Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening van niet rechthebbende moeder van Nederlands kind in afwachting van uitkomst pre-judiciële vraagstelling Hof van Justitie. Geen inkomen moeder leidt niet tot bewezen schade kind.

Uitspraak



16/3410 WWB-VV

Datum uitspraak: 1 september 2016

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening

Partijen:

[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)

PROCESVERLOOP

Namens verzoekster heeft mr. E.C. Weijsenfeld, advocaat, hoger beroepen ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 20 maart 2014, 13/4549 (aangevallen uitspraak 1) en van 22 april 2014, 13/9920 (aangevallen uitspraak 2).

Bij uitspraak van 16 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:665, heeft de Raad inzake onder meer bovengenoemd hoger beroep, het Hof van Justitie van de Europese Unie verzocht om een prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Namens verzoekster heeft mr. Weijsenfeld vervolgens op 19 mei 2016 een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2016. Voor verzoekster zijn

mr. Weijsenfeld en mr. J.H. Kruseman verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Catakli.

OVERWEGINGEN

1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Verzoekster is geboren op [geboortedag] 1984 en heeft de Kameroense nationaliteit en heeft geen rechtmatig verblijf. Zij is in 1999 naar Nederland gekomen. Uit de relatie met de Nederlander [naam A.] (A) is op 2 mei 2008 de dochter [dochter P.] (P) geboren. A heeft P erkend en P heeft de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster en A hebben gezamenlijk het gezag over P. Verzoekster en A leven gescheiden. P staat op het adres van A ingeschreven, maar woont feitelijk bij verzoekster. Verzoekster en P worden in een noodopvang opgevangen door de gemeente Den Haag. Er is een omgangsregeling vastgesteld tussen A en P. P verblijft drie weekenden per maand bij haar vader en soms in vakanties. A betaalt € 200,- aan kinderalimentatie per maand. A ontvangt tevens kinderbijslag die hij afdraagt aan verzoekster. Aan P is met ingang van 13 november 2012 kinderbijstand toegekend tot een bedrag van

€ 230,- waarop de alimentatie niet wordt ingehouden. A heeft een fulltime baan en heeft gesteld daardoor niet (alleen) voor P te kunnen zorgen.

1.2.

Bij besluiten van respectievelijk 26 november 2012 en 21 juni 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluiten van respectievelijk 26 april 2013 en 28 oktober 2013, heeft het college de aanvragen van verzoekster om bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder over de perioden in geding - 12 juli 2012 tot 1 september 2012 en 7 mei 2013 tot

21 juni 2013 - afgewezen onder meer op de grond dat verzoekster geen geldige verblijfsstatus heeft.

2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen van verzoekster ongegrond verklaard, onder meer op de grond dat niet is gebleken dat P niet bij haar vader kan verblijven, waardoor geen sprake is van een situatie als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 8 maart 2011, C-34/09, Ruiz Zambrano, ECLI:EU:C:2011:124. Verzoekster heeft daarom geen van P afgeleid verblijfsrecht als bedoeld in artikel 20 van het VWEU.

3. Verzoekster heeft zich in de hoger beroepen tegen de aangevallen uitspraken gekeerd. Zij heeft in dit verband, samengevat, aangevoerd dat zij gelet op de feiten en omstandigheden wel een van P afgeleid en rechtstreeks werkend verblijfsrecht heeft als bedoeld in artikel 20 van het VWEU en op grond daarvan aanspraak heeft op bijstand naar de voor haar geldende norm. Verzoekster heeft gevraagd om als voorlopige voorziening te treffen dat haar lopende de procedure bijstand naar de voor haar geldende norm wordt toegekend.

4. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Ingevolge de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

4.2.

Voor het treffen van een voorlopige voorziening moet worden bezien of op grond van een afweging van de wederzijds in aanmerking komende belangen bij een al dan niet onmiddellijke uitvoering van de aangevallen uitspraak, het verzoek om een voorlopige voorziening dient te worden toegewezen. In het algemeen speelt bij deze belangenafweging een rol de vraag of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven en dat daarna de uiteindelijke uitkomst van de procedure aanmerkelijk anders zal zijn. Deze toetsing kan meebrengen dat de voorzieningenrechter een voorlopig oordeel geeft over het geschil in de bodemprocedure.

4.3.1.

Nu de Raad voor de beslechting van de geschillen in de bodemprocedures prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie, en er tot op heden van de zijde van het Hof van Justitie geen arrest is gewezen, is er in het kader van de hier verzochte voorlopige voorzieningen voor de onder 4.2, laatste volzin, bedoelde toetsing en een eventueel voorlopig oordeel over de geschillen in de bodemprocedures geen plaats. Vergelijk de uitspraak van de president van de Centrale Raad van Beroep van 7 december 1995, ECLI:NL:CRVB:1995:ZB5656. Dit betekent dat de voorzieningenrechter in het kader van deze belangenafweging geen gewicht kan bepalen van de (on)waarschijnlijkheid dat de uiteindelijke uitkomst van de bodemprocedure een geheel andere zal zijn dan de situatie zoals die op grond van de aangevallen uitspraak bestaat en daarom deze omstandigheid niet kan betrekken in zijn belangenafweging.

4.3.2.

Het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming van door het gemeenschapsrecht aan justitiabelen verleende rechten brengt mee dat wel moet worden bezien of toe- of afwijzing van de gevraagde voorziening niet leidt tot onomkeerbare gevolgen in het licht van de doelstellingen van het unieburgerschap en de door de Raad gestelde vragen van uitleg in deze procedure. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschappen van

19 juni 1990, C-213/89, Factortame, ECLI:EU:C:1990:257 en van 13 maart 2007, C-432/05, Unibet, ECLI:EU:C:2007:163. Vergelijk de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1069. Door de afwijzing van het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening ontstaat niet de als onomkeerbare situatie te beschouwen situatie dat verzoekster en P de Europese Unie (EU) moeten verlaten. Het verzoek is immers niet gericht tegen het bestuursorgaan dat bevoegd is vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf uit te zetten, terwijl vaststaat dat verzoekster haar procedures in Nederland mag afwachten en geen uitzettingsmaatregelen zijn getroffen. Verzoekster heeft ook niet gesteld dat hun huidige financiële situatie hen dwingt de EU te verlaten.

4.3.3.

In deze situatie moet dus slechts een afweging worden gemaakt tussen het belang van verzoekster bij een financiële uitkering voor onder meer levensonderhoud tegenover het belang van het college om niet zonder rechtsgrond publieke middelen te besteden, waarvan de terugvordering, indien de aangevallen uitspraak in stand blijft, vrijwel illusoir is. Daarbij neemt de voorzieningenrechter nog in aanmerking, dat volgens vaste rechtspraak (uitspraken van 26 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3803 en ECLI:NL:CRVB:2015:3834) niet het college, maar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, ten aanzien van verzoekster, die thans nog beschouwd moet worden als niet toegelaten vreemdeling, het voor de voorziening in de elementaire levensbehoeften verantwoordelijke bestuursorgaan is, zodat door die taakverdeling te minder van het college gevergd kan worden middelen in te zetten.

4.4.

Verzoekster heeft allereerst aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij verwacht dat de uitkomst van de prejudiciële procedure bij het Hof van Justitie betekent dat zij op basis van artikel 20 van het VWEU dan wel op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) een verblijfsrecht in Nederland heeft. Om deze reden en gelet op de reeds verstreken periode is het volgens verzoekster, zoals zij ter zitting heeft toegelicht, niet langer redelijk om in afwachting van het definitieve oordeel in de bodemprocedures ten nadele van haar geen bijstand te verstrekken. Gelet op 4.3 kan de voorzieningenrechter deze grond echter niet bij de te maken belangenafweging betrekken, zodat deze grond verder niet wordt besproken.

4.5.

Verzoekster heeft verder, samengevat, ter zitting aangevoerd dat het gezin al jaren uitsluitend leeft van de kinderbijstand die P ontvangt en van de alimentatie en de kinderbijslag die verzoekster van A krijgt. Na jaren in een ongeschikte opvangvoorziening buiten de stad te hebben gezeten, wordt het gezin inmiddels in Den Haag opgevangen in een geschiktere opvanglocatie van de gemeente Den Haag. Volgens verzoekster is de spoedeisendheid voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorzieningen gelegen in de omstandigheid dat de ontwikkeling van P schade leidt dan wel zal leiden door niet op te groeien in een gezin waarin niet is voorzien in een inkomenspositie op minimumniveau.

4.6.

Niet in geschil is dat verzoekster en haar dochter in een moeilijke situatie verkeren, waarin het gezin reeds langere tijd moet rondkomen van beperkte middelen.

4.7.

Gelet op de gronden van het verzoek zoals onder 4.5 weergegeven, dient het belang van verzoekster zo te worden uitgelegd dat de ontwikkeling van P schade lijdt omdat verzoekster, als gevolg van het reeds lange tijd niet ontvangen van bijstand, niet beschikt over een inkomen op minimumniveau. Bovendien moet ingevolge artikel 8:81 van de Awb voor het treffen van een voorlopige voorziening sprake zijn van een zodanige situatie van onverwijlde spoed dat dit belang zwaarder weegt dan de publieke belangen bij de weigering van bijstand op de gronden waarop de koppelingswetgeving rust.

4.8.

Van een dergelijke spoedeisende situatie is de voorzieningenrechter niet gebleken. Verzoekster heeft haar stelling dat de ontwikkeling van P als gevolg van de hiervoor beschreven situatie schade heeft geleden niet onderbouwd met verifieerbare en objectiveerbare gegevens, zoals een rapportage of diagnose van bijvoorbeeld Jeugdzorg, de kinderbescherming, een kinderarts, kinderpsycholoog of kinderpsychiater. Bovendien is voor verzoekster en P voorzien in onderdak, ontvangt P zogeheten kinderbijstand en ontvangt verzoekster € 200,- per maand alimentatie van A en betaalt A de kinderbijslag die hij voor P ontvangt aan verzoekster. Ten slotte wijst de voorzieningenrechter erop dat, indien blijkt van (dreigende) schade voor P, de kosten van het voorkomen daarvan veeleer aanleiding geven tot verstrekking van bijzondere bijstand, dan wel een aanpassing van haar uitkering, die thans reeds met toepassing van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet verstrekt wordt. Onder deze omstandigheden is er, de publieke belangen in aanmerking genomen, geen aanleiding om het verzoek van verzoekster te honoreren.

4.9.

Uit het voorgaande vloeit voort dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen zal worden afgewezen.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2016.

(getekend) O.L.H.W.I. Korte

(getekend) A. Mansourova

HD

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature