Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Gewelddadige woningoverval en straatroof. Gevangenisstraf 5 jaar en 10 maanden. Strafmaatoverweging.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



parketnummer: 23-000488-12

datum uitspraak: 27 februari 2013

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 januari 2012 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-676447-11 (Zaak A) en 13-670330-11 (Zaak B), alsmede 13-462882-08 (TUL) tegen

[verdachte],

geboren te [plaats op [1992],

adres: [adres], [plaats],

thans gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 februari 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Zaak A

Feit 1 primair:

hij op of omstreeks 11 februari 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (auto)sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)

de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnengelopen en/of binnengedrongen en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (aan) die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Meewerken, meewerken of ik ga schieten" en/of "boven, boven", althans een of meer woord(en) van gelijke dreigende aard of strekking en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) met voornoemd vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of een stroomstootwapen in/tegen de nek, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gehouden,

ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelbreuk en/of drie, in elk geval een of meer diepe hoofdwond(en)), in elk geval enig lichamelijk letsel heeft bekomen

en/of

die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen (op de grond) te gaan liggen en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "Ga liggen en handen op je rug" en/of "Bek houden. Handen op de rug", althans (telkens) een of meer woord(en) van gelijke dreigende aard of strekking en/of die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) eenmaal of meermalen op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt;

Feit 1 subsidiair:

hij op of omstreeks 11 februari 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnengelopen en/of binnengedrongen, waarna hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)

een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (aan) die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Meewerken, meewerken of ik ga schieten" en/of "boven, boven", althans een of meer woord(en) van gelijke dreigende aard of strekking en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) met voornoemd vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of een stroomstootwapen in/tegen de nek, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gehouden,

ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelbreuk en/of drie, in elk geval een of meer diepe hoofdwond(en)), in elk geval enig lichamelijk letsel heeft bekomen

en/of

die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen (op de grond) te gaan liggen en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "Ga liggen en handen op je rug" en/of "Bek houden. Handen op de rug", althans (telkens) een of meer woord(en) van gelijke dreigende aard of strekking en/of die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) eenmaal of meermalen op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt.

Zaak B

Feit 1:

hij op of omstreeks 06 april 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg de [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (merk: Oudemars Piquet, kleur: oranje) en/of een of meer (gouden) (zegel)ring(en) en/of een tas (merk: Louis Vuitton, kleur: bruin) en/of een ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een sjaal (merk: Louis Vuitton, kleur: bruin) en/of 70 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)

- naar die [slachtoffer 3] toe is/zijn gerend en/of gegaan en/of

- die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of

- die [slachtoffer 3] tegen een hek heeft/hebben gegooid en/of geduwd (waarna die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen) en/of

- (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag) die [slachtoffer 3] in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen/op/in zijn buik, althans tegen het lichaam, heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of

- die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of tegen het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of

- een stroomstootwapen tegen het (rechter)(boven)been, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 3] heeft/hebben geduwd en/of gedrukt en/of gehouden;

en/of

hij op of omstreeks 06 april 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de [adres], althans op of aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge (merk: Oudemars Piquet, kleur: oranje) en/of een of meer (gouden) (zegel)ring(en) en/of een tas (merk: Louis Vuitton, kleur: bruin) en/of een ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een sjaal (merk: Louis Vuitton, kleur: bruin) en/of 70 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)

- naar die [slachtoffer 3] toe is/zijn gerend en/of gegaan en/of

- die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of

- die [slachtoffer 3] tegen een hek heeft/hebben gegooid en/of geduwd (waarna die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen) en/of

- (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag) die [slachtoffer 3] in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen/op/in zijn buik, althans tegen het lichaam, heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of

- die [slachtoffer 3] in het gezicht en/of tegen het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of

-een stroomstootwapen tegen het (rechter)(boven)been, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 3] heeft/hebben geduwd en/of gedrukt en/of gehouden;

Feit 2:

hij op of omstreeks 06 april 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof, mede gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, de voorkeur geeft aan een andere bewijsconstructie dan de door de eerste rechter gebezigde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Zaak A

Feit 1 primair:

hij op 11 februari 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel,toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en zijn mededaders

de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn binnengedrongen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] hebben getoond en voorgehouden en op het lichaam van die [slachtoffer 1] hebben gericht en daarbij tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Meewerken, meewerken of ik ga schieten!" en "boven, boven!", en die [slachtoffer 1] met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd hebben geslagen en een stroomstootwapen in de nek van die [slachtoffer 1] hebben gehouden,

ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk en drie diepe hoofdwonden, heeft bekomen en

die [slachtoffer 2] hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en daarbij hebben gezegd: "Ga liggen en handen op je rug." en "Bek houden Handen op de rug", en die [slachtoffer 2] , terwijl zij op de grond lag, op het hoofd hebben geslagen.

Zaak B

Feit 1:

hij op 6 april 2011 te Amsterdam, op of aan de openbare weg, de [adres], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, merk: Oudemars Piquet, kleur oranje en een gouden zegelring en een tas merk Louis Vuitton, kleur bruin en een ID-kaart en een OV-kaart en 70 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte en zijn mededader

- naar die [slachtoffer 3] toe zijn gerend en

- die [slachtoffer 3] hebben vastgepakt en

- die [slachtoffer 3] tegen een hek hebben gegooid, waarna die [slachtoffer 3] op de grond is gevallen en

- terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag die [slachtoffer 3] in het gezicht en in zijn buik hebben geschopt en getrapt en

- die [slachtoffer 3] in het gezicht en tegen het achterhoofd hebben gestompt en

- een stroomstootwapen tegen het rechterbovenbeen van die [slachtoffer 3] hebben gehouden;

Feit 2:

hij op 6 april 2011 te Amsterdam, een wapen van categorie II, onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

Hetgeen in zaak A onder 1 primair en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 primair en in zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het in zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:

diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert op:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Het in zaak B onder 2 bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie .

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak A onder 1 primair en in zaak B onder feit 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. Daarnaast is de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf gelast en zijn er beslagbeslissingen genomen.

Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Door de raadsvrouw is naar voren gebracht dat de opgelegde straf te hoog is gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name zijn leeftijd, en uitspraken in andere strafzaken. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft zij naar voren gebracht dat zij, indien een gevangenisstraf wordt opgelegd, het nadien uitvoeren van een taakstraf niet zinvol acht.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Verdachte heeft zich wat het in zaak A bewezen verklaarde betreft schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf. Hij heeft, samen met zijn mededaders, de aangevers onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp overvallen in hun woning. Door de verdachte en diens mededaders is een voor de slachtoffers angstaanjagende situatie geschapen en zij hebben tijdens de overval kunnen vrezen voor hun leven. Verdachte en zijn mededaders hebben de aangevers voorts mishandeld, waarbij aangever [slachtoffer 1] ernstig letsel heeft opgelopen dat zonder medisch ingrijpen tot zijn dood had kunnen leiden. Verdachte en zijn mededaders hebben door het slaan en stompen van de aangevers, inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze personen. De gevolgen van de woningoverval zijn voor de aangevers buitengewoon ernstig geweest. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Dat aangevers zich blijkens hun verklaringen niet langer veilig voelen in hun woning, rekent het hof verdachte en zijn medeverdachten eveneens zwaar aan. Slachtoffers van misdrijven als het onderhavige kunnen nog lang last houden van de psychische gevolgen daarvan.

Bovendien heeft het - op het eerste gezicht willekeurige - handelen van verdachte en zijn mededaders bijgedragen aan de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.

Verdachte en zijn mededaders hebben zich bij hun handelen enkel laten leiden door eigen geldelijk gewin en er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de woning, de eigendommen en de lichamelijke integriteit van anderen. Verdachte en zijn mededaders hebben de woning van de aangevers in georganiseerd verband en op listige wijze, door gebruikmaking van de “enquêtetruc”, overvallen. Zij hebben daarbij tie-wraps, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en bivakmutsen voorhanden gehad. Het hof acht dit alles bijzonder ernstig.

Ook wat het in zaak B bewezen verklaarde betreft, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal ernstige feiten. Verdachte heeft, samen met een ander, de toen nog maar net 16-jarige aangever [slachtoffer 3] op gewelddadige wijze beroofd. Zij hebben [slachtoffer 3] daarbij vastgepakt, tegen een hek gegooid en hem terwijl hij op de grond lag in zijn gezicht en zijn buik geschopt en in zijn gezicht en tegen zijn hoofd gestompt. Ook hebben zij een stroomstootwapen tegen zijn rechterbovenbeen gezet. [slachtoffer 3] heeft van het handelen van verdachte en zijn mededader pijn ondervonden en hij is door het handelen van verdachten angstig gemaakt. Verdachte en zijn mededader hebben zich enkel laten leiden door eigen geldelijk gewin en hebben geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. Het behoeft geen betoog dat slachtoffers van dergelijke delicten, zich nog lang onveilig (kunnen) voelen als zij zich op straat begeven. Straatroven dragen, mede omdat zij op de openbare weg plaatsvinden, bovendien in hoge mate bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen Het aanwezig hebben van dergelijke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee en maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het hof rekent dit alles verdachte zwaar aan.

Het hof heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van psycholoog W.M. Knol-Schoonhoven d.d. 4 oktober 2011 en op het reclasseringsadvies ten behoeve van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van verdachte, opgemaakt door M. van Herpen d.d. 31 januari 2013. Uit het reclasseringsadvies blijkt, zoals ook door de raadsvrouw belicht, dat recentelijk het gedrag en de houding van de verdachte in de penitentiaire inrichting in positieve zin zijn veranderd. Dit is, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, evenwel onvoldoende om van invloed te zijn op de hoogte van de op te leggen straf.

Ten aanzien van de hoogte van de straf slaat het hof mede acht op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de hoven en de rechtbanken (LOVS-oriëntatiepunten).

Het oriëntatiepunt voor een woningoverval met daarbij meer dan licht geweld houdt in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, welk uitgangpunt het hof tot het zijne maakt voor zover dit betreft de strafmaat voor feit A.

Ten aanzien van het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde overweegt het hof dat genoemd delict, gelet op (de aard van) het geweld dat daarbij is gebruikt, niet kan worden aangemerkt als “straatroof met licht geweld of verbale bedreiging”, als bedoeld in de LOVS-oriëntatiepunten zodat reeds daarom het daarin genoemde uitgangspunt van 6 maanden niet passend geacht kan worden voor bedoeld feit.

Nu het gebruik van het stroomstootwapen mede strafverzwarend werkt voor het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde zal het hof gelet daarop het onder zaak B feit 2 bewezen verklaarde voorhanden hebben van dit wapen niet (extra) in de straf verdisconteren.

Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 januari 2013 waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten (onherroepelijk) is veroordeeld.

Voorts houdt het hof in het voordeel van de verdachte rekening met de toepassing van artikel 63 Wetboek van Strafrecht.

Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren en 10 (tien) maanden passend en geboden.

Gelet op de ernst van de feiten ziet het hof geen aanleiding om, als bepleit door de raadsvrouw, een lagere straf op te leggen dan de hierboven bedoelde.

Ten aanzien van het beslag

De volgende voorwerpen zijn onder verdachte in beslag genomen:

1. Een Fossil horloge

2. Een zegelring met zwarte steen

3. Een zilveren ring

4. Een Blackberry telefoon

5. Een zwarte jas (Moncler)

6. Een zwart mes met een lemmet van ongeveer 10 cm lang

7. Een stroomstootwapen

De in zaak B bewezen verklaarde feiten zijn begaan met behulp van het onder 7 genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Het onder 6 in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten aangetroffen. Het behoort aan verdachte toe en kan dienen tot het begaan van strafbare feiten. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 950,41. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4002,80. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22 d, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 63,

77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77dd en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie .

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam van 27 maart 2009 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 30 dagen. Deze voorwaardelijke werkstraf is onderdeel van de uitspraak in de zaak met parketnummer 13-462882-08, inhoudende een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 30 uur voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in zaak A onder 1 primair en in zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en 10 (tien) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

6. 1x Mes (4037111)

7. 1x Stroomstootwapen (4037114)

Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

1. 1x Fossil horloge (4037106)

2. 1x Zegelring met zwarte steen (4037107)

3. 1x Zilveren ring (4037108)

4. 1x Blackberry zaktelefoon (4037109)

5. 1x Zwarte jas, Moncler (4037116)

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 950,41 (negenhonderdvijftig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 50,41 (vijftig euro en eenenveertig cent) materiële schade en

€ 900,00 (negenhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 950,41 (negenhonderdvijftig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 50,41 (vijftig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 900,00 (negenhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 (negentien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.002,80 (vierduizend twee euro en tachtig cent) bestaande uit € 2.752,80 (tweeduizend zevenhonderdtweeënvijftig euro en tachtig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 4.002,80 (vierduizend twee euro en tachtig cent) bestaande uit € 2.752,80 (tweeduizend zevenhonderdtweeënvijftig euro en tachtig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam van 27 maart 2009, parketnummer 13-462882-08, te weten van:

taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. F.W.J. den Ottolander, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. van Rede, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 februari 2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature