Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vervolg van verstekarrest van 13 oktober 2015. Ondanks huurachterstand had de eerste rechter in casu niet zonder mondelinge behandeling ontbindings- en ontruimingsvordering mogen toewijzen; goed mogelijk dat hij anders een terme de grâce had gegeven of slechts had toegewezen onder de voorwaarde dat achterstand werd ingelopen etc. Alsnog comparitie.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.167.189/02

zaaknummer rechtbank Amsterdam : 3609906 CV EXPL 14-32700

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 november 2016

inzake

DELTA LLOYD LEVENSVERZEKERING N.V.,

rechtsopvolger onder algemene titel van DELTA LLOYD VASTGOED WONINGEN B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

opposante,

advocaat: mr. B. Vanatova te Amsterdam,

tegen

[geopposeerde] ,

wonend te ’s-Hertogenbosch,

geopposeerde,

advocaat: mr. T.W. Phea te Arnhem.

1 Het geding in hoger beroep in oppositie

De partijen worden hierna Delta Lloyd en [geopposeerde] genoemd.

Bij dagvaarding van 6 november 2015 is Delta Lloyd in verzet gekomen van het arrest van dit hof van 13 oktober 2015 (hierna: het verstekarrest), in deze zaak onder zaaknummer 200.167.189/01 bij verstek gewezen tussen haar als geïntimeerde en [geopposeerde] als appellante, met conclusie dat het hof het verstekarrest buiten effect zal stellen en alsnog het vonnis van de kantonrechter van 12 december 2014, waarvan beroep, zal bekrachtigen, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep. Delta Lloyd heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.

Partijen hebben hierna de volgende stukken gewisseld:

- akte na memorie (van [geopposeerde] );

- aanzegging schorsing, tevens hervatting procedure, antwoordakte (Delta Lloyd).

Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

2 Beoordeling van het verzet

2.1.

Delta Lloyd heeft in haar antwoordakte verzocht de door [geopposeerde] ingediende akte na memorie buiten beschouwing te laten, aangezien deze in strijd met het Pilot Procesreglement van het hof meer dan twee pagina’s bevat, [geopposeerde] daarbij, zonder aankondiging, aanvullende producties heeft gevoegd en zij inhoudelijk is ingegaan op het door Delta Lloyd in haar verzetdagvaarding/memorie van antwoord gestelde, zodat sprake is van een verkapte memorie van repliek.

2.2.

Het hof overweegt over dit verzoek als volgt. Het stond [geopposeerde] in beginsel vrij een akte na memorie te nemen. Zij heeft hierom verzocht nadat partijen om schriftelijk pleidooi hadden verzocht en dit verzoek was afgewezen. Het hof heeft het verzoek van [geopposeerde] om een akte te mogen nemen toegestaan. De akte van [geopposeerde] (van 5 pagina’s) is weliswaar langer dan in het genoemde procesreglement in beginsel toelaatbaar wordt geacht, maar van een ontoelaatbare overschrijding is naar het oordeel van het hof in de gegeven omstandigheden geen sprake. De verzetdagvaarding/memorie van antwoord van Delta Lloyd beslaat zestien pagina’s en verwijst naar 11, deels nieuwe, producties. Het is met het oog op een goede instructie van de zaak wenselijk dat [geopposeerde] op de door Delta Lloyd in haar voornoemde processtuk ingenomen stellingen is ingegaan en het is begrijpelijk dat [geopposeerde] daarvoor meer pagina’s nodig had dan in het genoemde procesreglement is bepaald. Anders dan Delta Lloyd aanvoert, is zij door de akte van [geopposeerde] niet in haar verweersmogelijkheden geschaad. Het is aan Delta Lloyd immers toegestaan om bij antwoordakte op de akte van [geopposeerde] (en de daarbij overgelegde producties) te reageren, van welke gelegenheid zij ook gebruikt heeft gemaakt. Het verzoek van Delta Lloyd om de akte van [geopposeerde] buiten beschouwing te laten wordt daarom afgewezen.

2.3.

Het hof heeft in het verstekarrest van 13 oktober 2015 onder 2.1 tot en met 2.7 een aantal feiten vastgesteld. De juistheid van deze feitenweergave is door partijen in de na dit arrest gewisselde stukken niet ter discussie gesteld. Daarom dienen deze feiten ook thans, voor de beoordeling van het onderhavige verzet, als uitgangspunt. Het gaat in deze zaak, kort samengevat en aangevuld met de verder in hoger beroep gebleken feiten, om het volgende.

( a) Delta Lloyd heeft sinds 1 december 2005 aan [geopposeerde] een woning te Amstelveen verhuurd tegen een huurprijs van, met ingang van de laatst bekende huurprijswijziging per juli 2014, € 550,69 per maand.

( b) Medio 2014 heeft [geopposeerde] een huurachterstand laten ontstaan. Tot en met de huur over de maand september 2014 bedroeg de huurachterstand volgens opgave van Delta Lloyd € 1.118,11. Delta Lloyd heeft [geopposeerde] in september, oktober en november 2014 schriftelijk tot betaling aangemaand.

( c) Bij inleidende dagvaarding van 14 november 2014 heeft Delta Lloyd [geopposeerde] in rechte betrokken en gevorderd dat de huurovereenkomst zal worden ontbonden, dat [geopposeerde] zal worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van € 1.891,18, met wettelijke rente over (de kale huurachterstand van) € 1.685,49, te vermeerderen met nog te vervallen huurtermijnen c.q. schadevergoeding ter hoogte van verschuldigde huur na ontbinding van de huurovereenkomst. In de dagvaarding is gespecificeerd dat de kale huurachterstand van € 1.685,49 als volgt is samengesteld: € 1.118,11 (betalingsachterstand t/m september 2014) en € 1.101,38 (huur over de maanden oktober en november 2014) te verminderen met een door [geopposeerde] verrichte betaling van € 534,=. In de dagvaarding wordt voorts betaling gevorderd van € 167,72 aan buitengerechtelijke incassokosten en btw hierover van € 35,22 alsmede de rente tot de dag van dagvaarding van € 2,75, zodat het totaal door [geopposeerde] verschuldigde € 1.891,18 bedraagt.

( d) [geopposeerde] heeft in eerste aanleg in persoon schriftelijk verweer gevoerd. Het door [geopposeerde] gevoerde verweer heeft het hof in het verstekarrest onder 2.4 geciteerd. Dat verweer komt erop neer dat [geopposeerde] sinds 2013 werkloos is, dat de Belastingdienst op haar WW‑uitkering beslag heeft gelegd, waardoor zij nog meer in de knel is geraakt, dat zij sinds augustus 2014 ziek is en geen volledige uitkering heeft gekregen, dat zij nu al weken zonder inkomen zit en zich tot schuldhulp van de gemeente Amstelveen heeft gewend, alsmede dat zij er alles aan doet om aan haar betaalverplichtingen te voldoen, dat van onwil geen sprake is en dat zij zal proberen de achterstand in te halen zodra haar uitkering binnenkomt.

( e) De kantonrechter heeft bij vonnis van 12 december 2014, zonder voorafgaand een comparitie van partijen te bevelen, de vorderingen van Delta Lloyd als door [geopposeerde] erkend toegewezen, met vaststelling van de proceskosten op € 707,77 te vermeerderen met € 50,= aan nasalaris, te verhogen met € 68,= bij betekening van het vonnis. Delta Lloyd heeft het vonnis van de kantonrechter op 30 december 2014 aan [geopposeerde] doen betekenen en op 9 januari 2015 heeft Delta Lloyd het gehuurde doen ontruimen. Op die dag was [geopposeerde] in het ziekenhuis opgenomen.

2.4.

Het hof heeft in het verstekarrest, onder 3.3, vooropgesteld dat een huurachterstand van drie maanden huur kan rechtvaardigen dat een vordering tot ontbinding en ontruiming wordt toegewezen. Het hof heeft voorts als volgt overwogen. [geopposeerde] heeft in de loop van 2014 een huurachterstand laten ontstaan van drie maanden. Er is echter niet gebleken van eerdere substantiële huurachterstanden. Het door [geopposeerde] in de procedure in eerste aanleg gevoerde verweer moet aldus begrepen dat zij aan de kantonrechter heeft uiteengezet dat voor het ontstaan van de huurachterstand een specifieke oorzaak bestaat en dat zij die oorzaak zo snel mogelijk wil wegnemen. Uit haar verweer kan worden opgemaakt dat zij erop aandringt dat enig geduld wordt betracht en dat haar de kans wordt gegeven de achterstand in te lopen zodat zij haar woning kan behouden. Daarin kan, aldus nog steeds het hof, tenminste een verzoek tot het verlenen van een terme de grâce worden gelezen. Naar het oordeel van het hof hadden onder de geschetste omstandigheden de vorderingen van Delta Lloyd tot ontbinding en ontruiming niet moeten worden toegewezen zonder ofwel het gelasten van een mondelinge behandeling, ofwel het verbinden van een terme de grâce aan die toewijzing. Bij deze beoordeling heeft het hof betrokken dat als door Delta Lloyd onweersproken vaststaat dat [geopposeerde] rondom de datum van het vonnis in eerste aanleg een groot deel van de huurachterstand had voldaan door twee betalingen te verrichten van € 550,= op respectievelijk 5 december en 17 december 2014, waardoor de huurachterstand ten tijde van het vonnis volgens [geopposeerde] € 1.135,49 bedroeg en kort na dat vonnis € 585,49 resteerde. Het hof heeft hieraan toegevoegd het onder die omstandigheden onbegrijpelijk te achten dat Delta Lloyd de ontruiming heeft doorgezet. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd voor zover [geopposeerde] is veroordeeld tot betaling van € 585,49 en tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 202,94 (inclusief btw) nu op het tijdstip van dagvaarding een achterstand van drie maanden huur bestond, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.685,49 vanaf 14 november 2014 tot aan de dag van voldoening.

2.5.

Tegen het verstekarrest heeft Delta Lloyd tijdig verzet aangetekend met de op 6 november 2015 uitgebrachte verzetdagvaarding in hoger beroep, tevens memorie van antwoord. Zij heeft, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Al vanaf januari 2006 heeft [geopposeerde] structureel huurachterstand laten ontstaan. Een aantal maanden heeft zij wel de huurprijs betaald, maar andere maanden weer niet. Nadat Delta Lloyd in 2009 en 2012 incassoprocedures tegen [geopposeerde] had opgestart zijn betalingsregelingen getroffen, waarna de achterstand is ingelopen, maar in 2014 is wederom een forse huurachterstand ontstaan van € 1.685,49 hetgeen voor Delta Lloyd aanleiding vormde de onderhavige procedure tegen [geopposeerde] te beginnen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Delta Lloyd terecht toegewezen. Ten tijde van de inleidende dagvaarding bestond immers een huurachterstand van drie maanden. Het inlopen van een huurachterstand maakt de tekortkoming niet ongedaan. Stukken waaruit zou moeten blijken dat sprake is geweest van verlies van werk, het leggen van beslag door de Belastingdienst op haar WW-uitkering en haar ziekte, heeft [geopposeerde] niet overgelegd. Die omstandigheden komen overigens voor rekening en risico van [geopposeerde] . Het had op de weg van [geopposeerde] gelegen om tijdig met Delta Lloyd contact op te nemen en de door haar gestelde omstandigheden kenbaar te maken, waarna eventueel een betalingsregeling had kunnen worden getroffen waaraan [geopposeerde] zich zou hebben moeten houden. Verder dient, aldus Delta Lloyd, te worden meegewogen dat [geopposeerde] blijkens mededeling van de deurwaarder inmiddels andere woonruimte heeft gevonden in ’s‑Hertogenbosch. Delta Lloyd heeft voorts na de ontruiming het gehuurde verhuurd aan een andere huurder en zij kan de woning dus niet meer aan [geopposeerde] ter beschikking stellen. De belangenafweging die eventueel bij de beoordeling van de vordering tot ontbinding en ontruiming kan plaatsvinden, dient al met al in het voordeel van Delta Lloyd uit te vallen. Het beroep van [geopposeerde] op de terme de grâce van artikel 7:280 BW faalt, aldus Delta Lloyd. Er waren geen aanwijzingen dat [geopposeerde] binnen korte termijn aan de betalingsverplichting kon voldoen. Het om hulp vragen bij een schuldhulpverlening betekent nog niet dat [geopposeerde] ook daadwerkelijk aan haar betalingsverplichting zou kunnen voldoen. Daarbij verdient opmerking dat het vonnis van de kantonrechter waarvan beroep op 12 december 2014 is gewezen terwijl de huurachterstand nog steeds niet is betaald. De huurachterstand bedraagt momenteel € 1.686,87, de huur over december 2014 en januari 2015 meegerekend, aldus steeds Delta Lloyd.

2.6.

Door [geopposeerde] is bij akte na memorie naar voren gebracht dat zij niet eerder dan in de onderhavige procedure door Delta Lloyd in rechte is betrokken tot betaling van huurachterstand. Zij voert verder aan dat de huurachterstand uit 2012, die geheel is ingelopen, niet mag meewegen in de beoordeling of de huurovereenkomst kan worden ontbonden, waarbij zij zich beroept op een aanbeveling van de commissie civiel- en procesrecht van het LOK (Landelijk Overleg van Kantonsectorvoorzitters). Zij stelt voorts dat het door Delta Lloyd als productie 5 bij haar verzetdagvaarding overgelegde overzicht van verschuldigde bedragen en betalingen incompleet is en dat daarin ten onrechte een totaalbedrag van € 300,= aan aanmaankosten is opgevoerd, waarop ten onrechte huurbetalingen van [geopposeerde] zijn afgeboekt. De totale huurschuld dient volgens [geopposeerde] daarom € 300,= lager uit te vallen. Daarmee rekening houdend en met de betaling van € 550,= op 5 december 2014, bedroeg volgens [geopposeerde] de huurachterstand ten tijde van het vonnis in eerste aanleg minder dan drie maandhuren, namelijk € 1.386,18, en is daarna nog de betaling gevolgd op 17 december 2014, waardoor de huurachterstand € 836,18 was. Verder stelt [geopposeerde] dat Delta Lloyd ten onrechte de gehele huur over januari 2015 heeft meegeteld bij de huidige huurschuld. Onder overlegging van een e-mail van 23 september 2014 aan het incassobureau van Delta Lloyd betwist zij voorts dat zij geen contact met Delta Lloyd heeft opgenomen na haar ziekte en de beslaglegging door de Belastingdienst op haar uitkering. Ten slotte stelt [geopposeerde] voldoende belang te hebben bij het hoger beroep ook al heeft zij een woning in ’s-Hertogenbosch gevonden, omdat van belang is dat komt vast te staan dat zij ten onrechte is ontruimd en zij daardoor schade heeft geleden.

2.7.

Delta Lloyd heeft de door haar reeds ingenomen standpunten bij haar antwoordakte gehandhaafd. Zij wijst - in haar antwoordakte onder 9 t/m 17 - erop dat de huurachterstand ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding drie maanden huur bedroeg en dat het inlopen van de huurachterstand in de loop van de procedure daaraan niet het karakter van tekortkoming ontneemt. Zij acht het standpunt van [geopposeerde] dat oude huurachterstanden niet meewegen mits de huurder niet door de rechter tot betaling daarvan is veroordeeld, niet juist. Een eerdere veroordeling is volgens Delta Lloyd geen (wettelijk) vereiste. Voor de beoordeling van het beroep van [geopposeerde] op de ‘tenzij-regel’ van artikel 6:265 BW acht Delta Lloyd van belang vast te stellen dat [geopposeerde] gedurende de gehele huurperiode slechts 16 van 109 huurtermijnen op tijd heeft voldaan. Delta Lloyd betwist verder - in haar antwoordakte onder 18 t/m 25 - dat zij niet bevoegd was betalingen van [geopposeerde] af te boeken op de aanmaningskosten. Dat was volgens Delta Lloyd wel toegestaan omdat [geopposeerde] bij haar betalingen niet heeft aangewezen op welke betalingsverplichting deze zagen. Delta Lloyd stelt met productie 5 bij verzetdagvaarding/memorie van antwoord een inzichtelijk en volledig overzicht te hebben verstrekt van door [geopposeerde] in de jaren 2006 tot en met 2014 gedane betalingen. De aanmaningskosten die in voorgaande jaren (2009, respectievelijk 2012) door [geopposeerde] verschuldigd zijn geworden dienen volgens Delta Lloyd niet bij dit geschil te worden betrokken. Volgens Delta Lloyd zijn in 2014 feitelijk ook geen aanmaningskosten ten bedrage van € 300,= afgeboekt. Dit blijkt, aldus Delta Lloyd, tevens uit het door haar overgelegde overzicht (productie 5 bij memorie van antwoord). Onder 26 t/m 32 van haar antwoordakte betoogt Delta Lloyd dat [geopposeerde] over de maand januari 2015 de volledige huur over die maand verschuldigd is, waaraan niet afdoet dat het gehuurde op 9 januari 2015 is ontruimd. De actuele huurachterstand per 1 januari 2015 bedraagt volgens Delta Lloyd thans € 1.686,87, welk bedrag nog steeds niet is voldaan. Delta Lloyd stelt ten slotte dat [geopposeerde] niet met haar in overleg is getreden om een betalingsregeling voor te stellen met betrekking tot de steeds verder oplopende huurschuld, dat [geopposeerde] niet voldoende belang heeft bij het hoger beroep en dat [geopposeerde] niet in aanmerking komt voor door Delta Lloyd aan te bieden vervangende woonruimte, omdat [geopposeerde] over onvoldoende inkomen beschikt om die te kunnen betalen en zij, zoals is gebleken, zich niet houdt aan haar betalingsverplichtingen als huurder.

2.8.

In de over en weer ingenomen standpunten ziet het hof aanleiding om een verschijning van partijen te gelasten. Deze comparitie zal in de eerste plaats worden benut om nadere inlichtingen van partijen te verkrijgen. Het hof overweegt daartoe het volgende.

2.8.1.

Vast staat dat [geopposeerde] in het verleden, in 2009 en 2012 en vervolgens in 2014, huurachterstanden heeft laten ontstaan. De huurachterstanden van 2009 en 2012 zijn door [geopposeerde] met betalingsregelingen ingelopen. Het door Delta Lloyd als productie 5 bij verzetdagvaarding/memorie van antwoord overgelegde overzicht verschaft geen duidelijkheid over de hoogte van de huurachterstand(en) van [geopposeerde] in de loop van de tijd. De productie bevat weliswaar lijsten van verschuldigde (huur)bedragen en van door [geopposeerde] verrichte betalingen, maar maakt niet inzichtelijk welk bedrag door [geopposeerde] per datum van ontstaan van een nieuwe schuld en per datum van betaling nog verschuldigd was. Het hof verzoekt Delta Lloyd een dergelijk overzicht alsnog in het geding te brengen. Het hof verzoekt Delta Lloyd in het bijzonder hierbij aandacht te geven aan het feit dat zij bij brief van 19 september 2014 [geopposeerde] heeft gesommeerd tot betaling van een huurachterstand van € 1.118,11, welk bedrag ook in de inleidende dagvaarding is genoemd, maar dat dat bedrag niet in de genoemde productie 5 is terug te vinden noch daaruit valt te destilleren. Eveneens is onvoldoende duidelijk hoe Delta Lloyd de actuele huurachterstand (tot en met de huur van januari 2015) heeft berekend. In haar verzetdagvaarding/memorie van antwoord en antwoordakte vermeldt Delta Lloyd een achterstand per 1 januari 2015 (naar het hof begrijpt inclusief de maand januari 2015) van € 1.686,87. Volgens het laatste blad van het als productie 5 door Delta Lloyd bij verzetdagvaarding/memorie van antwoord overgelegde overzicht bedraagt de huurachterstand tot en met januari 2015 echter € 1.268,81. De precieze hoogte van de huurachterstand is mede van belang voor de beoordeling van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming gerechtvaardigd is.

2.8.2.

De huurachterstand die vanaf september 2014 is ontstaan heeft Delta Lloyd aanleiding gegeven de onderhavige procedure tegen [geopposeerde] te beginnen. Ook na kennisneming van het door Delta Lloyd in de onderhavige verzetprocedure ingenomen standpunt, blijft het hof van oordeel dat de kantonrechter in de gegeven omstandigheden de vorderingen van Delta Lloyd tot ontbinding en ontruiming niet had mogen toewijzen zonder in elk geval eerst een mondelinge behandeling te gelasten. De omstandigheid dat [geopposeerde] ook thans nog een huurachterstand heeft, leidt naar het oordeel van het hof niet tot de conclusie dat het vonnis van de kantonrechter moet worden bekrachtigd, zoals Delta Lloyd betoogt. Er kan immers niet zonder meer van worden uitgegaan dat de vorderingen van Delta Lloyd zouden zijn toegewezen, indien de kantonrechter een mondelinge behandeling had bepaald en daarbij [geopposeerde] zou hebben gehoord. Het hof acht het, ook indien in aanmerking wordt genomen dat [geopposeerde] in eerdere jaren huurachterstanden heeft laten ontstaan, die zij echter heeft ingelopen, en gezien de in 2014 ontstane huurachterstand, goed mogelijk dat de kantonrechter [geopposeerde] dan een terme de grâce zou hebben verleend of de ontbinding en ontruiming zou hebben uitgesproken onder de voorwaarde dat [geopposeerde] die huurachterstand zal inlopen en binnen één jaar na datum vonnis geen nieuwe huurachterstand zal laten ontstaan. De vraag dient daarom te worden beantwoord of [geopposeerde] financieel daartoe in staat zou zijn geweest en zij haar betalingsverplichtingen correct zou zijn nagekomen. Het hof wenst op dat punt van [geopposeerde] nadere inlichtingen te verkrijgen. Aan [geopposeerde] wordt verzocht een met stukken onderbouwd inzicht te geven in haar financiële situatie in de periode vanaf 1 december 2014 tot 1 december 2015, welk inzicht onder meer zal kunnen worden verschaft door het overleggen van bankafschriften en stukken betreffende de inkomsten/uitkering(en) van [geopposeerde] in die periode. [geopposeerde] heeft verklaard dat de Belastingdienst beslag heeft laten leggen op haar uitkering. Aan [geopposeerde] wordt verzocht gegevens met betrekking tot dit beslag in het geding te brengen, waaruit kan worden afgeleid wanneer dit beslag is gelegd, welk effect het beslag vervolgens heeft gehad op haar maandelijkse inkomsten en wanneer dit beslag eventueel is opgeheven.

2.9.

Het hof verzoekt partijen de informatie genoemd in de overwegingen 2.8.1 en 2.8.2 uiterlijk twee weken vóór de hierna te noemen datum van de comparitie in het geding te brengen, op de wijze als hierna zal worden bepaald. De comparitie zal tevens worden benut voor het beproeven van een minnelijke regeling.

2.10.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3 Beslissing

Het hof:

bepaalt dat partijen in persoon respectievelijk, voor zover partijen rechtspersoon zijn, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun advocaten, tot het hiervoor onder 2.8 en 2.9 omschreven doel zullen verschijnen op donderdag 22 december 2016 om 9.30 uur ten overstaan van mr. J.E. Molenaar, daartoe als raadsheer commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam;

bepaalt dat de advocaten dienen na te (laten) gaan of partijen en de advocaten zelf op de hierboven bepaalde dag en tijd kunnen verschijnen en dat deze – zo dat niet het geval mocht zijn – uiterlijk op 29 november 2016 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van december 2016 tot maart 2017 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;

bepaalt dat partijen de schriftelijke stukken als bedoeld onder 2.9, uiterlijk twee weken voor de comparitiedatum dienen toe te zenden aan de raadsheer-commissaris, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, J.E. Molenaar en C. Uriot, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 november 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature