Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Afgewezen bijzondere bijstand voor diverse kosten. Beoordelingskader geen aanleiding voor toewijzing.

Uitspraak



14/875 WWB, 14/876 WWB, 14/877 WWB, 14/878 WWB

Datum uitspraak: 1 november 2016

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van

3 januari 2014, 13/2670, 13/359, 13/747 en 13/4963 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P.A.J. van Putten, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Appellant heeft nadere stukken ingezonden.

Tijdens het onderzoek ter zitting van 2 juni 2015, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Putten, en het college zich heeft laten vertegenwoordigen door J.C. de Roos en mr. M.R. Schuurman, heeft appellant verzocht om wraking van de voorzitter en leden van de meervoudige kamer. In verband met dit verzoek is het onderzoek ter zitting geschorst. Bij uitspraak van 14 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3158, heeft de wrakingskamer van de Raad het wrakingsverzoek afgewezen.

Appellant heeft vervolgens nadere stukken ingezonden.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaken zijn daarna geagendeerd voor de zittingen van 14 december 2015 en 14 maart 2016. De behandeling ter zitting is op verzoek van appellant tweemaal uitgesteld.

Het onderzoek ter zitting is op 20 september 2016 hervat. Voor appellant is mr. Van Putten verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.C. de Roos.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant ontvangt sinds 1997 bijstand, in de periode hier in geding ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder.

Zaak 14/875 WWB

1.2.1.

Appellant heeft bij brief van 19 november 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor één maand huurachterstand, een maandelijks tekort aan middelen voor het voldoen van de huur en de ziektekostenverzekering en voor een door het college teruggevorderd bedrag. Hierbij heeft appellant een beroep gedaan op een verslechtering van zijn lichamelijke en geestelijke toestand.

1.2.2.

Bij besluit van 20 december 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 april 2013 (bestreden besluit 1), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Aan de afwijzing heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant ten aanzien van de huurkosten een beroep kan doen op een voorliggende voorziening en geen bijstand wordt toegekend voor schulden. De kosten van de ziektekostenverzekering behoren tot de algemene bestaanskosten en vloeien niet voort uit bijzondere omstandigheden.

Zaak 14/876 WWB

1.3.1.

Op 30 december 2011 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor een groot aantal kosten. Het gaat onder meer om eigen bijdragen voor rechtsbijstand en griffierecht, kosten in verband met ziekte (stookkosten, bepaalde voeding, geneesmiddelen), identiteitskaarten, een computer en toebehoren, telefoons, benodigdheden om als fotograaf aan de slag te gaan, een lening voor een auto, verzekeringen, naheffingen van NUON en Vitens, incassokosten en gebruiksgoederen. Appellant heeft ook verzocht om een tegemoetkoming in de kosten van verblijf in het buitenland.

1.3.2.

Bij besluit van 15 maart 2012 heeft het college bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand en voor griffierechtkosten en de aanvraag voor het overige afgewezen. Aan de afwijzing heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten in het individuele geval niet noodzakelijk zijn en/of de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Verder wordt voor schulden geen bijstand verleend en kan appellant ten aanzien van bepaalde kosten een beroep doen op een voorliggende voorziening. Bij besluit van 10 december 2012 (bestreden besluit 2) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 15 maart 2012 ongegrond verklaard.

Zaak 14/877 WWB

1.4.1.

Het college heeft bij besluit van 3 februari 2011 aan appellant bijzondere bijstand voor de aanschafkosten van een bril toegekend. De zorgverzekeraar heeft naderhand een gedeelte van de aanschafkosten aan appellant vergoed. Bij besluit van 10 september 2012 heeft het college vervolgens met toepassing van artikel 58, eerste lid, aanhef en onder f, van de WWB de aan appellant verleende bijzondere bijstand voor de aanschafkosten van een bril tot een bedrag van € 225,- van appellant teruggevorderd. Tevens heeft het college bepaald dat met ingang van september 2012 een bedrag van € 24,06 met de bijstand van appellant zal worden verrekend.

1.4.2.

Bij besluit van 18 december 2012 (bestreden besluit 3) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 10 september 2012 in zoverre gegrond verklaard dat zijn aflossingscapaciteit op nihil wordt gesteld in plaats van € 24,06. Het college heeft de terugvordering gehandhaafd.

Zaak 14/878 WWB

1.5.1.

Op 18 november 2012 heeft appellant een aanvraag ingediend voor de kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand en voor de kosten van griffierecht.

1.5.2.

Bij besluit van 2 januari 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 augustus 2013 (bestreden besluit 4), heeft het college voor twee declaraties van rechtsbijstandskosten bijzondere bijstand toegekend en de aanvraag voor het overige afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat op grond van gemeentelijk beleid kosten gemaakt twee maanden voor de aanvraagdatum voor toekenning in aanmerking komen. Voor zover de kosten meer dan twee maanden vóór de datum van aanvraag zijn gemaakt, wordt de aanvraag afgewezen. Van zeer dringende redenen die nopen tot bijstandsverlening is geen sprake.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen bestreden

besluiten 1, 2 en 3 ongegrond verklaard. Het beroep tegen bestreden besluit 4 is

niet-ontvankelijk verklaard voor zover dat tegen de afwijzing van declaraties van

28 september 2012 en 2 oktober 2012 is gericht en voor het overige ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het college ter zitting heeft verklaard dat de bijstand voor de genoemde declaraties ten onrechte is afgewezen en dat deze kosten alsnog zullen worden vergoed. Appellant heeft daarom in zoverre geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank.

3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover de beroepen ongegrond zijn verklaard. Zoals ter zitting van de Raad is toegelicht, gaat het appellant in de kern om het volgende. Appellant voert ten eerste aan dat de rechtbank zijn beroep op het vertrouwensbeginsel ten onrechte niet heeft gehonoreerd. Verder stelt appellant dat zijn persoonlijke en medische omstandigheden tot verlening van bijzondere bijstand zouden moeten leiden. Deze omstandigheden vormen ook dringende redenen om af te zien van terugvordering. Door hoge woonlasten leeft appellant al jaren van een inkomen onder de bijstandsnorm. Appellant heeft ernstige lichamelijke en psychische klachten. Voor hem is een uitzichtloze situatie ontstaan. Verlening van bijzondere bijstand is dan ook noodzakelijk. Gezien zijn situatie zou een verblijf in Spanje met behoud van bijstand heilzaam zijn voor appellant. Het college heeft in zijn omstandigheden ten onrechte geen aanleiding gezien af te wijken van het territorialiteitsbeginsel. Ten slotte heeft appellant een beroep gedaan op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Door zijn financiële situatie worden appellant en zijn minderjarige zoon ernstig beperkt in hun bewegingsvrijheid. Dit betekent dat van een normale ontwikkeling van het privé- en gezinsleven geen sprake kan zijn.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

Beoordelingskader bijzondere bijstand

4.1.

Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de WWB kunnen slechts personen die in Nederland woonachtig zijn aanspraak maken op bijstand.

4.2.

Op grond van artikel 15, eerste lid, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, voor de belanghebbende geacht wordt toereikend en passend te zijn en strekt het recht op bijstand zich niet uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt.

4.3.

Artikel 16, eerste lid, van de WWB geeft het college de bevoegdheid om aan een persoon voor wie geen recht op bijstand bestaat op grond van het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 15 van de WWB in afwijking van die bepalingen bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

4.4.

Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Voor de toepassing van artikel 35, eerste lid, kent de WWB niet een met artikel 16, eerste lid, vergelijkbare bepaling.

Vertrouwensbeginsel

4.5.

Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in ieder geval vereist dat van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. Appellant stelt dat een klantmanager tegen hem heeft gezegd graag de bijzondere bijstand te willen verlenen, maar dit niet te kunnen vanwege het management. Dit is geen onvoorwaardelijke toezegging, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel hierom al niet slaagt.

Beroep op zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de WWB

4.6.

Appellant heeft verzocht om toestemming voor verblijf in het buitenland met behoud van bijstand. Uit artikel 11 van de WWB volgt dat appellant geen aanspraak kan maken op bijstand als hij in het buitenland woont (territorialiteitsbeginsel). Op grond van artikel 16, eerste lid, van de WWB kan in afwijking hiervan bijstand worden verleend indien, gelet op alle omstandigheden zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 1 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK6576) dient daarvoor vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodzaak is aan de orde als de situatie levensbedreigend is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.

4.7.

Appellant heeft gewezen op diverse brieven van zijn huisarts, waaruit naar voren komt dat ernstige zorgen bestaan over appellant, die door zijn uitzichtloze situatie vele lichamelijke klachten heeft ontwikkeld, langdurig depressief is en suïcidaal is geraakt. Evenals de rechtbank ziet de Raad hierin onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat zeer dringende redenen noopten tot bijstandsverlening bij verblijf van appellant in het buitenland. In dit verband is van belang dat de huisarts niet is aan te merken als onafhankelijk deskundige en dat de informatie niet met objectieve gegevens, zoals een diagnose van een psychiater, is onderbouwd. Verder blijkt uit de brieven niet dat zich een acute noodsituatie voordoet die enkel verholpen kan worden door verblijf in het buitenland met behoud van bijstand. Vergelijk de uitspraak van 3 december 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2656.

4.8.

Het college heeft aan de afwijzing van de bijzondere bijstand voor de woonkosten ten grondslag gelegd dat de huurtoeslag die appellant ontvangt een passende en toereikende voorliggende voorziening is als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de WWB . Dit bestrijdt appellant niet. Gelet hierop bestaat alleen recht op bijstand in geval zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Ook hier geldt dat wat appellant daartoe heeft aangevoerd onvoldoende is.

Toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB

4.9.

Het college heeft aan de afwijzing van bijzondere bijstand, voor diverse door appellant gevraagde kosten in hoofdzaak, ten grondslag gelegd dat deze niet voldoen aan het in

artikel 35, eerste lid, van de WWB neergelegde vereiste dat het moet gaan om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, die niet uit het inkomen of het vermogen kunnen worden voldaan. Appellant heeft, met uitzondering van de hierna te bespreken stookkosten, de specifieke afwijzingsgronden niet afzonderlijk betwist, maar zich beroepen op zijn slechte persoonlijke omstandigheden. Uit het hiervoor onder 4.3 en 4.4 weergegeven beoordelingskader volgt dat appellant alleen een beroep kan doen op zeer dringende redenen om bijstand te verlenen voor zover de artikelen 11 tot en met 15 van de WWB in de weg staan aan bijstandsverlening. Voor de kostenposten waarvoor het college op grond van artikel 35 van de WWB geen bijzondere bijstand heeft verleend omdat het geen noodzaak of bijzondere omstandigheden aanwezig heeft geacht, kan appellant aan artikel 16, eerste lid, van de WWB geen aanspraak op bijzondere bijstand ontlenen. Voor zover appellant aanvoert dat sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten, slaagt dit niet. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld (uitspraak van 2 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6935) is in ieder geval niet een zodanige bijzondere omstandigheid dat appellant een huurwoning heeft met hoge lasten, waardoor hij ondanks de huurtoeslag niet kan rondkomen. Niet is gebleken dat deze hoge lasten onvermijdelijk zijn. Het college heeft ter zitting het aanbod herhaald om verhuiskosten vanuit de bijzondere bijstand te vergoeden.

Stookkosten

4.10.

Appellant heeft onder meer bijzondere bijstand aangevraagd voor stookkosten. Anders dan appellant heeft aangevoerd, heeft hij onvoldoende onderbouwd dat in zijn geval een hogere temperatuur in zijn woonruimte noodzakelijk is. Appellant heeft enkel aangevoerd dat hij lijdt aan het syndroom van Raynaud en reuma, maar hij heeft geen medische stukken in het geding gebracht waaruit de noodzaak van extra stookkosten blijkt.

Terugvordering

4.11.

De beroepsgrond dat het college op grond van dringende redenen moet afzien van terugvordering van de bijzondere bijstand voor de aanschafkosten van de bril van appellant, slaagt niet. Dringende redenen om van terugvordering af te zien kunnen slechts zijn gelegen in onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Nu het college de aflossingscapaciteit van appellant op nihil heeft gesteld, heeft de terugvordering nog geen financiële consequenties. Verder is van belang dat hij bij de invordering de bescherming geniet, of deze zo nodig kan inroepen, van de regels van de beslagvrije voet als neergelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Appellant heeft niet met concrete (medische) stukken onderbouwd dat als gevolg van de terugvordering voor hem onaanvaardbare sociale gevolgen zijn ontstaan.

Bijzondere bijstand voor kosten eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierecht

4.12.

Appellant heeft tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierecht aangevoerd dat het college aanleiding had moeten zien om met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af te wijken van zijn beleid dan wel artikel 16, eerste lid, van de WWB had moeten toepassen. Het beleid houdt in dat tot twee maanden nadat de kosten zijn opgekomen een aanvraag kan worden ingediend voor vergoeding daarvan. Het betreft buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 6 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1297) wordt dergelijk beleid als gegeven beschouwd en dient de bestuursrechter te volstaan met de beoordeling van de vraag of het bestuursorgaan het beleid op consistente wijze heeft toegepast. Bij toepassing van buitenwettelijk begunstigend beleid is gelet op dit toetsingskader de vraag of sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb niet aan de orde. Voor het beroep van appellant op artikel 16, eerste lid, van de WWB geldt wat onder 4.9 is overwogen.

Artikel 8 EVRM

4.13.

Het beroep van appellant op het door artikel 8 van het EVRM gegarandeerde recht op family life slaagt niet. In wat appellant ter zake heeft aangevoerd is geen grond gelegen om het oordeel van de rechtbank hierover voor onjuist te houden. Van belang is dat het college binnen de grenzen van de wet algemene en bijzondere bijstand verleent en heeft verleend aan appellant. In deze situatie bestaat geen aanleiding om een verdergaande, aan artikel 8 van het EVRM te ontlenen, verplichting voor de Nederlandse staat aan te nemen.

4.14.

Uit 4.5 tot en met 4.13 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen als voorzitter en G.M.G. Hink en C. van Viegen als leden, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2016.

(getekend) M. Hillen

De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature