U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat er aan de inhoud of wijze van totstandkoming van de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling) zodanige ernstige feilen kleven dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten en dat de transponeringstabel, hoewel deze, anders dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft geoordeeld, het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij de korpschef in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. De Raad ziet geen aanleiding om hiervan in dit geval af te wijken.

Uitspraak



15/4641 AW

Datum uitspraak: 11 mei 2017

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 mei 2015, 14/4807 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de korpschef van politie (korpschef)

PROCESVERLOOP

Ingevolge artikel IV, onder e, sub 1, van de Wet van 25 mei 2016 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel (Stb. 2016, 203) is in dit geschil met ingang van 1 januari 2017 de korpschef in de plaats getreden van het college van bestuur van het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut, Politie onderwijs- en kenniscentrum (college), ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) het college verstaan.

Namens appellant heeft mr. M. Scheggetman hoger beroep ingesteld.

De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2017. Appellant is verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door F.J.H. Gunther en mr. F.A.M. Bot.

OVERWEGINGEN

1.1.

Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).

1.2.

De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Docent C MBO. Met ingang van 1 januari 2012 is daaraan de bijzonderheid Bijzondere Opsporing verbonden.

1.3.

Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Docent C, vakgebied Docenten, gewaardeerd in salarisschaal 10. Bij besluit van 13 juni 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.

3.1.

In zijn onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 heeft de Raad geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er aan de inhoud of wijze van totstandkoming van de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling) zodanige ernstige feilen kleven dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten en dat de transponeringstabel, hoewel deze, anders dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft geoordeeld, het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij de korpschef in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. De Raad ziet geen aanleiding om hiervan in dit geval af te wijken.

3.2.

Appellant heeft betoogd dat de korpschef bij de keuze voor het domein Ondersteuning in strijd heeft gehandeld met artikel 3, vierde lid, van de Regeling, nu de korpschef ten onrechte niet de door de Regeling voorgeschreven volgorde heeft gehanteerd, waarbij eerst het meest vergelijkbare domein dient te worden bepaald en vervolgens pas het meest vergelijkbare vakgebied. Appellant heeft in dit verband gewezen op de uitspraak van de rechtbank

Noord-Holland van 20 mei 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:4736. De rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen, heeft de Raad reeds beantwoord in zijn uitspraak van 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710. De overwegingen in deze uitspraak zijn ook in dit geval van toepassing, zodat het betoog reeds hierom faalt.

3.3.1.

Appellant heeft verder betoogd dat het resultaat van de matching onhoudbaar is te achten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat wat betreft zijn korpsfunctie niet het domein Ondersteuning het meest vergelijkbaar is, maar het domein Uitvoering. Volgens appellant voert hij zijn werkzaamheden als docent in het team bijzondere opsporing grotendeels uit in het publieke domein, gaat dit gepaard met risico’s en verantwoordelijkheden en ligt de nadruk op de executieve aspecten van zijn werkzaamheden. Appellant loopt zodoende meer risico dan docenten die werkzaam zijn in een beschermde omgeving. Volgens appellant leveren zijn werkzaamheden een directe bijdrage aan de politietaak.

3.3.2.

De Raad stelt vast dat de functie van Docent C MBO blijkens de korpsfunctiebeschrijving in het bijzonder is gericht op het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van onderwijs binnen een opleiding/leergang en in een aanverwant vakgebied/specialisme, teneinde studenten te ondersteunen bij het verwerven van competenties, het leveren van een bijdrage aan onderwijsontwikkeling en kennisontwikkeling, het verrichten van onderzoek of het leveren van een bijdrage hieraan, alsmede het adviseren op dat terrein. De kern van de korpsfunctie van appellant bestaat aldus uit kennisoverdracht. Voor zover de feitelijke situatie zou afwijken van de beschrijving van de korpsfunctie, geldt dat de functiebeschrijving leidend is bij de matching en dat het voor rekening en risico van appellant komt dat hij heeft berust in zijn uitgangspositie. Het voorgaande in aanmerking genomen, acht de Raad de keuze voor het domein Ondersteuning niet onjuist (vergelijk de reeds genoemde uitspraak van 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710).

3.4.

In aanmerking genomen dat het hoofdbestanddeel van de korpsfunctie van appellant bestaat uit kennisoverdracht, heeft de korpschef op goede gronden de LFNP-functie van Docent C, met als vakgebied Docenten, aan appellant toegekend. Appellant heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende voor de conclusie dat het resultaat van de matching (anderszins) onhoudbaar is te achten. Uit de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 volgt dat het een bewuste keuze is geweest om docenten onder te brengen in het domein Ondersteuning.

3.5.

Het betoog van appellant dat zijn beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen, slaagt evenmin. De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling.

3.6.

Appellant heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat hij vanaf 1 januari 2017 geplaatst is in het, naar zijn mening, juiste domein en de juiste functie, te weten in het domein Uitvoering, in de functie Operationeel Specialist B. Deze functie bestond reeds ten tijde van het toekennen van en overgang naar de LFNP-functie van Docent C, terwijl zijn feitelijke werkzaamheden in de tussengelegen periode niet (wezenlijk) zijn veranderd. Dit betoog kan appellant in de onderhavige procedure niet baten. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 16 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:549) heeft dit aspect geen betrekking op de overgang naar een functie uit het LFNP en kan dit aspect daarom bij de beoordeling of aannemelijk is gemaakt dat de matching (anderszins) een onhoudbaar resultaat kent geen rol spelen.

3.7.

Uit 3.1 tot en met 3.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2017.

(getekend) K.J. Kraan

(getekend) A.M. Pasmans

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature