E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7906
LJN AA7906, Gerechtshof Amsterdam, 96/00489

Inhoudsindicatie:

Toepassing art. 40a Wet IB '64 (tekst 1991). Omstandigheid dat aandelen met een waarde van circa fl 2.000.000 worden geruild tegen fl 51.000 nominaal is niet van belang. Periode van drie maanden tussen oprichting holding-BV en aandelenruil is niet te lang. Dat niet direct per 1 januari 1992 een fiscale eenheid is aangegaan staat aan toepassing evenmin in de weg. Voor zover al sprake is van een zelfstandig vereiste was de intentie tot het aangaan aanwezig. Een fiscale eenheid is ook tot stand gekomen, zij het eerst per 1 januari 1993 en daarna, na verbreking, weer per 1 januari 1994. De omstandigheid dat een derde (de dochter van belanghebbende) de 'eigenlijke' bedrijfsopvolgster zou zijn staat evenmin aan toepassing van art. 40a in de weg. Immers, in de tussentijd gaan de waardeveranderingen belanghebbende aan. Haar positie ten opzichte van de BV is evenzeer reëel. De omstandigheid dat holding-BV i.o. de aandelen in de werk-BV op 18 maart 1991 verkreeg terwijl holding-BV pas in december 1991 met belanghebbende aandelen ruilde vormt geen beletsel. De verkoop van een deel van de aandelen in werk-BV in 1993 aan holding van dochter van belanghebbende is niet van belang voor de belastingheffing over het onderhavige jaar. Die verkoop werd bovendien teruggedraaid toen consequenties werden onderkend. Art. 40a kan ook worden toegepast op verkrijging door holding i.o. Een redelijke wetstoepassing brengt i.c. voorts mee dat belanghebbende wordt geacht te hebben voldoen aan de eis van het doen van een verzoek bij de aangifte.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie