Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

OK, WOR, afwijzing verzoek OR besluit tot inrichting stafbureau Voorzitter en Presidium Tweede Kamer niet kennelijk onredelijk. Ondanks rommelig medezeggenschapstraject heeft OR toch wezenlijke invloed kunnen uitoefenen. Het tijdelijk invullen van functies stafbureau i.o. zijn geen uitvoeringshandelingen. Verschil van inzicht over nut en noodzaak maakt besluit niet kennelijk onredelijk.

Uitspraak



beschikking

___________________________________________________________________

GERECHTSHOF AMSTERDAM

ONDERNEMINGSKAMER

zaaknummer : 200.155.606/01 OK

beschikking van de Ondernemingskamer van 16 januari 2015

inzake

DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAAL,

gevestigd te Den Haag,

VERZOEKER,

advocaat: mr. A.D. Brouwers-Wozniak, kantoorhoudende te Den Haag,

t e g e n

DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL,

gevestigd te Den Haag,

VERWEERSTER,

advocaat: mr. J. van Zanten, kantoorhoudende te Den Haag.

1 Het verloop van het geding

1.1

In het vervolg zal verzoeker (ook) worden aangeduid als de ondernemingsraad, verweerster (ook) als de Tweede Kamer. De bestuurder in de zin van de WOR wordt aangeduid als de Griffier van de Tweede Kamer. Met het managementteam wordt gedoeld op het team dat zich feitelijk met leiding geven bezig houdt (zie hierna).

1.2

De ondernemingsraad heeft bij op 5 september 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, zakelijk weergegeven, het beroep tegen het besluit van 11 augustus 2014 met betrekking tot het oprichten van een stafbureau Voorzitter en Presidium (hierna ook: het Stafbureau) gegrond te verklaren en bij wijze van een voorziening aan de Tweede Kamer de verplichting op te leggen voornoemd besluit in te trekken en de Tweede Kamer te verbieden handelingen te verrichten of te doen verrichten ter uitvoering van het bestreden besluit, met veroordeling van de Tweede Kamer in de kosten van de procedure.

1.3

De Griffier van de Tweede Kamer heeft bij op 27 oktober 2014 per fax en op 28 oktober 2014 per post ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van de ondernemingsraad af te wijzen.

1.4

Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 20 november 2014. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2 De feiten

2.1

De ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer staat onder leiding van de Griffier van de Tweede Kamer (hierna: de Griffier). De Griffier is bestuurder van de ambtelijke organisatie in de zin van de WOR. De Griffier, de Directeur Bedrijfsvoering, Financiën en Personeel & Organisatie en de Directeur Informatiseringsbeleid vormen tezamen het managementteam van de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer. Het Presidium van de Tweede Kamer, bestaande uit de Voorzitter en de ondervoorzitters, houdt toezicht op de ambtelijke organisatie. Bij de ambtelijke organisatie zijn ongeveer 600 ambtenaren in dienst.

2.2

De ambtelijke organisatie was in ieder geval tot begin 2014 als volgt georganiseerd:

2.3

In 2012 en in 2013 heeft de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer onderzoek laten doen naar het samenvoegen van de Stafdienst Voorlichting en de Dienst Communicatie (zie hiervoor het schema in 2.2).

2.4

Op 23 januari 2014 heeft het managementteam aan de ondernemingsraad bericht dat het managementteam zich voorbereidt op besluitvorming over de verdere professionalisering van de ondersteuning van de Voorzitter en het Presidium en dat het streven is hierover uiterlijk op 1 mei 2014 een definitief besluit te nemen. In afwachting van dit besluit zal er iemand worden aangesteld die als kwartiermaker de Voorzitter en het Presidium inhoudelijk zal ondersteunen en die samen met de stafdienst P&O een stafbureau zal voorbereiden. In het bericht staat voorts dat invulling van een eventuele organisatiewijziging volgens “de gebruikelijke procedures” plaats vindt.

2.5

Op 21 februari 2014 heeft de ondernemingsraad positief advies uitgebracht over het voorgenomen besluit (zie hiervoor 2.3) de Stafdienst Voorlichting en de Dienst Communicatie samen te voegen.

2.6

In antwoord op vragen van de ondernemingsraad over (het voornemen tot) de aanstelling van een senior voorlichter, heeft het managementteam bij mail van 25 maart 2014 aan de ondernemingsraad geschreven:

“Formeel gaat de functionaris onder de Stafdienst Voorlichting vallen, praktisch zal de aansturing vanuit kwartiermaker Stafbureau i.o. plaatsvinden, in afwachting van en vooruitlopend op de formele besluitvorming over dat Stafbureau. De griffier zal hierover in overleg treden met de OR.”

2.7

Op 26 maart 2014 heeft de ondernemingsraad per mail het volgende aan het managementteam bericht:

“De OR maakt uit de tot nu toe verstrekte informatie op dat er sprake is van een mogelijk voorgenomen besluit. Nu echter worden er definitieve keuzes gemaakt. Keuzes die er blijk van geven dat hier geen sprake is van een voornemen, maar van een uitvoering. Hiertegen maakt de OR bezwaar.

(…)

Nu loopt u, door het aanstellen van een nieuwe senior voorlichter weer vooruit op de reorganisatie binnen Voorlichting en Communicatie.

(…)

De OR is van mening dat u geen uitvoering kan geven aan het, in dit stadium, aanstellen van een senior Voorlichter voor het mogelijk nieuwe Stafbureau. De OR verzoekt tot opschorting van dit besluit. (…) Er worden onomkeerbare besluiten genomen ten aanzien van het Stafbureau. Het oprichten van een Stafbureau is conform WOR 25 adviesplichtig. Het aanstellen van de senior Voorlichter is derhalve een uitvoering, daarvan kan pas sprake zijn nadat de adviesprocedure is afgerond.”

2.8

Bij brief gedateerd 15 april 2014 heeft de Griffier de ondernemingsraad een voorstel (vervat in een notitie gedateerd 16 april 2014) tot het inrichten van een stafbureau Voorzitter en Presidium (hierna ook: het voorstel) gestuurd ter consultatie. De Griffier heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de inrichting van het Stafbureau niet als belangrijke verandering in de organisatie in de zin van artikel 25 lid onder d en e WOR kan worden aangemerkt. In het voorstel is onder meer vermeld dat aanleiding voor de oprichting van het Stafbureau gelegen is in de toename van activiteiten rond de Voorzitter en het Presidium en dat in de ondersteuning van de Voorzitter en het Presidium een centraal aanspreekpunt ontbreekt. In het voorgenomen Stafbureau worden een aantal functies, die tot dan toe verspreid zijn over verschillende diensten , samengebracht: twee medewerkers protocol, één woordvoerder en het secretariaat van de Voorzitter en het Presidium. Het Stafbureau valt direct onder de Griffier. Het hoofd Stafbureau wordt een nieuwe functie, waarvoor een werving- en selectieprocedure zal worden gestart. De functie zal eerst intern worden opengesteld.

2.9

Bij brief van 18 april 2014 heeft de Griffier aan de ondernemingsraad geschreven dat het inrichten van een Stafbureau een organisatiewijziging betreft die niet leidt tot krimp maar tot een herschikking van taken en functies met minimale personele consequenties en dat hierbij het recht hoort voor de ondernemingsraad om geconsulteerd te worden, welke consultatie kan leiden tot aanpassing van het voorstel.

2.10

De Griffier heeft bij brief gedateerd 25 april 2014 en door de ondernemingsraad ontvangen op 13 mei 2014 de afspraak bevestigd dat de ondernemingsraad terzake het voorstel een adviesrecht op grond van artikel 25 WOR toekomt en dat, waar in de brief van 15 april 2014 werd gesproken over consultatie, thans de ondernemingsraad gevraagd wordt advies uit te brengen als bedoeld in artikel 25 WOR .

2.11

Op 28 mei 2014 hebben het managementteam en de ondernemingsraad een overlegvergadering gehouden. De Griffier heeft ter vergadering toegelicht dat eind 2013 bleek dat er meer behoefte bestond aan ondersteuning van de Voorzitter. Omdat iedere Voorzitter weer andere ondersteuningsbehoeften heeft, krijgen de medewerkers van het stafbureau een tijdelijke aanstelling. De ondernemingsraad heeft gevraagd of de medewerkers van de in een reorganisatie betrokken diensten Communicatie en Voorlichting (zie hiervoor onder 2.3) niet minder kansen hebben nu een deel van de functies vóór de reorganisatie naar het Stafbureau gaat. De Griffier heeft hierop geantwoord dat in september 2013 is gestart met het werven van senior voorlichter, maar dat geen interne kandidaten hebben gereageerd.

2.12

Op 10 juni 2014 heeft de ondernemingsraad negatief geadviseerd over het voorstel.

2.13

Op 12 juni 2014 hebben het managementteam en de ondernemingsraad een extra overlegvergadering gehouden. De ondernemingsraad heeft in die vergadering naar voren gebracht dat de oprichting van een Stafbureau een definitieve oplossing is voor een tijdelijk probleem en dat de werkzaamheden van een Stafbureau meer horen bij de politieke dan bij de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer. In de vergadering heeft het managementteam aangeboden de functie senior Voorlichter hiërarchisch onder de nieuwe dienst Communicatie te laten vallen, met dien verstande dat de aansturing van de senior Voorlichter vanuit het stafbureau plaatsvindt. Het managementteam heeft de ondernemingsraad verzocht een nieuw advies uit te brengen. De ondernemingsraad heeft toegezegd een tweede advies uit te brengen “vanwege gevoeligheden binnen de organisatie”.

2.14

De ondernemingsraad heeft op 24 juni 2014 in een tweede aanvullend advies opnieuw negatief geadviseerd over het voorgenomen besluit tot het oprichten van een Stafbureau. Het advies houdt onder meer in:

“Dit leidt tot het volgende OR-advies:

1. De OR is niet overtuigd van nut en noodzaak om een Stafbureau als zelfstandige entiteit op te richten en adviseert u derhalve niet over te gaan tot de oprichting en inrichting van een Stafbureau, mede gelet op het feit dat de door het Stafbureau uit te voeren werkzaamheden grote raakvlakken hebben met werkzaamheden die op dit moment worden uitgevoerd door de dienst Communicatie en Voorlichting en het feit dat de medewerkers van Voorlichting en Communicatie zich momenteel in een reorganisatietraject bevinden.

2. De OR adviseert u om de werkzaamheden van het Stafbureau onderdeel te laten zijn van de nieuw in te richten dienst Communicatie.

3. De OR adviseert u de nieuw aan te stellen kwartiermaker/diensthoofd Communicatie in zijn plan voor de nieuw in te richten dienst, de facilitering van de Voorzitter en het Presidium onderdeel te laten zijn.

4. De OR adviseert u om alle aanwezige kennis binnen de betrokken diensten en afdelingen mee te nemen bij het tot stand laten komen van een inrichtingsplan. Hierbij adviseert de OR u om een grote mate van medewerkersparticipatie en medezeggenschap te laten plaatsvinden.”

2.15

In reactie op het advies van de ondernemingsraad van 24 juni 2014 heeft de Griffier aan de ondernemingsraad laten weten dat het managementteam zich beraadt op een inhoudelijke reactie en daaraan nog geen termijn kan verbinden.

2.16

Op 12 juli 2014 heeft de directeur Bedrijfsvoering, Financiën en Personeel & Organisatie aan de ondernemingsraad laten weten dat het managementteam na het reces op het advies zal reageren.

2.17

Bij brief van 11 augustus 2014 heeft de waarnemend Griffier aan de ondernemingsraad medegedeeld dat is besloten het Stafbureau op te richten. In het besluit is opgenomen dat het voorgenomen besluit op grond van het advies van de ondernemingsraad is aangepast in die zin dat de woordvoerderstaken hiërarchisch onder de dienst Communicatie blijven vallen totdat de nog aan te stellen kwartiermaker van het Stafbureau hierover heeft geadviseerd.

3 De gronden van de beslissing

3.1

De ondernemingsraad heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de Tweede Kamer bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het besluit van 11 augustus 2014 met betrekking tot de oprichting van het Stafbureau. Hij heeft – zakelijk weergegeven – daartoe het volgende gesteld:

Het advies is te laat gevraagd zodat de ondernemingsraad geen wezenlijke invloed op het besluit heeft kunnen uitoefenen. Dit volgt uit het feit dat reeds eind maart 2014, voorafgaand aan de adviesaanvraag van 13 mei 2014, een senior voorlichter is aangesteld die formeel onder de dienst Voorlichting valt maar feitelijk aangestuurd wordt vanuit het Stafbureau in oprichting. Aldus is reeds uitvoering gegeven aan het besluit.

Het besluit houdt onvoldoende rekening met de belangen van de medewerkers en de organisatie. Door het onderbrengen van de woordvoerderstaken bij het Stafbureau wordt de dienst Voorlichting uitgekleed, terwijl het eerdere besluit tot samenvoeging van de diensten Voorlichting en Communicatie ertoe strekt dat de aan te stellen kwartiermaker Communicatie de verantwoordelijkheid heeft om deze nieuwe samengestelde dienst vorm en inhoud te geven. Het besluit leidt ertoe dat de nieuwe kwartiermaker Communicatie geen invloed en overzicht heeft over het geheel aan interne en externe communicatie. Daarnaast is een solitair bureau als het Stafbureau kwetsbaarder en minder flexibel, zal minder kennis en ervaring kunnen worden gedeeld en zal er minder uitwisseling kunnen plaatsvinden, dan wanneer de desbetreffende werkzaamheden tot de nieuwe dienst Communicatie behoren. Voorts zal bij een extra stafbureau een extra leidinggevende moeten worden aangesteld, terwijl bezuinigingen op dit moment het uitgangspunt in de organisatie zijn, aldus nog steeds de ondernemingsraad.

3.2

De Tweede Kamer heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover nodig zal de Ondernemingskamer op dit verweer ingaan.

3.3

De Ondernemingskamer overweegt als volgt.

3.4

De Ondernemingskamer stelt voorop dat het medezeggenschapstraject bepaald niet vlekkeloos is verlopen. Op 23 januari 2014 heeft de Griffier aan de ondernemingsraad bericht dat het managementteam zich voorbereidt op besluitvorming over de verdere professionalisering van de ondersteuning van de Voorzitter en het Presidium en dat het streven is hierover uiterlijk op 1 mei 2014 een definitief besluit te nemen. Een adviesaanvraag is toen niet in het vooruitzicht gesteld. Ook nadat de ondernemingsraad op 26 maart 2014 bezwaar had gemaakt tegen de aanstelling van een senior voorlichter vooruitlopend op de formele besluitvorming over het Stafbureau, heeft de Griffier niet zorg gedragen voor een eenduidig en consistent medezeggenschapstraject. Uit de stellingen van partijen volgt dat de Griffier tijdens een overlegvergadering op 3 april 2014 aan de ondernemingsraad een formele adviesaanvraag heeft toegezegd, waarna de ondernemingsraad zijn verzoek tot opschorting van de aanstelling van een senior voorlichter heeft ingetrokken. Vervolgens heeft de Griffier, op 15 april 2014, het voornemen tot oprichting van het Stafbureau slechts “ter consultatie” - wat dit ook moge zijn - aan de ondernemingsraad voorgelegd. Pas nadat de ondernemingsraad had aangekondigd extern juridisch advies te zullen inwinnen over de vraag of het voorgenomen besluit tot inrichting van het Stafbureau adviesplichtig is, heeft de Griffier, bij brief van 25 april 2014, door de ondernemingsraad pas ontvangen op 13 mei 2014, duidelijk gemaakt dat de ondernemingsraad de brief van 15 april 2014 en de daarbij gevoegde notitie van 16 april 2014 diende op te vatten als een formele adviesaanvraag. Een bevredigende verklaring voor deze rommelige gang van zaken heeft de Griffier niet gegeven en de Ondernemingskamer kan de stelling dat de ondernemingsraad zou hebben stilgezeten dan ook niet volgen. Ook de timing van het uiteindelijke besluit roept vragen op. In reactie op het advies van de ondernemingsraad van 24 juni 2014 heeft de Griffier aan de ondernemingsraad laten weten dat het managementteam zich beraadt op een inhoudelijke reactie en daaraan nog geen termijn kan verbinden. Op 12 juli 2014 heeft de directeur Bedrijfsvoering, Financiën en Personeel & Organisatie aan de ondernemingsraad laten weten dat het managementteam na het reces op het advies zal reageren. Niettemin heeft de Griffier op 11 augustus 2014, tijdens het zomerreces, het besluit bekend gemaakt en op het advies gereageerd. De Ondernemingskamer acht het aannemelijk dat de geschetste gang van zaken, waarvoor de Griffier verantwoordelijk is, de verstandhouding tussen de Griffier en de ondernemingsraad negatief heeft beïnvloed.

3.5

Het standpunt van de Tweede Kamer dat het besluit tot inrichting van het Stafbureau niet een besluit is als bedoeld in artikel 25 WOR behoeft geen bespreking omdat tussen partijen vaststaat dat de Griffier op 3 april 2014 aan de ondernemingsraad heeft toegezegd advies te zullen vragen.

3.6

De hierboven gesignaleerde gebreken in het medezeggenschapstraject betekenen niet dat, zoals de ondernemingsraad heeft aangevoerd, het advies op een zodanig laat tijdstip is gevraagd dat het niet meer van wezenlijke invloed op de besluitvorming kon zijn. Uit de stukken van het geding blijkt naar het oordeel van de Ondernemingskamer genoegzaam dat het aannemen van de senior voorlichter niet de invulling betreft van een nieuwe vacature die gecreëerd is ten behoeve van het nog op te richten Stafbureau, maar van een bestaande formatieplaats die weliswaar aangestuurd wordt (of zal worden) vanuit het Stafbureau in oprichting, maar die hiërarchisch onder de (nieuwe) dienst Communicatie valt. Dit laatste strookt ook met de tekst van de desbetreffende vacature in de Kamerbode. Ter zitting is voorts door de Griffier (nogmaals) uitdrukkelijk bevestigd dat het een tijdelijke aanstelling betreft. Daarbij komt dat, zoals hierboven reeds is overwogen, de ondernemingsraad zijn aanvankelijke verzet tegen de aanstelling van de senior voorlichter heeft ingetrokken, nadat de Griffier aan de ondernemingsraad had toegezegd formeel advies te zullen vragen over de inrichting van het Stafbureau. In het licht van een en ander kan niet worden gezegd dat de aanstelling van de senior voorlichter impliceert dat het advies op een zodanig laat tijdstip is gevraagd dat het niet meer van wezenlijke invloed kon zijn.

3.7

Ter terechtzitting heeft de ondernemingsraad nog aangevoerd dat ook ten aanzien van het aannemen van een kwartiermaker voor het op te richten Stafbureau sprake is van een uitvoeringshandeling en dat deze handeling onomkeerbaar is omdat de desbetreffende medewerker een vaste aanstelling heeft. Bovendien is de vacature niet opengesteld volgens de daarvoor geldende procedures. De Griffier heeft ter terechtzitting naar het oordeel van de Ondernemingskamer voldoende aannemelijk gemaakt dat de betreffende medewerker weliswaar een vaste aanstelling heeft binnen de organisatie, maar dat haar rol van kwartiermaker een tijdelijke aan haar opgedragen taak betreft ter voorbereiding op de besluitvorming over het inrichten van het Stafbureau en dat voor de uiteindelijke invulling van de functie van hoofd van het Stafbureau nog een vacature zal worden opengesteld. Dit laatste strookt met de mededeling van de Griffier in de brief aan de ondernemingsraad van 15 april 2014 dat voor de functie hoofd Bureau Voorzitter en Presidium een wervings- en selectieprocedure zal worden opgestart, waarbij die functie eerst intern opengesteld zal worden. Nu dit laatste, naar de Ondernemingskamer begrijpt, pas na het besluit tot inrichting van het Stafbureau zal gebeuren, kan het belasten van een medewerker met de tijdelijke taak van kwartiermaker ter voorbereiding van besluitvorming niet worden aangemerkt als een uitvoeringshandeling van een reeds genomen besluit.

3.8

De ondernemingsraad heeft voorts naar het oordeel van de Ondernemingskamer voldoende tijd en gelegenheid gehad zijn advies uit te brengen. De ondernemingsraad heeft niet gesteld dat hij niet over voldoende informatie beschikte om tot zijn advies te komen of dat zijn vragen over het voorgenomen besluit niet (voldoende) zijn beantwoord. Ook is niet gesteld dat onvoldoende overleg heeft plaatsgevonden tussen de ondernemingsraad en de Griffier. Dat overleg heeft er ook toe geleid dat de Griffier, om tegemoet te komen aan bezwaren van de ondernemingsraad, woordvoeringstaken uit het Stafbureau hiërarchisch heeft ondergebracht bij de (nieuwe) dienst Communicatie zodat nog onderzoek gedaan kan worden naar de definitieve inrichting van die dienst. Dat hiermee niet aan (de kern van) zijn bewaren is tegemoet gekomen zoals de ondernemingsraad stelt, maakt nog niet dat van de mogelijkheid tot wezenlijke invloed geen sprake is geweest. Al met al acht de Ondernemingskamer het bezwaar dat het advies niet op een dusdanig tijdstip is gevraagd dat het nog een wezenlijke invloed heeft kunnen uitoefenen, ongegrond.

3.9

De ondernemingsraad heeft gedurende het medezeggenschapstraject ook telkens bezwaar geuit tegen de snelheid waarmee het besluit tot stand is gekomen. Ter zitting heeft de ondernemingsraad nader toegelicht dat reorganisaties binnen het ambtelijk apparaat van de Tweede Kamer gewoonlijk pas plaatsvinden na “talloze” onderzoeken en “uitvoerige” rapportages. Dat de ondernemingsraad zich, naar de Ondernemingskamer begrijpt, overvallen voelt door de snelheid waarmee dit besluit is genomen, maakt het besluit echter niet kennelijk onredelijk nu gelet op het hiervoor overwogene niet kan worden gezegd dat de ondernemingsraad onvoldoende gelegenheid heeft gehad om op zorgvuldige wijze advies uit te brengen.

3.10

Wat betreft de in 3.1 sub 2 samengevatte inhoudelijke bezwaren van de ondernemingsraad tegen het besluit, overweegt de Ondernemingskamer als volgt.

3.11

De Griffier heeft in de notitie van 16 april 2014, tijdens de overlegvergadering van 28 mei 2014 en in de reactie op het advies van de ondernemingsraad bij brief van 11 augustus 2014 toegelicht dat aan het besluit ten grondslag ligt dat al jaren een tekort aan ondersteuning wordt ervaren door de verschillende voorzitters van de Tweede Kamer, dat dit telkens op verschillende manieren is opgelost en dat het besluit strekt tot het realiseren van een meer structurele oplossing. Het Stafbureau beoogt het centrale punt te zijn waar informatie, coördinatie, regie, advisering en uitvoering van taken ter ondersteuning van de Voorzitter en het Presidium samenkomen. De toelichting houdt voorts in dat deze beoogde oplossing door de Griffier in overleg met de (huidige) Voorzitter en het (huidige) Presidium over de thans bestaande behoefte aan ondersteuning is voorgesteld . De ondernemingsraad is van mening dat de behoefte aan ondersteuning zodanig per voorzitter verschilt, dat het voorgestelde Stafbureau een structurele oplossing is voor een niet-structureel probleem. De ondernemingsraad heeft de stelling van de Griffier dat de ondersteuning van de Voorzitter en het Presidium thans gebaat is bij een stafbureau echter niet weersproken. Dat een volgende Voorzitter en een volgend Presidium wellicht andere behoeften hebben ten aanzien van hun ondersteuning, wordt door de Griffier onderkend. De (nieuwe) medewerkers van het op te richten Stafbureau krijgen met het oog op die mogelijke veranderingen dan ook een tijdelijke aanstelling of positie. Dat de ondernemingsraad niet overtuigd is van “nut en noodzaak” van de oprichting van het Stafbureau maakt nog niet dat de Tweede Kamer onder de voormelde omstandigheden, bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Te meer nu de medewerkers eerst op tijdelijke basis binnen het Stafbureau werkzaam zullen zijn.

3.12

De ondernemingsraad heeft met betrekking tot “nut en noodzaak” van het Stafbureau ook betoogd dat in de rapportages van eerder uitgevoerde onderzoeken naar de organisatie, die zich ook richtten op de ondersteuning van de Voorzitter en het Presidium, de oprichting van een dergelijk stafbureau niet ter sprake is gekomen. Dat deze rapportages een oplossing binnen een afdeling communicatie en voorlichting voorstellen, maakt een andere oplossing voor die problematiek naar het oordeel van de Ondernemingskamer nog niet tot een onjuiste, zoals de ondernemingsraad kennelijk meent.

3.13

De ondernemingsraad heeft voorts geadviseerd de werkzaamheden van het Stafbureau onder te brengen bij de dienst Communicatie en de nieuwe kwartiermaker van die dienst op te dragen de facilitering van de Voorzitter en het Presidium te organiseren als onderdeel van die dienst. De Griffier heeft in reactie op het advies van de ondernemingsraad erop gewezen dat de rol en taken van het Stafbureau grotendeels andere zijn dan die van de te vormen dienst Communicatie; het beoogde Stafbureau zal niet slechts werkzaam zal zijn op het gebied van voorlichting en communicatie en het Stafbureau zal daarom, naast het bureauhoofd en de woordvoerder, voorts bestaan uit twee medewerkers Protocol en het secretariaat van de Voorzitter en het Presidium, terwijl twee medewerkers Evenementen (die hiërarchisch onder de facilitaire dienst blijven vallen) feitelijk door het hoofd van het Stafbureau zullen worden aangestuurd ingeval van evenementen rond de Voorzitter en het Presidium. Omdat het toevoegen van een woordvoerder aan het Stafbureau vooruitloopt op het inrichten van de nieuwe dienst Communicatie heeft de Griffier besloten de desbetreffende woordvoerder (met de functiebenaming senior voorlichter) , in afwachting van nadere besluitvorming, hiërarchisch onder de nieuwe dienst Communicatie te laten vallen. De Griffier heeft in het besluit ook opgenomen dat de kwartiermaker Communicatie in zijn advies over de inrichting van de nieuwe dienst Communicatie ook de ondersteuning (op het gebied van communicatie, zo begrijpt de Ondernemingskamer) van de Voorzitter en het Presidium kan betrekken. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer kan in het licht van een en ander niet worden gezegd dat de Tweede Kamer bij afweging van de betrokken belangen niet heeft kunnen besluiten tot het inrichten van het Stafbureau als staffunctie, in plaats van, zoals de ondernemingsraad bepleit, het onderbrengen van de desbetreffende werkzaamheden, althans de woordvoeringstaken, bij de nieuwe dienst Communicatie. Er is onvoldoende grond om aan te nemen dat de Tweede Kamer op grond van efficiëntie-overwegingen in redelijkheid niet tot het besluit heeft kunnen komen.

3.14

Wat betreft de bezwaren van de ondernemingsraad over de kwetsbaarheid van en de juiste uitvoering van taken binnen het op te richten Stafbureau heeft verweerster gesteld dat met het oog op coördinatie en afstemming van taken juist bewust gekozen is voor een kleine eenheid. Door samenwerking en het maken van afspraken met (medewerkers van) andere onderdelen van de organisatie kan de door de ondernemingsraad gevreesde kwetsbaarheid verminderd worden. Tegenover de bezwaren van de ondernemingsraad met betrekking tot het aanstellen van een extra leidinggevende in tijden van bezuinigingen, heeft de Griffier aangevoerd dat het niet mogelijk is een stafbureau als het onderhavige op te richten zonder leidinggevende. Ook op deze punten kan naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet geconcludeerd worden dat de Tweede Kamer bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.

3.15

De slotsom luidt dat hetgeen de ondernemingsraad heeft aangevoerd niet leidt tot het oordeel dat de Tweede Kamer niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Het verzoek van de ondernemingsraad zal daarom worden afgewezen.

4 De beslissing

De Ondernemingskamer:

wijst het verzoek af.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, voorzitter, mr. J. den Boer en mr. G.C. Makkink, raadsheren, en drs. P.R. Baart en G.A. Cremers, raden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Wees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 16 januari 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature