E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:GHAMS:2015:4296
Gerechtshof Amsterdam, 14/00194

Inhoudsindicatie:

Artikel 220, tweede lid, letter b, van het CDW; artikel 869 van de UCDW.

Bij de aangifte ten invoer voor een partij polyvinylalcohol d.d. 30 december 2011 is via de daarvoor bedoelde codes verzocht om in aanmerking te komen voor een – reeds op 9 februari 2011 uitgeput – niet-preferentieel tarief contingent. Bij de afwerking van de aangifte is verzuimd de codes te verwijderen zodat een douaneschuld van nihil is geboekt. De inspecteur wenst na te vorderen. Artikel 869 van de UCDW bepaalt volgens het Hof enkel in welke gevallen de douaneautoriteiten zelf mogen beslissen om niet tot navordering over te gaan, zonder voorafgaande consultatie van de Europese Commissie. Dit artikel geeft geen uitbreiding of invulling aan het bepaalde in artikel 220, tweede lid, onder b, van het CDW. Het Hof moet dus nagaan of de in dat artikel vermelde voorwaarden voor het afzien van boeking achteraf zijn vervuld. Naar het oordeel van het Hof is te dezen sprake van een vergissing die redelijkerwijs door belanghebbende (professioneel marktdeelnemer) te ontdekken viel. Daarmee ontvalt de grond aan belanghebbende ’s beroep op artikel 220, tweede lid, onder b, van het CDW. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie