Werkgever zegt, na daartoe verkregen toestemming UWV, arbeidsovereenkomst op vanwege schending re-integratieverplichtingen door werknemer. Hof oordeelt dat van schending re-integratieverplichtingen geen sprake is, en de opzegging kennelijk onredelijk. Ook wordt de loonvordering over de periode dat het loon op grond van art. 7:629 lid 3 BW was gestopt, toegekend.