Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Weigering periodieke salarisverhoging omdat functioneren niet aan de norm voldoet. Beoordeling. Appellante functioneerde niet naar behoren. Hoewel aan appellante kan worden toegegeven dat de beoordeling zelf weinig concrete voorbeelden bevat, is de beoordeling voldoende onderbouwd mede gelet op het besprokene met appellante alsmede de in de bezwaarprocedure gegeven toelichting. Appellante heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij haar functie tijdens de beoordelingsperiode niet goed kon uitoefenen door gezondheidsproblemen.

Uitspraak



15/7066 AW

Datum uitspraak: 22 september 2016

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van

8 september 2015, 15/1427 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Diemen (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A. Seme, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Namens het college heeft mr. W. Hovingh, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2016. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Seme. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Hovingh en J. Donga.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellante is met ingang van 22 december 2009 in tijdelijke dienst en met ingang van

1 oktober 2010 in vaste dienst aangesteld bij de afdeling [afdeling] van de gemeente Diemen in de functie van [functie 1], thans medewerker [functie 2].

1.2.

Van het functioneren van appellante zijn over de perioden januari en februari 2010, maart tot en met augustus 2010 en september 2010 tot september 2011 door leidinggevende G beoordelingen opgemaakt die door het bevoegd gezag zijn vastgesteld. Vervolgens hebben op 26 februari 2013 en 7 november 2013 functioneringsgesprekken plaatsgevonden tussen appellante en leidinggevende K. Bij brief van 30 december 2013 zijn door K afspraken vastgelegd naar aanleiding van het door appellante gevolgde coachingstraject.

1.3.

Bij besluit van 23 januari 2014 is appellante een periodieke salarisverhoging onthouden op de grond dat haar functioneren niet aan de norm voldoet.

1.4.

De beoordeling van het functioneren van appellante over de periode van 1 januari 2013 tot 1 februari 2014 is, nadat appellante haar zienswijze heeft gegeven en een zienswijzengesprek heeft plaatsgevonden, bij besluit van 7 juli 2014 door het bevoegd gezag vastgesteld. Voor zover van belang is aan appellante ten aanzien van de aspecten verzorgde ondersteuning, geleverde adviezen, resultaatgericht, luisteren, probleemanalyse, vakkundigheid en veranderingsprocessen een score 2 toegekend (voldoet (nog) niet geheel aan wat wordt verwacht). Ten aanzien van de aspecten ondernemend en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid is aan appellante een score 1 toegekend (voldoet structureel niet aan wat wordt verwacht). Voorts zijn de in de brief van 30 december 2013 vastgelegde afspraken in de beoordeling opgenomen.

1.5.

Bij besluit van 27 januari 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen de beoordeling, onder handhaving daarvan en in overeenstemming met het advies van de bezwarencommissie, ongegrond verklaard.

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellante heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Volgens vaste rechtspraak is de toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt tot de vraag of die beoordeling op voldoende gronden berust. In geval van een negatief oordeel moet het bestuursorgaan dit met concrete feiten onderbouwen. Niet doorslaggevend is dan of elk feit juist is vastgesteld of geduid. Het gaat erom of het totale beeld van de beoordeling deze toetsing doorstaat (uitspraak van 21 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2803).

4.2.

Appellante heeft betoogd dat de negatieve beoordeling voor haar een verrassing was, omdat zij in de beoordelingsperiode niet anders functioneerde dan in de periode ervoor en geen signalen heeft gekregen dat haar functioneren niet voldeed aan wat werd verwacht. Dit betoog slaagt niet. Uit de gedingstukken blijkt dat appellante als kennismigrant in 2009 aan haar functie is begonnen en daarin nog moest groeien. Zoals ook door het college ter zitting is verklaard is er in eerste instantie voor gekozen om appellante opbouwende kritiek mee te geven en haar niet onmiddellijk negatief te beoordelen. Dat neemt niet weg dat, zoals uit de eerste beoordelingen blijkt, het functioneren van appellante met betrekking tot het zelfstandig oplossen van problemen, het ontwikkelen van ideeën, het nemen van beslissingen en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid verbetering behoefde. Uit het op 26 februari 2013 gevoerde functioneringsgesprek blijkt dat vooruitgang is geboekt, maar dat appellante nog niet daar staat waar haar leidinggevenden haar willen zien. Zij wordt nog onvoldoende in staat geacht om zelfstandig een goede adviesrol te vervullen en om zelfstandig een groep te begeleiden bij de inrichting van processen en het ontbreekt haar nog aan voldoende zelfvertrouwen, overtuigingskracht en assertiviteit. Haar leidinggevenden zien op dat moment nog groeipotentie bij appellante. Naar het oordeel van de Raad kon er in ieder geval vanaf dat moment geen misverstand over bestaan dat appellante niet naar behoren functioneerde. Vervolgens heeft appellante een coachingstraject gevolgd. In het functioneringsgesprek van

7 november 2013 is geconstateerd dat het gewenste niveau nog niet is bereikt en is afgesproken na de aanvullende coachingsgesprekken een evaluatiegesprek te houden. Op

12 december 2013 zijn vervolgens afspraken gemaakt, waaronder het organiseren van een presentatie, welke zijn vastgelegd in de brief van 30 december 2013. Daarna is appellante bij besluit van 23 januari 2014 een periodiek onthouden, omdat haar functioneren niet aan de norm voldeed. Het kan dan ook niet als een verrassing worden gezien dat in juli 2014 de overwegend negatieve beoordeling is gevolgd. Dat appellante deze toch als een verrassing heeft ervaren, is dan ook eerder een teken dat zij de signalen niet heeft begrepen dan dat het college deze signalen niet of onvoldoende zou hebben gegeven.

4.3.

Appellante heeft zich verder op het standpunt gesteld dat zij onvoldoende begeleiding heeft gekregen om zich te bekwamen in haar functie, zodat de negatieve scores haar niet konden worden toegekend. Dit betoog wordt niet gevolgd. De Raad ziet niet in dat het college appellante onvoldoende heeft begeleid. Ze heeft een opleiding tot Lean-expert, een coachingstraject en een cursus Nederlands gevolgd. Daarnaast zijn er diverse gesprekken met haar gehouden waarin haar ontwikkeling is besproken.

4.4.

Appellante wordt evenmin gevolgd in haar betoog dat de negatieve scores in de beoordeling met onvoldoende voorbeelden zijn toegelicht. Hoewel aan appellante kan worden toegegeven dat de beoordeling zelf weinig concrete voorbeelden bevat, acht de Raad de beoordeling voldoende onderbouwd mede gelet op het besprokene met appellante alsmede de in de bezwaarprocedure gegeven toelichting.

4.5.

Tot slot heeft appellante aangevoerd dat leidinggevende K ten onrechte geen rekening heeft gehouden met haar gezondheidssituatie. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Uit de gedingstukken blijkt niet dat appellante haar gezondheidsproblemen met haar leidinggevende(n) heeft besproken. Appellante heeft evenmin stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij haar functie tijdens de beoordelingsperiode niet goed kon uitoefenen door gezondheidsproblemen. Daarbij komt dat appellante ter zitting heeft verklaard dat zij zich niet ziek wilde melden en ervoor heeft gekozen vrije dagen op te nemen. Bovendien is het vaste rechtspraak (uitspraak van 3 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK7315) dat omstandigheden die het functioneren negatief beïnvloed zouden kunnen hebben, niet kunnen leiden tot hogere scores dan op grond van het feitelijk functioneren gerechtvaardigd is. Dergelijke omstandigheden kunnen hooguit invloed hebben op de aan de beoordeling in rechtspositionele sfeer te verbinden gevolgen.

4.6.

De conclusie is dat de beoordeling de onder 4.1 vermelde toets doorstaat.

4.7.

Uit 4.2 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema als voorzitter en M.T. Boerlage en

M.C.D. Embregts als leden, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2016.

(getekend) H.C.P. Venema

(getekend) A. Stuut

HD

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature