Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Bekrachtiging afwijzing schuldsanering. Stellingen met betrekking tot ontvangen kinderopvangtoeslag niet onderbouwd. Geen opheldering gegeven over het ontstaan en bovendien heeft betrokkene de situatie laten voortduren. De goeder trouw is niet aannemelijke gemaakt.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.190.559/01

rekestnummer rechtbank : C/13/605490/ FT RK 16/732

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 juli 2016

in de zaak van

[X]

wonende te Amsterdam,

appellante,

advocaat: mr. C.C.W. Plaat te Utrecht.

1 Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [X] genoemd.

[X] is bij op 3 mei 2016 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 april 2016, waarbij het verzoek van [X] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.

Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 28 juni 2016. Bij die behandeling is [X] verschenen, bijgestaan door mr. Plaat voornoemd, die het beroepschrift mondeling heeft toegelicht.

Het hof heeft kennis genomen van het beroepschrift en het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg.

[X] heeft desgevraagd verklaard over dezelfde processtukken te beschikken.

2 Beoordeling

2.1

[X] heeft in het beroepschrift verzocht alsnog tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden toegelaten. [X] stelt dat zij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden en heeft daartoe – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. [X] begrijpt niet hoe het kan dat kinderopvangorganisatie Kidtopia een bedrag van € 15.066,94 van haar vordert en dat de belastingdienst bedragen terugvordert in verband met ontvangen kinderopvangtoeslag over de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013. [X] heeft ten behoeve van haar zoon gebruikt gemaakt van de kinderopvang gedurende de periode januari 2010 tot en met december 2011. Nadat zij er door de gemeente op was gewezen dat zij recht had op kinderopvangtoeslag, heeft zij dit aangevraagd en rechtstreeks laten uitbetalen aan Kidtopia. Sinds 2012 maakt zij geen gebruik meer van kinderopvang omdat haar zoon naar de basisschool gaat. Zij heeft dit telefonisch aan Kidtopia en de belastingdienst laten weten. [X] begrijpt niet hoe een grote schuld aan Kidtopia en de belastingdienst heeft kunnen ontstaan nu zij de kinderopvangtoeslag niet zelf heeft ontvangen. Zij heeft geprobeerd dit (telefonisch en per e-mail ) uit te zoeken, maar zij krijgt geen medewerking, aldus steeds [X] .

2.2

Uit artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, Faillissementswet (Fw) vloeit voort dat een verzoek om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling alleen wordt toegewezen als de schuldenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat hij ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Het hof is van oordeel dat [X] daarin niet is geslaagd.

2.3

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [X] in vorenbedoelde periode een schuld aan de belastingdienst heeft laten ontstaan van € 26.631,-, waarvan een bedrag van € 23.252,- betrekking heeft op teruggevorderde kinderopvangtoeslag over de jaren 2011 tot en met 2013. Daarnaast vordert kinderopvangorganisatie Kidtopia een bedrag van € 15.066,94 van [X] . [X] heeft gesteld dat zij nooit zelf de kinderopvangtoeslag heeft ontvangen maar dat deze rechtstreeks aan Kidtopia werd betaald en dat de vorderingen daarom dus niet juist zijn. Deze stelling wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. [X] heeft immers geen opheldering gegeven over de oorzaak van het ontstaan van de schulden en heeft hieromtrent ook geen stukken overgelegd. [X] heeft evenmin bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van de belastingdienst, hetgeen niet goed valt te rijmen met haar standpunt ten aanzien van deze schuld. Verder is van belang dat [X] die ieder jaar een overzicht moet hebben gehad van de belastingdienst inzake toegekende toeslagen, ook nadat zij – naar eigen zeggen – aan de belastingdienst telefonisch had doorgegeven dat zij geen gebruik meer maakte van kinderopvang, geen actie heeft ondernomen de toeslagen stop te zetten nadat was gebleken dat de belastingdienst deze bleef uitkeren. Bij deze stand van zaken moet – in aanmerking genomen de aard en omvang van deze schulden – worden geoordeeld dat [X] niet aannemelijk heeft gemaakt te goeder trouw te zijn geweest ten aanzien van het ontstaan van de schulden aan de belastingdienst en Kidtopia. De omstandigheid dat de gemeente Amsterdam haar destijds heeft aangeraden kinderopvangtoeslag aan te vragen, leidt niet tot een ander oordeel. Bovengenoemde schulden staan aan de toelating van [X] tot de schuldsaneringsregeling in de weg.

2.4

Voor zover [X] nog een beroep heeft willen doen op de in artikel 288, derde lid, Fw neergelegde hardheidsclausule overweegt het hof het volgende. Het hof verwerpt dit beroep nu niet is gebleken van zodanige feiten en omstandigheden die rechtvaardigen dat [X] met een beroep op de hardheidsclausule tot de schuldsaneringsregeling moet worden toegelaten. Voor zover er sprake van is dat [X] thans doende is haar leven op orde te krijgen, zijn deze inspanningen nog van te korte duur en daarmee onvoldoende bestendig om te kunnen concluderen dat zij de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden onder controle heeft. In dit verband merkt het hof op dat onlangs twee strafbeschikkingen zijn opgelegd ten bedrage van € 350,- en 470,- en dat de kwestie inzake de tijdelijke uithuisplaatsing van haar kind nog niet is opgelost. De omstandigheid dat [X] een budgetbeheertraject heeft doorlopen is - tegen de achtergrond van het voorgaande - onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

2.5

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3 Beslissing

Het hof:

- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, M.A. Goslings en E.A.G.M. Waaijers en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.

Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature