U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Belanghebbende geniet een uit de Verenigde Staten van Amerika afkomstige sociale zekerheidsuitkering. Artikel 19, vierde lid, van het Verdrag met de Verenigde Staten laat onverlet dat Nederland de uitkering in de grondslag van de Nederlandse belastingheffing kan begrijpen. Dat sprake is van een sociale zekerheidsuitkering di voor wat betreft de toepassing van de Nederlandse belastingwet niet tot de in artikel 22 van de Wet IB 1964 bedoelde inkomsten uit arbeid zou zijn te rekenen is niet gesteld. Van de wijze waarop de inspecteur de in Nederland verschuldigde belasting is berekend kan niet worden geoordeeld dat de inspecteur daardoor in strijd heeft gehandeld met het verbod tot discriminatie.

Uitspraak



99/652

11 april 2000

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Derde Enkelvoudige Belastingkamer

Proces-Verbaal

van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren te P, verweerder, gedagtekend 5 februari 1999, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomsten-belasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.

Het beroep is behandeld ter zitting van 28 maart 2000.

Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1. Belanghebbende, geboren 28 januari 1929 en ongehuwd, genoot in 1997, naast een AOW-uitkering van ƒ 9.800, een uit de Verenigde Staten van Amerika afkomstige sociale zekerheidsuitkering van ƒ 14.877.

2. De verweerder heeft de aanslag inkomstenbelasting vastgesteld, met inachtneming van een forfaitaire arbeidskostenaftrek ter zake van inkomsten uit vroegere arbeid ten bedrage van

ƒ 606 als vermeld in artikel 37, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), en het bedrag van de aanslag als volgt berekend:

Vastgesteld belastbaar inkomen ƒ 24.071

Basisaftrek tariefgroep 2 -/- 7.102

Ouderenaftrek -/- 1.108

Aanvullende ouderenaftrek -/- 1.119

Belastbaar bedrag ƒ 14.742

Inkomstenbelasting 5.05% van ƒ 14.742 ƒ 744

Premie volksverzekeringen (AWBZ) 8.85%

van ƒ 14.742 1.304

Aftrek elders belast -/- 449

Totaal inkomstenbelasting/premie ƒ 1.599

De aftrek elders belast is als volgt berekend: {(14.877 - 365) : 24.071} X 744 = 449. Voor de berekening van de aftrek elders belast is de forfaitaire arbeidskostenaftrek in evenredige mate toegerekend aan het buitenlands onzuiver inkomen van belanghebbende (14.877 : 24.677 X 606 = 365).

3. Belanghebbende heeft gesteld dat verweerder, gelet op artikel 19, vierde lid, van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, van 18 december 1992, Trb. 1993, 77 en 158, zoals gewijzigd bij het Protocol van 13 oktober 1993, Trb. 1993, 184 (hierna: het Verdrag), niet bevoegd is om de uit de Verenigde Staten afkomstige sociale zekerheidsuitkering in Nederland aan de belastingheffing te onderwerpen. Voorts heeft belanghebbende - naar het Hof begrijpt - gesteld dat de wijze waarop verweerder rekening houdt met de ingevolge het Verdrag te verlenen vrijstelling van belasting ter zake van haar buitenlandse inkomen in strijd is met het verbod tot discriminatie, omdat iemand die geen sociale zekerheidsuitkering uit de Verenigde Staten geniet en overigens - voor de toepassing van de belastingwet - in gelijke omstandigheden verkeert, geen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen betaalt, omdat in dat geval, de belastingvrije som, het saldo van basisaftrek, ouderenaftrek en aanvullende ouderenaftrek, groter is dan het belastbare inkomen.

4. Naar het oordeel van het Hof is de wijze waarop verweerder de door belanghebbende ver-schuldigde belasting heeft berekend niet in strijd met het Verdrag. Weliswaar volgt uit artikel 19, vierde lid, van het Verdrag dat de door belanghebbende genoten en uit de Verenigde Staten afkomstige sociale zekerheidsuitkering slechts belastbaar is in de Verenigde Staten, maar dat laat, zoals volgt uit artikel 25, eerste lid, van het Verdrag, onverlet dat Nederland die uitkering in de grondslag van de Nederlandse belastingheffing kan begrijpen. Tot deze grondslag behoort de in geschil zijnde uitkering ingevolge artikel 3 van de Wet, in samenhang met de artikelen 4 en 22 van de Wet. Dat in het onderhavige geval sprake is van een sociale zekerheidsuitkering die voor wat betreft de toepassing van de Nederlandse belastingwet niet tot de in artikel 22 van de Wet bedoelde inkomsten uit arbeid zou zijn te rekenen, is door belanghebbende niet gesteld en wordt door het Hof ook niet aannemelijk geacht.

5. Met de toewijzing aan de Verenigde Staten van de bevoegdheid om de in geschil zijnde uitkering in de belastingheffing te betrekken wordt ingevolge artikel 25, tweede lid van het Verdrag, rekening gehouden door middel van een vrijstelling die wordt berekend overeen-komstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. De toewijzing aan de Verenigde Staten van de bevoegdheid om de in geschil zijnde uitkering in de belastingheffing laat overigens onverlet dat belanghebbende als inwoner van Nederland verplicht verzekerd is voor de Nederlandse volksverzekeringswetten, waaronder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en derhalve premieplichtig is voor die verzekering.

6. Artikel 25, tweede lid, van het Verdrag verwijst naar het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 van 21 december 1989, Stb. 594, en gewijzigd bij Besluit van 23 december 1994, Stb. 964 (hierna: het Besluit). Van de wijze waarop de verweerder de door belanghebbende verschuldigde belasting heeft berekend kan niet worden gezegd dat deze niet in overeenstemming is met het Verdrag en het Besluit, in het bijzonder artikel 3, eerste lid, van dat Besluit.

7. Van de wijze waarop verweerder de in Nederland verschuldigde belasting heeft berekend kan ook niet worden geoordeeld dat verweerder daardoor in strijd heeft gehandeld met het verbod tot discriminatie, zoals onder meer is neergelegd in artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten , Trb. 1969, 99 en 1978, 177. Belanghebbende en een belastingplichtige die geen sociale zekerheidsuitkering uit de Verenigde Staten ontvangt, maar overigens - voor de toepassing van de belastingwet - in gelijke omstandigheden verkeert, beschikken voor de toepassing van het belastingrecht over verschillende posities, in zoverre de een wel en de ander niet een sociale zekerheidsuitkering uit de Verenigde Staten ontvangt. Met dit verschil wordt door de wijze waarop in Nederland voor die uitkering een vrijstelling ter voorkoming van dubbele belastingheffing wordt verleend, welke onder meer inhoudt dat de belastingvrije som evenredig wordt toegerekend aan het buitenlandse inkomen van belanghebbende, geen rekening gehouden op een wijze die in strijd komt met het verbod tot discriminatie, aangezien er geen grond bestaat om de belastingvrije som specifiek aan hetzij het binnenlandse inkomen, hetzij het buitenlandse inkomen van belanghebbende toe te rekenen. Onder deze omstandigheid doet een evenredige toerekening van de belastingvrije som aan het buitenlandse inkomen van belanghebbende juist recht aan het verschil in positie tussen belanghebbende en een belastingplichtige die geen sociale zekerheidsuitkering uit de Verenigde Staten ontvangt, maar overigens - voor de toepassing van de belastingwet - in gelijke omstandigheden verkeert. Het Hof verwijst in dit verband ook naar hetgeen over de door Nederland te verlenen vrijstelling (vermindering) als volgt is opgemerkt in de Nota van toelichting bij het Besluit:

"De vermindering is gelijk aan het bedrag dat over het buitenlandse onzuivere inkomen verschuldigd zou zijn bij toepassing van het gemiddelde tarief over het gehele belastbare inkomen. Een en ander is geformuleerd in wat bekend is geworden als de ‘evenredigheidsbreuk’ (...). Deze formule is gekozen om rekening te houden met bepaalde aftrekposten die naar het oordeel van de Nederlandse wetgever wel de draagkracht beïnvloeden, maar die niet zijn toe te rekenen aan bepaalde bronnen van inkomen in Nederland gelegen of juist daarbuiten. Omdat deze posten niet met bepaalde bronnen samenhangen kan men stellen dat deze uitgaven bestreden moeten worden uit het gehele inkomen. Door in de evenredigheidsbreuk het onzuivere inkomen als noemer te nemen en het totale belastingbedrag verschuldigd zonder toepassing van dit besluit met die breuk te vermenigvuldigen, wordt bereikt dat dergelijke uitgaven naar evenredigheid drukken op het buitenlandse en het in Nederland belastbare deel van het inkomen (de zogenaamde omslag)", Stb. 1989, nr. 594, blz. 15.

8. Voorzover belanghebbende nog heeft bedoeld te stellen dat verweerder enig beginsel van behoorlijk bestuur heeft geschonden, in het bijzonder het vertrouwensbeginsel, faalt deze stelling bij gebrek aan voldoende onderbouwing daarvan in feitelijke zin.

9. Het vorenstaande houdt in dat het gelijk aan verweerder is.

10. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan op 11 april 2000 door mr. Van der Ouderaa, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van der Laan als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van dit proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,--.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.

.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature