U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Kosten naheffingsaanslag parkeerbelasting. Het Hof is van oordeel dat de heffingsambtenaar met hetgeen hij heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, niet aannemelijk heeft gemaakt dat in de kostenraming uitsluitend kostenposten zijn begrepen die daarin op grond van artikel 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen mogen worden opgenomen.

Nu de heffingsambtenaar uiteindelijk geen inzicht heeft kunnen geven in de onderbouwing van de raming, dient de naheffingsaanslag te worden verminderd met het bedrag van de kosten.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 12/00552

23 januari 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X], te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/1367 van de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen,

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is op 13 september 2008 een naheffingsaanslag opgelegd in de parkeerbelasting ten bedrage van € 1 en € 49 kosten van naheffing.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 31 juli 2009 is het door belanghebbende tegen de naheffingsaanslag gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 23 december 2010 met kenmerk 09/2257 PARKBL heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.

Met dagtekening 28 april 2011 heeft de heffingsambtenaar opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan.

1.4.

Bij uitspraak van 28 juni 2012 met kenmerk AWB 11/1367 heeft de rechtbank het hiertegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard en gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt.

1.5.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 31 juli 2012. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Op 11 september 2013 is het hoger beroep behandeld ter zitting van de zesde enkelvoudige belastingkamer. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat bij brief van 8 oktober 2013 aan partijen is toegezonden. Vervolgens is het onderzoek heropend en is de zaak verwezen naar de derde meervoudige belastingkamer.

1.7.

Op 7 november 2013 is een nader stuk van belanghebbende ingekomen.

1.8.

Het onderzoek ter zitting van de derde meervoudige belastingkamer heeft plaatsgevonden op 21 november 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in onderdeel 5 van haar uitspraak met kenmerk 09/2257 PARKBL de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de hierna opgenomen citaten uit de uitspraken van de rechtbank) aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’:

“5. De rechtbank overweegt dat vast staat dat de auto van eiser op 13 september 2009 (Hof: lees 2008) om 12.46 uur stond geparkeerd op de [a-weg] in Schoorl zonder dat de aldaar voor het parkeren verschuldigde parkeerbelasting was voldaan”.

2.2.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.

2.3.1.

Het Hof voegt hieraan de volgende - aan de beroepsfase ontleende - feiten toe:

2.3.2.

De rechtbank heeft in de onderdelen 5 en 6 van haar uitspraak met kenmerk 09/2257 PARKBL verder overwogen:

“5. (…) In geschil is of verweerder terecht een bedrag van € 49,00 als kosten in de naheffingsaanslag van € 50,00 heeft opgenomen.

6. Verweerder heeft zich in de uitspraak op bezwaar ten onrechte op het standpunt gesteld dat het kostenbesluit een landelijk tarief is dat ieder jaar door het ministerie wordt vastgesteld en vervolgens in de verordening op de heffing van parkeerbelasting wordt opgenomen. Uit artikel 234, zevende lid, juncto artikel 2, tweede lid, van het besluit gemeentelijke parkeerbelastingen volgt immers dat de gemeenteraad op basis van een raming van het jaarlijkse totaal van de in het eerste lid van het besluit omschreven kosten, in verhouding tot het geraamde jaarlijkse aantal aaneengesloten parkeerperioden binnen een kalenderdag waarover wordt nageheven, het bedrag vaststelt dat per nageheven aaneengesloten parkeerperiode binnen een kalenderdag aan de belastingschuldige in rekening wordt gebracht.

Uit het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2002 (gepubliceerd onder LJ-nummer AD6867) volgt dat die bepaling niet eist dat de gemeenteraad indien hij in enig jaar op basis van een raming de werkelijke kosten heeft geraamd en het in rekening te brengen kostenbedrag heeft vastgesteld, voor elk kalenderjaar daarna een nieuw kostenbesluit neemt op basis van nieuwe ramingen. Wel vloeit uit het besluit voort dat het in enig jaar geldende kostenbedrag het bedrag dat zou zijn berekend op basis van ramingen voor het desbetreffende jaar niet mag overtreffen. Indien de gemeenteraad heeft nagelaten voor een bepaald jaar het kostenbedrag vast te stellen op basis van ramingen voor dat jaar en de belastingplichtige zich op zodanig nalaten beroept, rust op de gemeente de bewijslast aan die eis te voldoen.

Uit de door eiser overlegde gedingstukken blijkt dat de raad van de gemeente Bergen op 18 december 2007 het kostenbedrag per naheffingsaanslag voor het jaar 2008 heeft vastgesteld op € 49,00. Nu eiser in beroep het kostenbedrag heeft betwist dient de rechtbank te onderzoeken of het kostenbedrag voor 2008 het bedrag dat zou zijn berekend indien voor dat jaar ramingen zouden zijn gemaakt niet overtreft. Nu de rechtbank niet beschikt over de voor dit onderzoek vereiste gegevens zal zij het beroep gegrond verklaren, de uitspraak op bezwaar voor zover daarin het desbetreffende bezwaar ongegrond is verklaard vernietigen wegens schending van artikel 7:12, tweede lid, van de Awb en verweerder opdragen in zoverre opnieuw op het bezwaar te beslissen”.

2.3.3.

De heffingsambtenaar heeft op 28 april 2010 opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan en als volgt besloten:

“In de procedure (…) heeft de rechtbank ons opgedragen alsnog uitspraak te doen op het onderdeel kostenbesluit. (…)

De raad van de gemeente Bergen heeft op 18 december 2007 het kostenbedrag per naheffingsaanslag voor het jaar 2008 vastgesteld op € 49,00.

De raad heeft hiertoe over kunnen gaan op grond van de onderbouwing die als bijlage is toegevoegd. Uit de bijlage blijkt dat de raming voor 2008 zou uitkomen op een bedrag ad € 52,27 zodat het bedrag ad € 47,00 binnen de wettelijke grens blijft.

(…)

Gezien het bovenstaande besluit ik uw bezwaarschrift ongegrond te verklaren”.

In ‘de onderbouwing die als bijlage is toegevoegd’ zijn de volgende gegevens opgenomen:

“Onderbouwing naheffingsaanslagen 2008

62140300 Product; Parkeerboeten en parkeervergunningen Begroting 2008

Directe kosten m.b.t. parkeerboeten (naheffingsaanslagen)

30000 inhuur derden PCH; uren opleggen naheffingsaanslagen € 185.400,00

34332 heffing parkeerboeten PCH; invordering nha’s en bezwaarschriften 83.481,00

Correctie bezwaarschriften 1800 12,50 22.500,00-

34373 Proces- en gerechtskosten Juridische kosten n.a.v. afhandeling toegekende bezwaarschriften 3.231,00

34396 Overige diensten PCH; uren m.b.t. rapportage en administratieve verwerking 66.882,00

Doorbelasting kostenplaatsen uurtarief uren nha’s

5200100

(…) FA Salarislasten 395.085,00 395.085,00

(…) -vastlegging binnen fin.systeem Overhead 333.468,00 50% 197.542,50

728.553,00 592,627,50 € 54,18 204 11.051,83

10939

52003200

(…) Frontoffice Salarislasten 772.696,00 772.696,00

(…) - afhandelen vragen nha’s Overhead 726.591,00 50% 386.348,00

-informatieverstrekking mbt nha’s 1.499,287,00 1.159.044,00 € 54,97 1027 56.454,27

-ontvangen betalingen van nha’s 21085

-klachtenafhandeling nav nha’s

52003200

(…) Backoffice Salarislasten 547.110,00 547.110,00

(…) -contact met uitvoerende org. Overhead 526.255,00 50% 273.555,00

-controle aangeleverde data 1.073.365,00 820.665,00 € 57,41 145 8.324,34

-periodieke verantwoording 14295

52014100 Kantoorruimte en garagebox 25.846,05

€ 418.170,49

62150200 Product; Opbrengst parkeerboeten en parkeervergunningen

34055 Parkeerboetes Raming aantal opgelegde nha’s 8000 stuks Tarief € 52,27

Conclusie: De kosten voor naheffîngsaanslagen over 2008 liggen boven het gemaximeerde tarief van € 49,00.

Gemeente Bergen is dus gerechtigd om het maximaal gehanteerde tarief in rekening te brengen”.

2.3.4.

De heffingsambtenaar is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld nadere uitleg te geven over de totstandkoming van het kostenbedrag. Hij heeft in een brief aan belanghebbende van 24 januari 2011 de volgende toelichting gegeven:

“Met betrekking tot de kostenonderbouwing

1. Technische uitleg onderbouwing kosten naheffingsaanslag

De kostenonderbouwing van de naheffingsaanslagen wordt conform art. 2 lid 1 en 2 van het Besluit gemeentelijke Parkeerbelasting opgesteld.

Directe kosten;

Ten behoeve van het toezicht op hiertoe aangewezen gebieden waar betaald parkeren verplicht is wordt door gemeente Bergen een externe organisatie ingehuurd. Deze verzorgt zowel het opleggen als de inning van de naheffingsaanslagen. De kosten die hiermee gemoeid zijn worden als directe kosten opgenomen in de kostenonderbouwing.

Voor de kosten die voortvloeien uit ingediende bezwaarschriften wordt een correctie toegepast, deze zijn dus niet in de kostenonderbouwing opgenomen.

Organisatie kosten;

Gemeente Bergen hanteert het systeem van kostenplaatsen welke via verdeelsleutels

over de diverse kostendragers/producten verdeeld worden. Ten behoeve van het opleggen van naheffingsaanslagen voeren een drietal afdelingen werkzaamheden uit.

Van deze afdelingen zijn in de kostenonderbouwing vanuit de begroting de salarislasten en (tot max. 50% van de salarislasten) de overhead. Hieruit is per afdeling een uurtarief berekend. Voor elke afdeling is vanuit ervaringscijfers de tijd bepaald van de werkzaamheden die als gevolg van de naheffingsaanslagen uitgevoerd worden. Hieruit vloeit een kostenbedrag voort. Tevens worden er nog specifieke huisvestingskosten t.b.v. de medewerkers van de ingehuurde externe organisatie in de kostenonderbouwing meegenomen.

De totale kosten worden gedeeld door het geraamde aantal naheffingsaanslagen waaruit de kostprijs per naheffing volgt.

2. Beantwoording specifieke vraagstelling

2.1

Zijn de uren van toezicht PCH opgenomen in het bedrag van € 185.400?

Ja, het toezicht op naleving van de parkeerverordening ligt geheel in handen van PCH, de kosten van de uitvoering van het toezicht op de aangewezen gebieden zijn in bovengenoemd bedrag opgenomen.

2.2

Mogen de invorderingskosten in het bedrag € 83.481 wel meegenomen worden?

Ja, het betreft de kosten welke rechtstreeks voortvloeien uit de inning van niet betaalde parkeerbelastingen.

2.3

Mogen de administratiekosten opgenomen worden?

Ja, de administratiekosten betreffen de kosten van registratie welke PCH maakt als gevolg van het opleggen van naheffingsaanslagen. Deze kosten vloeien dus rechtstreeks voort uit de inning van niet betaalde parkeerbelastingen”.

2.4.1.

Het Hof voegt hieraan de volgende aan de hogerberoepsfase ontleende feiten toe.

2.4.2.

Bij de behandeling van het hoger beroep ter zitting van 11 september 2011 door de zesde enkelvoudige belastingkamer heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar - mede in antwoord op vragen van het Hof - verklaard:

“Het kostenoverzicht is een historisch stuk. Het is ten tijde van het opstellen van de begroting opgemaakt. Wat niet gebeurd is, is dat de begrotingsstukken als een pakketje bij de gemeenteraad zijn ingediend. Wat wel gebeurde is dat er intern een berekening werd gemaakt en dat die berekening onder de verordening werd geschoven. Uit de berekening blijkt dat het wettelijk toegestane maximum in rekening kan worden gebracht. Als je de kosten van toezicht meeneemt, moet dat in redelijkheid aan het uitschrijven van naheffingsaanslag toegerekend kunnen worden. Ik kon van de berekening geen chocola maken. Na de opdracht van de rechtbank heb ik het nagevraagd bij degene die het stuk heeft opgesteld. U ziet dat in mijn brief van 24 januari 2012.

(…)

U vraagt mij of bij de € 185.400 de kosten van toezicht zitten. Ik ga ervan uit dat het alleen het toezicht betreft voor het opleggen van de naheffingsaanslagen. De andere toezichtkosten zitten er niet in. Dat is mijn stelling.

U vraagt mij of in de berekeningen ook de invorderingskosten begrepen zitten die gedekt zouden kunnen worden door de Kostenwet invordering. Dat weet ik niet, maar de redelijkheid en billijkheid brengt met zich meet dat je het niet dubbel in rekening mag brengen. U zegt mij dat € 83.000 voor het eerste invorderingstraject, tot aan de aanmaning, wat hoog lijkt. Ik vind het moeilijk. Dan zou je vergelijkingsmateriaal moeten hebben van andere gemeenten. Die zou ik dan eerst op moeten vragen. Ik wil daar eventueel bewijs voor leveren. Dan stel ik de eenvoudige vraag of in de € 83.000 de invorderingskosten zijn meegenomen die door de Kostenwet invordering kunnen worden meegenomen. Als dat zo is, dan hebben we een probleem”.

2.4.3.

Na de behandeling ter zitting van 11 september 2011 heeft belanghebbende in een op 7 november 2013 ingekomen nader stuk het volgende geschreven:

“De gemeenteambtenaar belast met de Heffing van gemeentelijke belastingen van de gemeente Bergen (…) heeft aan mij verklaar[d] en bevestigd per brief 18 december 2012 dat [de kostenbesluiten] nimmer zijn opgesteld voor de jaren 2007 tot en met 2010. (…)

Ik heb dan ook stellig het vermoeden dat er voor de jaren voorafgaande 2007 nimmer een kostenbesluit is genomen.

(…)

Werkzaamheden van de BOA ambtenaar handhaving c.q. Parkeercontroleur op het

gebied van parkeren:

Toezicht of de parkeerautomaten worden gevuld.

Controleert parkeervergunningen.

Controleert gekochte parkeer bewijzen.

Opheffen storingen.

Uitschrijven Mulderbonnen.

Verwerking muntgeld.

Uitschrijven Naheffing aanslagen. (hiervoor is kostenbesluit noodzakelijk)

Dit kostenbesluit dient ter dekking van de kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de

inning van niet betaalde parkeerbelastingen door gemeenten.

Het staat dan ook vast dat de BOA ambtenaar handhaving c.q. Parkeercontroleur meer doet op het parkeergebied dan alleen maar het uitschrijven van Naheffingsaanslagen. Door het nemen van een kostenbesluit wordt er op toegezien dat het zuiver en rechtvaardig wordt vastgelegd.

Ook zal de BOA ambtenaar handhaving c.q. Parkeercontroleur zich richten op het

integraal bestrijden van overlast. Denk daarbij bijvoorbeeld aan overlast van

hangjongeren, alcoholgebruik en drugshandel en -gebruik, wildplassen, hondenpoep, het niet aanlijnen van honden, het verkeerd aanbieden van grof- en huisvuil, enz.

Het vaststellen van het kostenbesluit dient ter dekking van de kosten die rechtstreeks

voortvloeien uit de inning van niet betaalde parkeerbelastingen. Het staat dan ook voor mij vast dat het belang voor het nemen van een kostenbesluit door genoemde argumenten alleen maar is toegenomen. Er wordt immers meer verwacht van de handhavingambtenaar.

De genoemde kosten toezicht € 185.400,00 zijn dan ook niet onderbouwd door middel van een kostenbesluit of accountantsverklaring.

(...)

De genoemde invorderingskosten € 83.000,00 zijn (…) ook niet onderbouwd door middel van een kostenbesluit of accountantsverklaring. [De] gestelde invorderingskosten maken geen deel uit van de componenten genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a tot en met f, Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. De kosten worden immers vergoed op basis van de Kostenwet”.

Conclusie:

Doordat er geen vastgesteld kostenbesluit is genomen en er geen accountantsverklaring kan worden getoond is het kostenoverzicht een stuk zonder waarde”.

2.4.4.

Bij de behandeling ter zitting van 21 november 2013 heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar - wederom mede in antwoord op vragen van het Hof - verklaard:

“Het nader stuk van belanghebbende van 6 november 2013 heb ik ontvangen.

De voorzitter vraagt mij om een reactie, maar die heb ik niet. Naar aanleiding van de drie punten die naar voren komen in het proces-verbaal van de vorige zitting heb ik de gemeente verzocht helderheid te geven. Ik heb gezegd: ik zit met een kostenbesluit en een rekenkundig verhaal en het Hof stelt die vragen aan mij, maar ik ben geen accountant.

Het stuk ‘onderbouwing naheffingsaanslagen 2008’ is in 2008 of 2009 opgesteld door de heer [A] die de gemeente anderhalf jaar geleden heeft verlaten. Alles draait om hem, doch hij is niet met plezier bij de gemeente vertrokken. De situatie is thans zo dat niemand bij de gemeente nog iets zinnigs kan zeggen over dat specifieke stuk.

(…)

Ik kan de vragen van het Hof dus eigenlijk niet goed beantwoorden”.

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen:

“6. Eiser kan zich niet met verenigen met de uitspraak op bezwaar. Eiser stelt dat verweerder geen kostenbesluit heeft genomen op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit. Dit besluit had ook moeten worden gepubliceerd, hetgeen volgens eiser niet is gebeurd. Voorts stelt eiser dat verweerder ten onrechte de kosten van het toezicht door PCH in de kostenonderbouwing heeft opgenomen. Volgens eiser is dit niet correct, omdat dit geen kosten zijn die rechtstreeks voortvloeien uit het opleggen van naheffingsaanslagen. Ook de invorderingskosten mogen volgens eiser niet worden meegenomen in deze onderbouwing, omdat deze vallen onder de Kostenwet. Verder stelt eiser dat verweerder geen geldige accountantsverklaring heeft overgelegd, zodat geen openheid van zaken is gegeven. (…)

7.1.

Op grond van artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2008 (Verordening parkeerbelastingen 2008) wordt onder de naam “parkeerbelastingen” een belasting geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

Op grond van artikel 10 van de Verordening parkeerbelastingen 2008 bedragen de kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, met ingang van 1 januari 2009, € 49,00.

7.2. Op grond van artikel 234, zesde lid, eerste en tweede volzin, van de Gemeentewet worden ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag kosten in rekening gebracht. Deze kosten maken onderdeel uit van de naheffingsaanslag en worden afzonderlijk op het aanslagbiljet vermelde.

Op grond van artikel 234, zevende lid, van de Gemeentewet worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot de wijze van berekening en de maximale hoogte van de in het zesde lid bedoelde kosten. In de belastingverordening wordt het bedrag van de in rekening te brengen kosten bepaald.

7.3.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit kunnen de gemeentelijke kosten ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 234, vierde lid, van de wet ten hoogste bestaan uit de volgende componenten, voor zover deze rechtstreeks voortvloeien uit de inning van niet betaalde parkeerbelastingen:

a. vaste informatieverwerkingskosten;

b. variabele informatieverwerkingskosten;

c. kosten van afschrijving;

d. kosten van interest;

e. personeelskosten;

f. overheadkosten, welke ten hoogste 50% van de personeelskosten mogen bedragen.

Op grond van artikel 2, tweede lid, van het Besluit stelt de raad op basis van een raming van het jaarlijkse totaal van deze in verhouding tot het geraamde jaarlijkse aantal aaneengesloten parkeerperioden binnen een kalenderdag waarover wordt nageheven, het bedrag vast dat per nageheven aaneengesloten parkeerperiode binnen een kalenderdag aan de belastingschuldige in rekening wordt gebracht.

Op grond van artikel 3 van het Besluit zoals dit luidde in het kalenderjaar 2008 bedraagt het bedrag bedoeld in artikel 2, tweede lid, ten hoogste € 49,00.

8. Verweerder beoogt met de uitspraak op bezwaar uitvoering te geven aan de (…) uitspraak van de rechtbank door inzicht te geven in de opbouw van het kostenbedrag. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de cijfermatige onderbouwing van het kostenbesluit en de toelichting hierop aannemelijk heeft gemaakt dat geen kosten anders dan bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit, zijn meegenomen in de kostenopbouw. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de cijfermatige onderbouwing blijkt dat verweerder de kosten die voortvloeien uit de ingediende bezwaarschriften heeft gecorrigeerd zodat deze niet in de kostenonderbouwing zijn meegenomen. Ook blijkt uit het overzicht dat de overheadkosten zijn gecorrigeerd, omdat deze kosten ten hoogste 50% van de personeelskosten bedragen. De rechtbank vindt voor eisers niet nader onderbouwde stelling dat de uren voor toezicht en invordering niet mogen worden meegenomen in de kostenonderbouwing, geen steun in het recht en de jurisprudentie.

De rechtbank stelt vast dat aan eiser een naheffingsaanslag van € 49 is opgelegd. Nu uit het cijfermatig overzicht van de kostenopbouw blijkt dat de geraamde kosten van een naheffingsaanslag € 52,27 bedragen, wordt het bedrag van € 49 niet overschreden.

9. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het kostenbedrag voor 2008 het in artikel 2, tweede lid, van het Besluit genoemde bedrag niet overstijgt. Het beroep is ongegrond ”.

4 Geschil in hoger beroep

4.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of aan het door de gemeente Bergen in rekening gebrachte kostenbedrag van € 49 een deugdelijke kostenraming ten grondslag ligt.

4.2.

Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen berusten, verwijst het Hof naar de gedingstukken en processen-verbaal van de zittingen.

5 Beoordeling van het geschil

5.1.

In onderdeel 6 van haar in 2.3.2 vermelde uitspraak heeft de rechtbank, onder verwijzing naar het arrest HR 14 juni 2002, BNB 2002/293 (ECLI:NL:HR:2002:AD6867), het juiste toetsingskader aangegeven.

5.2.

Met partijen en de rechtbank is het Hof van oordeel dat de bewijslast met betrekking tot de deugdelijkheid van de kostenraming op de heffingsambtenaar rust. Belanghebbende heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat de heffingsambtenaar met de overgelegde raming niet aan zijn bewijslast heeft voldaan. Het Hof komt, mede gelet op de uitkomsten van het onderzoek op de zittingen in hoger beroep, tot een andere conclusie dan de rechtbank.

5.3.

Het Hof is van oordeel dat de heffingsambtenaar met hetgeen hij heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, niet aannemelijk heeft gemaakt dat in de kostenraming uitsluitend kostenposten zijn begrepen die daarin op grond van artikel 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen mogen worden opgenomen. Zonder verdere toelichting of onderbouwing, die uiteindelijk ook ter zitting niet kon worden gegeven, blijft onduidelijk of de door de gemeente geraamde kosten uitsluitend bestaan uit de in artikel 2 van het Besluit genoemde kostenposten.

5.4.

Nu de heffingsambtenaar uiteindelijk geen inzicht heeft kunnen geven in de onderbouwing van de raming, dient de naheffingsaanslag te worden verminderd met het bedrag van de kosten. De overige grieven van belanghebbende behoeven geen behandeling meer.

Slotsom

De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

6 Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten.

De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel c en d vermelde reis- en verletkosten. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c en d, van het Besluit wordt het bedrag van deze kosten vastgesteld op de voor het bijwonen van de zittingen gemaakte reiskosten per openbaar vervoer tweede klasse, [Z]-Alkmaar en twee maal [Z]-Amsterdam v.v., door het Hof begroot op € 32,70 (€ 8,70 + 2 x € 12), en verletkosten welke het Hof zal bepalen op € 400 (2 uur x € 40 + 2 x 4 uur x € 40), derhalve in totaal € 432,70.

7 Beslissing

Het Hof

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de naheffingsaanslag tot € 1;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 432,70; en

- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 41 (beroep) en € 115 (hoger beroep), in totaal € 156, te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mrs. J. den Boer, voorzitter, A.M. van Amsterdam en J.P.F. Slijpen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus als griffier. De beslissing is op 23 januari 2014 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature