U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Het beroepschrift is te laat ingediend. De verzending per koeriersdienst valt niet onder de verzendtheorie, ook niet na de wijziging van de Postwet 2009.

Uitspraak



14/5929 WWB

Datum uitspraak: 23 augustus 2016

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van

16 september 2014, 14/720 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.A.M. Koorn-Harkema, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2016. Namens appellante is

mr. Koorn-Harkema verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door

G.J. van Bussel.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Bij besluit van 24 september 2013, zoals na bezwaar gehandhaafd bij besluit van

16 december 2013 (bestreden besluit), heeft het college de aan appellante verleende uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) ingetrokken met ingang van 25 januari 2013 op de grond dat zij de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden en in verband daarmee een bedrag van € 7.778,93 van haar teruggevorderd.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit

niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat appellante het beroep niet tijdig heeft ingesteld. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het beroepschrift op 28 januari 2014 - en daarmee een dag buiten de beroepstermijn - is ontvangen. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing is.

3. In hoger beroep heeft appellante zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb van gt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. In artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een beroepschrift bij verzending per post tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

4.2.

Niet in geschil is dat de termijn voor het instellen van beroep in dit geval liep tot en met 27 januari 2014. Evenmin is in geschil dat het beroepschrift op 28 januari 2014, rond

07.00

uur, door Falk Post bij de rechtbank is bezorgd.

4.3.

Appellante heeft aangevoerd dat het beroepschrift tijdig door de rechtbank is ontvangen zoals is voorgeschreven in artikel 6:9, eerste lid, van de Awb . Zij heeft hiertoe betoogd dat het beroepschrift is bezorgd voor het openingstijdstip van de griffie van de rechtbank op

28 januari 2014. Deze beroepsgrond slaagt niet.

4.3.1.

Op 28 januari 2014 om 0:00 uur was de beroepstermijn verstreken. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat appellante het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend doordat dit eerst op 28 januari 2014 rond 07.00 uur is bezorgd. Appellante heeft naar voren gebracht dat de rechtbank ook bij indiening van het beroepschrift op

27 januari 2014 om 23:00 uur eerst op 28 januari 2014 daarvan zou hebben kennisgenomen. Die omstandigheid, brengt echter, anders dan appellante meent, niet mee dat de beroepstermijn moet worden geacht te lopen tot aan het tijdstip waarop de griffie van de rechtbank op 28 januari 2014 van het beroepschrift kon kennisnemen. Haar betoog leidt dus niet tot een ander oordeel dan dat waartoe de rechtbank is gekomen.

4.4.

Appellante heeft voorts aangevoerd dat zij het beroepschrift binnen die termijn ter post heeft bezorgd, nu zij het binnen de beroepstermijn heeft aangeboden aan Falk Post. Zij heeft betoogd dat om die reden het bepaalde in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb van toepassing is. Deze grond slaagt ook niet.

4.4.1.

Vaststaat dat Falk Post een koeriersdienst is. Naar vaste rechtspraak (uitspraak van

26 juni 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AE6080) kan een verzending per koeriersdienst niet worden aangemerkt als verzending per post, als bedoeld in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb . Deze bepaling, die een uitzondering vormt op de in het eerste lid neergelegde hoofdregel die van de ontvangsttheorie uitgaat, ziet uitsluitend op de conventionele wijze van postverzending zoals thans is geregeld in de Postwet 2009. Geen aanknopingspunten zijn aanwezig voor het oordeel dat voormelde rechtspraak met de invoering van die wet zijn gelding heeft verloren. Voorts geeft de omstandigheid, zoals door appellante naar voren gebracht, dat in het maatschappelijk verkeer veelvuldig gebruik wordt gemaakt van andere wijzen van postverzending dan in de Postwet 2009 is geregeld geen aanleiding voor een andersluidende oordeel.

4.5.

Appellante heeft verder aangevoerd dat de rechtbank de regels omtrent het indienen van beroep op te rigide wijze heeft gehanteerd. Zij heeft hierbij een beroep gedaan op artikel 6:11 van de Awb . Deze beroepsgrond slaagt niet.

4.5.1.

Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De enkele omstandigheid dat de rechtbank de wettelijke bepalingen heeft toegepast brengt niet mee dat het beroep op artikel 6:11 van de Awb slaagt. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs moet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. De gevolgen van het tijdstip waarop zij het beroepschrift heeft verzonden en de wijze waarop zij dit heeft gedaan komen voor haar rekening.

4.6.

Uit 4.1 tot en met 4.5.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal dan ook worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2016.

(getekend) F. Hoogendijk

(getekend) S.W. Munneke

HD

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature