist of onredelijk zou zijn. Consequentie van deze elementen van de reorganisatie is dat de reorganisatie meer ingrijpende gevolgen heeft voor kassiers dan voor taxateurs, in het bijzonder wat betreft boventalligheid. Het betekent echter niet dat de reorganisatie in enig opzicht in strijd is met geldende regelgeving omtrent (her)plaatsing, in het bijzonder het Sociaal Plan als opgenomen in de NRGA.

De motivering van het besluit

3.17

Voor zover het in 3.1 sub c genoemde bezwaar van de ondernemingsraad naast de hierboven reeds besproken bezwaren zelfstandige betekenis heeft, oordeelt de Ondernemingsraad als volgt. Nu de ondernemingsraad haar standpunt dat de adviesaanvraag onvoldoende is onderbouwd in haar advies niet nader heeft uitgewerkt in reactie op de onder 2.9 genoemde brief van de gemeentesecretaris, kon de gemeentesecretaris dit onderwerp in zijn brief van 21 september 2016 verder onbesproken laten. In zijn advies heeft de ondernemingsraad niet concreet toegelicht met welke “spelregels omtrent de plaatsingsprocedure” het voorgenomen besluit in strijd zou zijn. In het besluit kon de gemeentesecretaris daarom volstaan met het standpunt dat de plaatsingsprocedure conform de regelgeving van het Sociaal Plan wordt gevolgd. Uit het hierboven onder 2.11 weergegeven citaat blijkt dat de gemeentesecretaris in zijn brief van 21 september 2016 heeft toegelicht waarom aan de medewerkers die niet geplaatst kunnen worden de “boventalligheidsstatus” wordt toegekend. Het standpunt van de ondernemingsraad dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd, acht de Ondernemingskamer daarom ongegrond.

Slotsom

3.18

De slotsom is dat de bezwaren van de ondernemingsraad niet leiden tot het oordeel dat de gemeente Amsterdam bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit tot reorganisatie van de Stadsbank van Lening. De verzoeken van de ondernemingsraad zullen daarom worden afgewezen.

4 De beslissing

De Ondernemingskamer:

wijst de verzoeken van de ondernemingsraad af.

Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. J.G. Sijmons, raadsheren, en prof. dr. mr. F. van der Wel RA en drs. J.B.M. Streppel, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Govers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 23 november 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature