U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Emolumenten. Loon in natura. Maatmanloon. Ter uitvoering van de tussenuitspraak (ECLI:NL:CRVB:2014:3302) heeft het Uwv een brief ingezonden, waarin het Uwv heeft beargumenteerd dat de betreffende emolumenten geen deel uitmaken van het maatmanloon. Het Uwv heeft hiermee niet voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht om het gebrek te herstellen. Door het Uwv is niet aangegeven op welke regelgeving het standpunt berust dat loon in natura in algemene zin is uitgesloten van het (maatman)loon. Artikel 13 van de Wet op de loonbelasting 1964 , bepaalt dat niet in geld genoten loon wordt gewaardeerd naar de waarde die daaraan in het economisch verkeer kan worden toegekend en daarmee behoort loon in natura tot het loonbegrip. Met de gelijkschakeling van het loonbegrip in het Schattingsbesluit met artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen , kan en mag in beginsel voor de vaststelling van het maatmaninkomen uitgegaan worden van de gegevens van de polisadministratie van het Uwv, zoals die door de werkgever gevuld wordt. Dat impliceert echter niet dat het een werknemer niet vrij zou staan (het ontbreken van) die gegevens gemotiveerd te bestrijden. In de Beleidsregels Uwv gebruik polisgegevens is in artikel 3 die ruimte voor een werknemer ook nadrukkelijk geformuleerd. Het Uwv zal de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw moeten vaststellen. Wat betreft de waardering van de loon in natura emolumenten kan aangesloten worden bij de forfaitaire bedragen uit de belastingregelgeving en het rapport van de registerarbeidsdeskundige. Bij de nieuwe schatting zal het Uwv ook met de uitbreiding van de werkzaamheden rekening moeten houden. Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak



12/1407 WIA

Datum uitspraak: 5 april 2017

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 26 januari 2012, 10/4010 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

de Staat der Nederlanden (minister van Veiligheid en Justitie)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 10 oktober 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3302) een tussenuitspraak gedaan.

Ter uitvoering van die tussenuitspraak heeft het Uwv een brief van 20 november 2014 ingezonden.

Appellante heeft gereageerd bij brief van 18 december 2014.

Het nader onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2017. Appellante is verschenen, bijgedaan mr. W.H. Benard, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.M.J.E. Budel.

Naar aanleiding van het verzoek van appellante om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft de Raad de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) als partij aangemerkt.

OVERWEGINGEN

1.1.

In de tussenuitspraak is overwogen dat is komen vast te staan dat appellante vanuit haar dienstbetrekking diverse emolumenten heeft genoten, die als inkomen in natura kunnen worden aangemerkt. Het Uwv zal dienen te onderzoeken of en in hoeverre die emolumenten in aanmerking dienen te worden genomen bij de vaststelling van het maatmanloon.

2.1.

In de brief van 20 november 2014 heeft het Uwv beargumenteerd dat de betreffende emolumenten geen deel uitmaken van het maatmanloon. Daartoe is, onder verwijzing naar het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb.), zoals dat is komen te luiden per 1 juli 2008, gesteld dat loon in natura niet in aanmerking wordt genomen bij de vaststelling van het maatmanloon. Daarbij is tevens van belang geacht dat de loon in natura-componenten niet door de werkgever zijn opgegeven als sv-loon bij de belastingdienst. Appellante heeft ter zake ook geen bezwaar gemaakt bij de belastingdienst. Zolang de polisgegevens niet gewijzigd zijn, kan er geen rekening mee worden gehouden.

2.2.

Appellante heeft in de brief van 18 december 2014 gesteld dat het Uwv het gebrek in het bestreden besluit niet heeft hersteld en daarom niet heeft voldaan aan de in de tussenuitspraak aan het Uwv gegeven opdracht.

3.1.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

3.2.

Ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Sb zoals dat luidde ten tijde in geding, wordt bij de vaststelling van het maatmaninkomen van een werknemer in aanmerking genomen het loon in de zin van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). Laatstgenoemd artikel verwijst in het eerste lid voor het loonbegrip naar de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB), met dien verstande dat in het tweede lid een uitzondering is opgenomen voor (onder meer) de eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet LB . In artikel 7, derde lid, van het Sb is dezelfde uitzondering geformuleerd.

3.3.

Door het Uwv is niet aangegeven op welke regelgeving het standpunt berust dat loon in natura in algemene zin is uitgesloten van het (maatman)loon. Artikel 13 van de Wet LB bepaalt dat niet in geld genoten loon wordt gewaardeerd naar de waarde die daaraan in het economisch verkeer kan worden toegekend en daarmee behoort loon in natura tot het loonbegrip. In de ten tijde van belang geldende Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 zijn voor velerlei in natura genoten loonbestanddelen, waaronder maaltijden, woongenot, en energie , forfaitaire bedragen opgenomen. Ook is niet gesteld of anderszins gebleken dat er in casu sprake is van eindheffingsbestanddelen. Het Uwv heeft daarom niet voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht om het gebrek te herstellen.

3.4.

Ten aanzien van het gestelde in de brief van 20 november 2014 omtrent het niet in de polisadministratie opgenomen zijn van de onderhavige emolumenten, wordt als volgt overwogen. Erkend kan worden dat met de gelijkschakeling van het loonbegrip in het Sb. met artikel 16 van de Wfsv in beginsel voor de vaststelling van het maatmaninkomen uitgegaan kan en mag worden van de gegevens van de polisadministratie van het Uwv, zoals die door de werkgever gevuld wordt. Dat impliceert echter niet dat het een werknemer niet vrij zou staan (het ontbreken van) die gegevens gemotiveerd te bestrijden. In de Beleidsregels Uwv gebruik polisgegevens is in artikel 3 die ruimte voor een werknemer ook nadrukkelijk geformuleerd. Verwezen wordt in dit verband naar de uitspraak van de Raad van 30 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3324.

3.5.

Het besluit van 30 september 2010 waarbij is gehandhaafd het besluit van 11 mei 2010 waarbij aan appellante met ingang van 9 juni 2010 uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is geweigerd kan niet in stand blijven. Het Uwv zal de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw moeten vaststellen, waarbij bovenstaande regelgeving leidend zal moeten zijn. Wat betreft de waardering van de loon in natura emolumenten kan aangesloten worden bij de forfaitaire bedragen uit de belastingregelgeving en het rapport van 17 februari 2010 van de registerarbeidsdeskundige A.L. van Summeren.

3.6.

Zoals overwogen in de tussenuitspraak heeft appellante gesteld dat de loon in natura emolumenten verband hielden met een uitbreiding van haar werkzaamheden. Bij aanvang van haar dienstverband per 1 november 2007 was de overeengekomen arbeidstijd 24 uur per week. Na een aantal weken is appellante op verzoek van de werkgever meer uren gaan werken en op het bedrijf gaan wonen. Appellante heeft gesteld dat het aantal gewerkte uren wisselde, maar dat het er soms wel heel veel waren (40 tot 60 uur per week). Bij de nieuwe schatting zal het Uwv ook met die gegevens rekening moeten houden. Gelet op de onzekerheid omtrent het exacte aantal gewerkte uren komt aan het Uwv op dit punt een zekere ruimte toe. Het door het Uwv ingenomen standpunt dat de uitbreiding van het aantal te werken uren niet plaats vond in het kader van de arbeidsovereenkomst, maar als ”vriendendienst” moet worden beschouwd, wordt niet onderschreven. Appellante had een schriftelijke vastgelegde arbeidsovereenkomst voor 24 uur per week. Daarin is als functie stalruiter genoemd. De uitbreiding van de werkzaamheden met diverse beheerswerkzaamheden voor de manege, waarvoor appellante ook op de manege moest gaan wonen, heeft evident plaatsgevonden in het kader van de reeds eerder gesloten arbeidsovereenkomst.

3.7.

Appellante heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Er is aanleiding dit verzoek toe te wijzen.

3.8.

In een procedure in drie instanties als hier in geding mag het bezwaar ten hoogste een half jaar, de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar en de behandeling van het hoger beroep ten hoogste twee jaar duren, terwijl doorgaans geen sprake zal zijn van een te lange behandelingsduur in de rechterlijke fase in haar geheel als deze niet meer dan drie en een half jaar heeft geduurd (CRvB 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009). De omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven overschrijding van deze behandelingsduren gerechtvaardigd te achten. Verder heeft de Raad in die uitspraak overwogen dat in beginsel een vergoeding van materiele schade gepast is van € 500,- per half jaar of gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden.

3.9.

In het geval van appellante zijn vanaf de ontvangst door het Uwv op 4 juni 2010 van het tegen het besluit van 11 mei 2010 ingediende bezwaarschrift tot de datum van deze uitspraak bijna 7 jaar verstreken. Er is geen aanleiding een langere behandelingsduur dan in 3.8 weergegeven gerechtvaardigd te achten. Nu de totale behandelingsduur vier jaar mocht bedragen, is deze nu met 2 jaar en 10 maanden overschreden. Deze overschrijding is geheel aan de rechterlijke fase toe te rekenen. In de omstandigheden van het geval is geen aanleiding om deze overschrijding geheel of ten dele gerechtvaardigd te achten. Dit leidt tot een veroordeling van de Staat tot een schadevergoeding van € 3.000,-.

4. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen de nieuw te nemen beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.

5. Er bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in bezwaar, beroep, en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 495,- in bezwaar, € 990,- in beroep, en € 1.732,50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, alsmede € 35,86 (retour Nieuwaal-Rotterdam) en € 35,32 (2x retour Nieuwaal-Utrecht), in totaal € 3.288,68.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

vernietigt de aangevallen uitspraak;

verklaart het beroep tegen het besluit van 30 september 2010 gegrond en vernietigt dat besluit;

draagt het Uwv op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 11 mei 2010 met inachtneming van deze uitspraak;

bepaalt dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts beroep kan worden ingesteld bij de Raad;

veroordeelt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 3.000,-;

veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.288,68;

bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 156,- in totaal vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en F.M.S. Requisizione en

Ch. van Voorst als leden, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2017.

(getekend) E.W. Akkerman

(getekend) N. van Rooijen

UM

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature